Tag Archives: Benjamin Franklin

De richtmei

Vroeger, toen het geraamte van een huis, boerderij of schuur, hoofdzakelijk uit hout bestond, noemde men het optrekken van dit getimmerd gedeelte het richten.

De gebinten werden namelijk vooraf in elkaar gepast, goed verankerd met toognagels, om daarna rechtgezet te worden.  Dergelijke woningen konden gemakkelijk afgebroken worden en op een andere plaats heropgericht worden.  Om die reden werd een huis lange tijd als een roerend goed aangezien.  Pas toen de woningen in baksteen werden gebouwd werd het onroerend goed.  Wanneer het huis onder de kap was, plaatste men een boompje of een groene tak op de vorst van het dak.  Het planten van dit vruchtbaarheidssymbool gebeurde onmiddellijk na het richten van de daktimmer, vandaar dat men spreekt van de richtmei.  Ook nu bestaat dit gebruik nog.  Regelmatig verschijnen over dit gebruik foto’s in de plaatselijke weekbladen.  Hieruit blijkt het grote belang van de lokale dag- en weekbladpers als registrators van de levende volksgebruiken.  Het plaatsen van de mei ging gepaard met een richtfeest.  De werklieden werden door de bouwheer getrakteerd op bier, het zgn. pannenbier.  Oorspronkelijk was de richtmei bedoeld als vruchtbaarheidssymbool: het brengen van vruchtbaarheid en geluk voor mens en dier in het nieuwe huis.  Daarnaast kreeg het ook een geest verdrijvende en dus beschermende betekenis.  Om huis en hof te beschermen werden nog andere afweermiddelen aangebracht op het dak.  Een dergelijk beschuttend middel was de donderbaard of huislook (sempervivum tectorum = van de daken), de vetplant die blikseminslag voorkwam.  De Franse naam is dan ook “Joubarbe des toits” (van het geslacht Jovibarba). In het gedicht “Torrebrand” (maart 1863) gebruikt Guido Gezelle (1830-1899) de regel “Thor, dien men de donderbaarden placht te wijden op de daken,”.  Het werd opgenomen in zijn Liederen, Eerdichten en Reliqua (1880).  De donderbaard werd aangebracht over de gehele lengte van de dakvorst.  In werkelijkheid was het als winterharde en altijdgroene vetplant een goede beschermer tegen plots vuur vatten en daarmee een soort natuurlijke brandverzekering.  In het bijgeloof denkt men eerder aan bovennatuurlijk ingrijpen en heeft men minder oog voor oorzaak en gevolg.

Sint-Brandanus

Uit machteloosheid kon men beroep doen op de hemel en de heiligen.  De bliksemafleider werd pas uitgevonden door Benjamin Franklin in 1752.  Het duurde tot eind 18de eeuw vooraleer bij ons voor het eerst een bliksemafleider geplaatst werd op een kerktoren.  Het duurt altijd een hele tijd vooraleer een nieuwe uitvinding algemeen wordt toegepast.  Gewone woonhuizen hebben ook vandaag zelden een bliksemafleider.  In verstedelijkte gebieden rekent men op de bliksemafleiders op torens en op het platteland (ten onrechte!) op hoge bomen.  In België heeft de wettelijke verplichting aangaande bliksembeveiliging alleen betrekking op hoge gebouwen (K.B. 19 dec. 1997).

De heilige Brandaan of Brandanus werd op grond van zijn naam tegen brandrampen aangeroepen (vgl. de H. Blasius tegen de blaasziekten!).  In Vlaanderen is sinds het midden van de veertiende eeuw de Brandaandevotie aantoonbaar.  Hij werd gezien als schutspatroon tegen brand.  In de kerk van Onze Lieve Vrouw ter Potterie in Brugge is één van de altaren (1359) aan Sint-Anna en Sint Brandanus gewijd.  Hier verrichtten de Bruggelingen hun gebeden om van huisbrand gespaard te blijven.  Er werd zelfs een broederschap van Sint-Brandanus opgericht die de zorg voor het altaar op zich nam.  Er is een in 1648 gegraveerde koperen plaat overgeleverd waarop drie heiligen staan afgebeeld: Sint- Anna (als Sint-Anna ten Drieën) in het midden tussen Sint-Brandanus en Sint-Andreas.  Op deze koperen plaat, die diende om devotieprenten af te drukken, staat Sint-Brandanus afgebeeld met op de linkerhand een brandende kerk en in de rechterhand houdt hij als attributen de abtsstaf en een brandhaak.  Onder de afbeelding staat het volgende vers te lezen:

O heylighen Brandanus vrindt Godts verheven

Bidt voor alle bedruckte mannen ende vrauwen

Die in noodt des brandts u devotich aencleven

En met een vast gheloove in Godt betrauwen

De brandhaak behoorde tot de standaarduitrusting van het blusgereedschap (emmers, ladders).  Deze diende voornamelijk voor het neerhalen van de brandende dakbedekking (in de Middeleeuwen veelal stro) om het overslaan van het vuur naar de belendende percelen te voorkomen.  Een mooie afbeelding van een brandhaak treft men aan op de prent  “Prudentia” van Pieter Bruegel uit 1559 (L. Lebeer, Beredeneerde catalogus van de prenten naar Pieter Bruegel de Oude, Brussel,1969, p.102, nr.35).

Op 17 oktober 2001 werd door ons de richtmei geplaatst op de toenmalige uitbreiding van het Stedelijk Museum voor Volkskunde (Brugge) in de Rolweg.

Dit oude volksgeloof is natuurlijk al lang verdwenen.  Alleen de traktatie voor wie geholpen heeft bij de bouwwerken is gebleven.  Men is “onder dak”.  Het boompje of de tak worden tegenwoordig ook wel eens vervangen door een vlag aan een vlaggenstok.  Het gebruik van de richtmei kwam eertijds voor in heel Europa.

Willy Dezutter