Monthly Archives: december 2019

De vos eet de raaf op

In het Museum Magazine van de Stedelijke Musea van Brugge (1) wordt er een wandklok besproken uit het midden van de 18de eeuw met op de console een afbeelding van de fabel van de raaf en de vos.

De auteur omschrijft dat als volgt: “De vos overtuigt de raaf door gevlei om de kaas te laten vallen, vervolgens om de stinkende kaas terug op te rapen en eet dan de raaf, die naar beneden komt, op”.   Met die stinkende kaas (par l’odeur alléché/de verleidelijke geur) kunnen we het eens zijn maar verder is het toch even schrikken.  De versie waar de vos de raaf opeet, zijn we nog nooit tegengekomen.  We zullen hier niet heel de geschiedenis nagaan van die fabel van de Aesopus tot La Fontaine en ons beperken tot de meest bekende versie, die van Jean de La Fontaine zelf.  Dat is de tweede fabel in het boek van Jean de La Fontaine (1621-1695) dat voor het eerst werd uitgegeven in 1668 (2).

Le corbeau et le renard

Maître Corbeau, sur un arbre perché,

Tenait en son bec un fromage.

Maître Renard, par l’odeur alléché,

Lui tint à peu près ce langage:

Eh ! bonjour, Monsieur du Corbeau.

Que vous êtes joli ! que vous me semblez beau !

Sans mentir, si votre ramage

Se rapporte à votre plumage,

Vous êtes le Phénix des hôtes de ces bois.

À ces mots le Corbeau ne sent pas de joie;

Et pour montrer sa belle voix,

Il ouvre un large bec, laisse tomber sa proie,

Le Renard s’en saisit, et dit: Mon bon Monsieur,

Apprenez que tout flotteur

Vit aux dépens de celui qui l’écoute.

Cette leçon vaut bien un fromage, sans doute,

Le Corbeau, honteux et confus,

Jura, mais un peu tard, qu’on ne l’y prendrait plus

 

Wanneer we de laatste twee versregels vrij vertalen weten we precies hoe het eindigde:

De raaf, beschaamd en beduusd

Zwoer, wel wat laat, dat men hem niet opnieuw zou beetnemen.

Het stuk kaas valt uit de snavel van de raaf en de vos gaat er vandoor met de buit.  De vos laat de raaf, die hoog op zijn tak blijft zitten, met rust ! Voor één keer geen moord en doodslag in het bos waar normaal de één de ander opeet.  Wat een mooie schepping !

Willy Dezutter

1 Kristel Van Audenaeren, Een consoleklok met een vos van Jacques Minne, in: MB-Musea Brugge Magazine, jg. 38, sept. 2018, p. 34-35.

2 Jean de La Fontaine, Fables de La Fontaine, Le Corbeau et le Renard, tekst uitgegeven door Jean-Pierre Collinet, Fables, contes et nouvelles, Gallimard,  “Bibliothèque de la Pléiade”, 1991, p. 32.

IJdelheid is goud waard

IJdelheid wordt doorgaans beschouwd als een slechte eigenschap maar elke medaille heeft ook haar keerzijde.  Of moeten we zeggen: elke gouden munt heeft haar keerzijde.  De koper is blij en niet in het minst ook de verkoper.

Op 14 april 2019 overleed in Brugge Juliaan Taelman (1922-2019).  Hij was de numismatisch adviseur van het Gruuthusemuseum in Brugge.  Hij deed dat onbezoldigd en tegen onkostenvergoeding.  Hij had wel de toelating om die titel van numismatisch adviseur te gebruiken in zijn contacten met verzamelaars en numismatische verenigingen.  Van die prachtige collectie munten en penningen is nu niets meer te zien in het museum.  De museale verhaallijn is de stadsgeschiedenis geworden en alle collecties van de toegepaste kunst werden veilig opgeborgen. Zelfs de open haard van de eens zo geprezen “Keuken” werd leeggemaakt.  De Brugse geldmarkt was nochtans bijzonder belangrijk en er werd niet met knopen betaald (1).  Ook het overlijden van J. Taelman kende geen weerklank in museumkringen en zelfs in het Brugsch Handelsblad verscheen er geen artikel over hem.  Het is het lot van iemand die het (on)geluk heeft van bijna 97 jaar te worden.

We willen dat hier goed maken.  De ijdelheid of superbia is de hoogmoedige eigenliefde.  Het is het verlangen om belangrijker te willen zijn dan men is.  De vleierij is zijn beste metgezel.  Een klassieker om dit te illustreren is de fabel van de Franse schrijver Jean de la Fontaine (1621-1695) over “De raaf en de vos”.  De ijdele raaf hield een stukje kaas tussen zijn snavel maar de sluwe vos wist hem zo te vleien (complimenten over zijn mooie stem en mooie veren) dat hij hem verleidt om een lied te zingen.  De raaf laat het stukje kaas vallen en de vos heeft zijn prooi.  Deze fabel, die teruggaat op de Aesopus, werd ook al berijmd in de tweede helft van de dertiende eeuw in de Nederlandse Esopet met onze eigenste Reinaert de Vos in een glansrol (omgezet van het Middelnederlands in het Nederlands door Frits van Oostrum).  Liefhebbers van de Vlaamse canon mogen hier even verwijlen: de ijdelheid en pluimstrijkerij bestond in Vlaanderen al in de 13de eeuw (!) en dit lang voor de Slag der Gulden Sporen (1302).  Wij Vlamingen zijn fier op ons zelf.

De ene Van Maele is de andere niet

Michel Van Maele (1921-2003) was van 1947-1970 burgemeester van Sint-Michiels en van Brugge (1972-1977).  Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1976 werd zijn reputatie dusdanig geschaad dat hij niet opnieuw verkozen werd.  De overdracht naar Frank Van Acker (1929-1992) sleepte wat aan maar op 1 mei 1977 was de opvolging een feit.  Hij was nadien vooral actief in het bestuur van de voetbalvereniging Club Brugge en hij bleef ook een gedurfd ondernemer.

Iemand had hem al vroeg wijsgemaakt dat hij afstamde van Lodewijk van Male (1330-1384), graaf van Vlaanderen. Hij geloofde daar onmiddellijk rotsvast in.  Iedereen wilt tenslotte graag een adellijke voorvader of zelf van adel zijn of het proberen te worden.  Dat laatste kost in België zelfs weinig moeite.  Men kan het ook zelf aanvragen bij de Raad van Adel.  Vooral personen die niet helemaal zeker zijn of adelerkenning zal lukken, wagen die stap.  En heel dikwijls met goed gevolg, zeker wanneer men de voorzitter persoonlijk kent.   Michel Van Maele ging op zoek naar relicten van zijn illustere voorvader maar dat bleek niet eenvoudig.  Zijn kasteel stond nog wel in Male/Sint-Kruis  maar die pak bakstenen was toch ook niet meer zo zuiver op de graat (het werd in 1954 en later helemaal verbouwd en is in feite een kasteel voor nieuwe parvenu’s).  Maar er lonkte wel goud en zilver dat makkelijk (en verborgen voor de fiscus) kon aangeschaft worden.  Zo kwam hij in contact met de goed aangeschreven numismaat Juliaan Taelman die hem al eerder genealogisch advies had verstrekt.  Dat was een verstandige keuze.  Dat bleek in 1982 toen Taelman in stond voor de mooie publicatie “Munten en penningen in Bourgondisch Vlaanderen. Van Filips de Stoute tot Maria van Bourgondië 1384-1482”. Gruuthusemuseum, Brugge, 1982.  Aan zijn deskundigheid heeft nooit iemand getwijfeld.  Hij bezat thuis in zijn persoonlijke bibliotheek alle standaardwerken (zowel de oude als de nieuwe) over numismatiek.  Ik twijfelde ook nooit aan zijn mercantiele inzichten.  En zo gebeurde het dat hij verschillende gouden en zilveren munten van Lodewijk van Male of uit de regeerperiode van de graaf verkocht aan Michel van Maele.  De burgemeester kon zelfs handelen met voorkennis.

Het is de verdienste van toenmalig hoofdconservator dr. Valentin Vermeersch dat het munt- en penningkabinet van het Gruuthusemuseum niet verwaarloosd werd als een dood fonds en stelselmatig verrijkt werd met nieuwe aanwinsten.  Hij zij daarvoor geprezen (sinds hij met pensioen is, heeft niemand van de vorige en huidige museumdirectie dat al gedaan).  De aankoopvoorstellen, deskundig geadviseerd door J. Taelman, werden door de hoofdconservator uiteraard altijd eerst voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen.  Het dossier belandde dan na gunstig advies van de Schepen van Cultuur in het pre-college (de burgemeester en de stadssecretaris) en daarna in het officiële schepencollege op vrijdag.  Maar toen er een zilveren munt uit de periode van Lodewijk van Male te koop werd aangeboden, werd het dossier geblokkeerd door de burgemeester.  Het voorstel haalde het College niet.  Hij kocht de munt voor zichzelf voor de aangegeven prijs die voorkwam in het aankoopvoorstel !  Uiteraard een gunstig aanbod want de Dienst Musea ging nooit overdreven boven de prijs.  Het ging immers om belastinggeld.  Dat systeem van Michel Van Maele zal door hem ook wel eens zijn toegepast bij het verwerven van onroerend goed, denken we dan en passant.  De munthandel is ook nu nog zeer lucratief.  Op een gouden munt uit 1360 staat Lodewijk van Male zelf afgebeeld als ruiter te paard.  Zo’n gouden rijder kost nu in de gespecialiseerde munthandel al gauw 3.750 euro.  Het is een museumverhaal als een ander maar dan wel uit het echte leven gegrepen en niet over de schone schijn van de uitstraling van de kunstwerken.  Zoveel uitstraling dat men het zou durven verwarren met radioactiviteit.

Wanneer de beminnelijke Juliaan (die op Sint-Kruis woonde in de Schaakstraat) mij zag op straat (want ik woon sinds 1973 ook in Sint-Kruis), ging hij direct in de remmen en sprong hij uit zijn Mercedes E klasse om met mij een praatje te kunnen maken.  Het vraagstaarten van de oud-rijkswachter kon dan beginnen.  Hij bracht daarbij zichzelf en het andere verkeer in gevaar.  Maar het streelde mijn ijdelheid (…).   Hij was een groot mensenkenner.  Nooit zou hij je verteld hebben dat je afstamde van Karel de Grote.  Karolingische munten kon hij moeilijker slijten.  Maar je rechtstreeks laten afstammen van Lodewijk van Male… dat behoorde wel tot de mogelijkheden.

Willy Dezutter

1 Voor de Brugse geldmarkt tijdens de middeleeuwen, zie: Jan Dumolyn en Andrew Brown (red.), Brugge. Een middeleeuwse metropool 850-1550, uitgever Sterck & De Vreese, z. p., 2019, pp. 200-207.