Category Archives: Varia

Afscheid van Jaak Fontier (1927-2017)

Het leven is eindig en de dood is onlosmakelijk verbonden met het leven.  Een leven lang dient men zich in te spannen om dat leven zinvol te maken.  Niettegenstaande de vaststelling dat de dood even essentieel is als het leven zelf, ervaren wij haar bijna altijd als absurd.  We worden geboren om te sterven, maar het is de kunst om de juiste levensfilosofie te vinden om te ontsnappen aan de absurditeit van het bestaan.  Jaak Fontier, die we hier gedenken, vond de oplossing in de zen-filosofie, die hij als vrijzinnig-humanist ook wist te concretiseren in de vrijmetselarij.  Zoiets is alleen mogelijk in de adogmatische vrijmetselarij van het Grootoosten van België waartoe hij behoorde. Deze strekking geeft alle ruimte aan de individuele opvattingen omdat het geen dogma’s oplegt of het denken onderwerpt. Men mag zich bewust zijn van zijn aanwezigheid in de kosmos maar men hoeft zich daarvoor niet irrationeel beginnen te gedragen.  In de stoïcijnse levenskunst is er geen plaats voor irrationele gedachten.  Over de zen-filosofie schreef Jaak in 1975 een goed boek onder de titel “Zen, maan en sterren” en zijn zen-teksten verschenen in 1977 in het tijdschrift “Yang”. Afwezigheid van vrees voor de dood en de goden werd ons al geleerd door de Griekse filosoof Epicurus (in de derde eeuw vóór onze tijdrekening), in zijn uitspraak “De dood gaat ons niets aan”, om te onderlijnen dat het leven belangrijk is om geleefd te worden. Uit de vrees voor de dood en de goden is de religie ontstaan en die komt onze gemoedsrust enkel verstoren.  Die onrust is geheel onnodig.  Het is onzinnig om de dood te vrezen want “zolang wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood gekomen is, zijn wij er niet meer” wist Epicurus.

Jaak Fontier, de kunstkenner

Jaak was een kunstkenner in de breedste zin van het woord.  Hij is vooral bekend geworden als kunstcriticus in het domein van de plastische kunsten, maar hij was ook een kenner van de dichter Hölderlin en schreef zelf gedichten.  Hij beoefende vooral het genre van de haiku’s.  Als kunstcriticus was hij een pionier van het ondersteunen van de avant-garde.  In Brugge was hij in 1956 medestichter van de legendarische culturele vereniging “Raaklijn”, waarvan hij nauwgezet het archief bijhield.  Tussen 1968-1974 hielp hij in Brugge bij het opzetten van de drie Triënnales die pas sinds kort een revival kennen.  Hij werd een onbetwiste kenner van de abstracte kunst en publiceerde een groot aantal monografieën over vooral geometrisch abstracte kunstenaars, zoals Luc Peire (1984), Gilbert Swimberghe (1997), Renaat Ramon (1997) e.a.  Hij wijdde ook een hoofdstuk aan Sylvère Declerck in de monografie die verscheen in 1998.  Jaak was ook zeer actief in het verenigingsleven.  We denken hier aan het Vermeylenfonds waar hij dit jaar nog publiceerde in het kwartaaltijdschrift; zijn rol in de Vereniging voor Westvlaamse Schrijvers waar hij enkele VWS-cahiers schreef en meewerkte aan het Lexicon van West-Vlaamse Kunstenaars.  We herinneren hem ook als de zeer loyale secretaris van de Vrienden van de Brugse Musea toen we als conservator constructief samenwerkten.  Ook de toegepaste kunst weerhield zijn aandacht.  We denken hier aan zijn boek over “Keramiek in Vlaanderen” over hedendaagse keramisten en hun werk.  Zijn veelzijdigheid en werkkracht is fenomenaal want men zou bijna vergeten dat hij ook een zeer gewaardeerde leerkracht was.  Zijn pedagogische kwaliteiten kwamen ook tot zijn recht in de talloze voordrachten die hij gaf.  Zijn zorgvuldigheid spreekt uit het feit dat hij in 2006 werkstukken en handschriften van zichzelf deponeerde in het Letterenhuis in Antwerpen.  Ik herinner hier aan een quote van Jaak: “Herinneringen aan doden verdringen die aan de levenden”. Die nuchterheid sprak ook uit zijn teksten.  Eén van de weinigen die op een verstaanbare wijze kon schrijven over kunst, ook abstracte kunst.  Rationaliteit als de grondslag voor niet-zweverige kunstbeschouwing.

Willy Dezutter, ereconservator Stedelijke Musea, Brugge (16.3.2017)

(tekst voorgedragen op de afscheidsplechtigheid van Jaak Fontier op 21 maart 2017 in de aula van het crematorium Blauwe Toren te Brugge)

De onweegbare zaken van de politiek

De Romeinse keizer Augustus (63 v.o.t. – 14.o.t.) was één van de belangrijkste politici uit de geschiedenis.  En toch was Augustus behoorlijk bloeddorstig.  Deze opvolger van Caesar liet duizenden Romeinen vermoorden.  Hun hoofden werden afgehakt en aan het Forum Romanum gespijkerd, terwijl hun lichamen in de straten bleven wegrotten.  Ik verzin dat niet.  Men kan het allemaal nalezen in de jongste biografie die de Britse historicus Adrian Goldsworthy over Augustus schreef.  In zijn bekend traktaat “Il Principe” (De Heerser, dat overigens postuum verscheen) schreef de beroemde Italiaan Niccolò Machiavelli (1469-1527) aanbevelingen die bestemd waren voor heersers.  Een deugdzaam heerser moet volgens hem onder meer over de sluwheid van een vos beschikken.  Hij moet valstrikken doorzien en aanvoelen wat het volk wil.  Dat eerste is een kwaliteit, het tweede is plat populisme.  Zo maakt men tegenwoordig van oorlogsvluchtelingen voor het gemak economische gelukzoekers.  Het doel heiligt de middelen.  Gesteld voor de keuze om geliefd te zijn of gevreesd zou een prins er steeds voor moeten kiezen om gevreesd te zijn.  Zo luidt de stelling van Machiavelli.

Sylvère Declerck was tijdens zijn burgemeesterschap van Blankenberge (1986- 1994) geen machiavellistisch politicus maar iemand die rekening hield met de ethische aspecten van het ambt.  Hij verloor dus nooit zijn onschuld.  De moraal bleef de boventoon voeren en daarin vond het gebroken woord geen plaats.  Tegenwoordig heeft men het veel over een kibbelkabinet wanneer in een regering de verschillende coalitiepartners elkaar proberen vliegen af te vangen.  In Blankenberge was er niet alleen een “kibbelcollege” maar bleek eens te meer dat je vijanden ook in je eigen partij kunnen zitten. “Een man die zich altijd en overal goed betoont, gaat noodzakelijk te gronde te midden van zovelen die niet goed zijn” (Machiavelli, De Heerser, XV, 1).  De micropolitieke schaakspelletjes en intriges komen niet alleen in politieke fictiereeksen voor, zoals de tv-series House of Cards en The West Wing.  Het is ook werkelijkheid binnen de brutale regels van de politiek.  Maar de minst subtiele dwarsligger was de eerste schepen, lid van een andere partij, maar die niet ontvankelijk bleek voor het geschonken vertrouwen.  Dat voortdurend ruzie maken staat mijlenver van de open debatcultuur die ooit gepropageerd werd.  In Blankenberge werd de burgemeester vooral belaagd door een zelfverklaarde schaduwburgemeester die zijn taak als eerste schepen vooral zag als een opstapje naar toekomstige ambities.  Eigenlijk lijdt men dan aan een identiteitscrisis.  Hij wilde al voortijdig op de burgemeestersstoel zitten en handelde steevast als mentale saboteur.  Er vielen daarbij vele kleine kantjes te bespeuren die we nog kennen van andere gelegenheden.  Te pas en te onpas op de foto willen staan valt dan nog onder de categorie infantiel gedrag.  Ooit hadden we op het stadhuis van Brugge een protocolchef (die daar nooit werd op aangesproken) die zich bij officiële ontvangsten in alle bochten wrong om toch maar bij de groten der aarde op de foto te kunnen.  Bij publicatie in de lokale media vroeg iedereen zich af wie die belangrijke persoon toch wel kon zijn.

Het machiavellisme is een term uit de staatkunde die ook gebruikt wordt in de psychologie. Dat gaat over het gedrag van mensen maar heeft ook te maken met persoonlijkheid, temperament en karakter.  In het Voorlopig Bewind, dat bij de Onafhankelijkheid in 1830 het roer in ons land overnam, zaten zowel Louis de Potter als Alexandre Gendebien.  Vrienden die rivalen werden.  Die twee verziekten eveneens de sfeer met hun kleingeestigheden.  In de vergaderzaal stonden stoelen en één fauteuil.  De Potter, die de leider wilde zijn, kwam soms een uur te vroeg naar de vergadering om toch maar zeker te zijn om op de fauteuil te kunnen zitten.  Gendebien, die dezelfde ambitie koesterde, plaatste op de gemeenschappelijk genomen besluiten, zijn handtekening boven die van De Potter.  Zijn handtekening stond dus tussen de tekst en de handtekening van De Potter.  Met de wraakgevoelens en de gekrenkte eer van het Nederlandse vorstenhuis zou men nog kennis maken in 1831.  Tijdens de Tiendaagse Veldtocht werd het Belgisch Leger verslagen.  Men vond toen oranjekleurige officierssjerpen die afkomstig bleken van Belgische officieren.  Die hadden zich in het geniep al voorbereid op een wisseling van kamp!

Over persoonlijkheidstrekken kan men verschillend denken.  Daarachter gaan de onweegbare zaken van de politiek schuil.  In dit boek doet Sylvère Declerck niet alleen verslag over het reilen en zeilen van de gemeentepolitiek maar schetst hij ook de persoonlijkheidsstructuur van zijn onverwachte opponent.  Het gaat over feiten en het kleinmenselijke in de lokale politiek.  Het is geen fictie dus diende het niet episch aangezet te worden.  Zijn filosofische bespiegelingen maken het dan weer geldig voor heel het domein van de landelijke politiek.  In essentie is het een pleidooi om een fatsoenlijk mens te worden en te blijven.  Hierin herkennen we de pedagoog in hem die redelijkheid en rechtvaardigheid nastreeft.  Hij schreef het boek niet uit ressentiment en blijft ondanks de verbijstering bijwijlen zeer mild.  Sylvère Declerck was geen Caesarmoordenaar en er is in Blankenberge nooit zoveel bloed gevloeid als in de tijd van keizer Augustus.  Het gaat wel over een, door de tegenpartij, te vroeg ingezette machtsstrijd met als wraakmiddel de constante vernedering.  Het boek handelt niet over bandeloosheid dus zal men te vergeefs op zoek gaan naar een Cleopatra.  Er pleegt ook niemand zelfmoord met een slangenbeet. “Ik trof Blankenberge aan in baksteen en liet het na in marmer” (vrij naar Augustus).  Dat moest kost wat kost vermeden worden vond een vermeend bestuurder die al vroeg verpopte tot aartsrivaal en daarmee het principe van de loyaliteit verloochende.  Het bestuursakkoord lag al aan diggelen nog voordat men van start ging.  Wanneer men samen aantreedt in een bestuur blijft men loyaal gedurende de hele legislatuur, zowel binnen als buiten de vergadering.  Bij nieuwe verkiezingen kan men elkaar weer bekampen maar ook dan gaat men niet meer tot het uiterste.  Bijna iedereen weet dat, maar niet iedereen komt op de gedachte.  Bij FC Barcelona is er een speler, die voordat hij van club veranderde, al drie keer werd geschorst omdat hij een tegenstander had gebeten !  Toch wordt hij omschreven als een aardige jongen.  We blijven nog even in de wereld van het voetbal.  Bij een transfer van een voetballer is het mogelijk dat hij de volgende keer tegen zijn voormalige club moet uitkomen.  Dat kan verwarrend zijn voor de supporters en de speler wordt misschien op het veld uitgefloten iedere keer wanneer hij de bal aanraakt, maar wanneer hij zich in de laatste wedstrijd bij zijn vorige club maximaal bleef inzetten treft hem geen blaam.  Een voetballer kan als loyaal beschouwd worden als hij oprecht verdrietig is bij degradatie van zijn club.  Men is pas een slechterik, ook in de politiek, wanneer men zijn laffe plannen verbergt achter een schijn van eerlijkheid.  Verraad kan men nooit als een deugd beschouwen; zij is altijd lafhartig, ook als zij de rechtvaardige zaak dient.

Willy Dezutter, ereconservator, Brugge

Het boek van Sylvère Declerck, Een burgemeester-kunstenaar en het verdriet van Blankenberge, werd uitgegeven door uitgeverij Groeninghe, Kortrijk, 2016, 272 pp.

De herder en de manager

Een herder hoedt zijn kudde schapen op een ver en verlaten veld als hij een splinternieuwe Jaguar F – type coupé in een stofwolk ziet naderen.

De bestuurder, een man elegant gekleed in een pak van Versace, schoenen van Prada, een zonnebril van Fendi en een sjaaltje van Hermès, stopt en leunt uit het raam.

“Als ik jou precies vertel hoeveel schapen jij hebt, krijg ik er dan eentje van je?”, vraagt hij aan de herder.

De herder kijkt de yup aan en zegt: “Akkoord, waarom niet”.

De yup zet onmiddellijk zijn Apple MacBook Pro 13 MD101 op schoot en verbindt deze via bluetooth met zijn gesofisticeerd mobieltje.

Hij maakt een UMTS-verbinding met het internet, surft naar een website van NASA en selecteert een navigatiesysteem om zijn exacte positie te bepalen.

Hij stuurt vervolgens de data naar een andere satelliet van NASA, die het hele gebied scant en hem een ultra scherpe foto stuurt waarbij Google Earth compleet verbleekt.

De yup opent Adobe Photoshop (de CC 2014 cloudversie) en stuurt de foto naar een laboratorium in München, dat hem na enkele seconden een email stuurt op zijn PilotPalm met de bevestiging dat de foto is bewerkt en opgeslagen.  Via een ODBC-connectie maakt hij verbinding met een MS-SQL database en in een spreadsheet van Excel met honderden ingewikkelde formules laadt hij alle data via de email van zijn iPhone 6.

Na enkele minuten genereert het programma een antwoord van 120 bladzijden in kleur en de yup drukt deze af op zijn mini HP-laserjet.

Of het allemaal klopt weten we niet maar alles was in ieder geval highbrow en de bedrijfskritische data werd veilig opgeborgen bij Interoute Datacenter.

Interoute Belgium nv in Zaventem: from the ground to the cloud.

Hij kijkt de herder aan en zegt: “ Je hebt exact 136 schapen”.

“Dat klopt” zegt de herder, “je mag dus een schaap uitzoeken”.

De yup stapt uit, zoekt een dier uit en doet hem in de koffer van zijn auto.

Dan zegt de herder: “Luister, als ik jouw beroep raad, geef je dan mijn dier terug?”.

De yup denkt even na en zegt: “Akkoord, waarom niet?”.

De herder zegt: “Jij bent een manager”.

“Ongelooflijk”, zegt de yup, “Hoe weet je dat?”.

“Dat is niet zo moeilijk”, zegt de herder.

“Je verschijnt terwijl er niemand daarom gevraagd heeft, je stelt een vraag waarop niemand zit te wachten en je wilt betaald worden voor een antwoord dat ik al weet. Bovendien begrijp je niks van mijn werk.  Dus geef mijn hond terug!”

Willem van Roodebeke

Brugge, 2014.

 

De kleren maken de man: de chef van de verlichting dwaalt als een clochard door Brugge

Tussen twee regenbuien door wandelde Willem met zijn vriend Sylvère Declerck op de Brugse Vesten op zoek naar een geschikte plaats voor zijn vogelproject “Sylver Birds”.  Sylvère is niet alleen de ereburgemeester van Blankenberge maar bleef ook steeds actief als kunstenaar.  Daarover schreef hij trouwens een onthullend boek onder de titel “Een kunstenaar in de politiek” (2006), een zedenschets over het politiek bedrijf in zijn gemeente en de daarbij ondervonden tegenstand van partijgenoten en een sluwe liberale coalitiegenoot.  De Brugse journalist Hedwig Dacquin had dit boek eerst van voor naar achter en onmiddellijk daarna van achter naar voor in één ruk uitgelezen om prompt de Zweedse Academie attent te maken op een mogelijke Nobelprijswinnaar.  Zeggen we dat er met ingang van heden weer twee kandidaten zijn.  Twee Nederlandstalige Belgen en geen onbekende Mexicaan of een godvergeten Roemeen.  Maurice Maeterlinck, de enige Belg die tot op heden de Nobelprijs voor Literatuur verwierf in 1911, was weliswaar geboren in Gent maar schreef in het Frans !  In 1932  kreeg Maurice ook de titel van “graaf” zo’n beetje als die andere Maurice die deze titel kreeg omdat zijn broer hem reeds had: Maurice en Leopold Lippens.  De ene, grote baas van wijlen Fortis, en de andere, burgemeester van Knokke-Heist waar men op een zomerdag de meeste parvenu’s van het land tegenkomt.  De jongste tien jaar is graaf Sylvère weer zeer actief op de kunstscène en een mooie synthese over zijn schilderstalent treft men aan in de monografie die verscheen in 2009 van de hand van ereconservator Willy Dezutter.  Als plastisch kunstenaar verbreedde hij zijn denkbeelden door een aantal reliëfs te ontwerpen die nu nog altijd een aantal nissen sieren in de Molenmeers te Brugge, waar hij woont.  In het kader van Brugge Culturele Hoofdstad van Europa werden die metaalwerken in 2002 officieel ingehuldigd door burgemeester Patrick Moenaert in aanwezigheid van intendant Hugo De Greef en de commentaar bij de werken werd verstrekt door conservator Willy Dezutter, die bekend staat om zijn welsprekendheid.  De kunstenaar trakteerde nadien op Brugs tarwebier in de stemmige museumherberg “De Zwarte Kat”.  Toen was dat nog een bloeiende herberg met de mascotte Aristide, de meest gestreelde poes van Brugge.  Wel viel het iedereen op dat de conservator niet in zijn gewone doen was.  Hij had zich gehaast van de Dyver naar de Molenmeers voor de rondleiding langs de kunstwerken maar was wat aangeslagen door het plotse overlijden van zijn collega Patricia Vansummeren, de conservator van het toenmalige Volkskundemuseum uit Antwerpen.  Zij was slechts 43 jaar en had zelfmoord gepleegd.  Zij bezweek onder de werklast en vooral het pestgedrag van haar bazen.  Dat laatste werd onomstotelijk vastgesteld.  De conservator kwam van een vergadering bij de museumdirectie waar dit overlijden ter sprake kwam en luchthartig werd weggelachen door M.S. en W.R. , een duo dat nooit heeft uitgeblonken in mededogen.  Toen de eerste vertrok uit het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam heeft men de vlag uitgestoken en over de tweede werd verteld “dat hij omhoog gevallen was bij gebrek aan zwaartekracht”.  Hij kwam uit het kabinet van de zwaar overroepen Antwerpse Schepen van Cultuur Eric Antonis, waar hij volgens eigen zeggen kabinetschef was geweest, maar in de officiële stukken staat museumsecretaris. Een bevoegde ambtenaar op het Brugse Stadhuis zei altijd lachend “We zijn nog altijd op zoek naar zijn universitair diploma”.  Intussen is W.R. weer vertrokken naar Antwerpen omdat hij Manfred wantrouwde bij de kunstaankopen.  M.S. is er in geslaagd om in zijn eentje de musea van Brugge op alle vlakken kapot te maken maar in plaats van zijn tijdelijk mandaat niet te verlengen heeft men hem beloond met een vaste benoeming !  Nu het te laat is, begint men wat puin te ruimen.  Het heeft nare gevolgen voor hem gehad: hij is beginnen beven en stotteren.

Het woord vogelproject kan aanleiding geven tot misverstanden vandaar een woordje uitleg.

Sylvère zat al een heel tijdje te broeden (zoals vogels dat ook doen) op een groots kunstproject, een project van zo’n omvang en originaliteit dat geheimhouding aangewezen leek.  Hij ontwierp een prototype van een vogel die in feite duizendvoudig zou moeten neerstrijken ergens te velde of op een plein.  De eerste twaalf exemplaren waren nu af en een voorstelling aan de pers drong zich op.  Zo belandden beiden op de Vesten van Brugge, een mooie groene gordel op de stadswallen.  De kennersblik ontwaarde hier en daar een zitbank die verkeerd georiënteerd stond en te veel hoge bomen die het zicht op de Gentpoort ontnamen, maar anderzijds ook prachtige plekjes waar die presentatie zou kunnen plaatsvinden.  Zelfs de Conzettbrug (geschenk aan de Brugse bevolking 2002) droeg hun goedkeuring weg.  Goed geluimd vervolgden zij hun wandelweg (herberg “Het Visioen” was nog niet open) en zo belandden ze in een tearoom in de Katelijnestraat.  Voor koffie, ijs en chocolade: Brugge zij geprezen.  Als publieke figuren worden ze op straat algemeen gegroet, ja men springt zelfs van de fiets met de vraag “Geen nieuws in de wereld van kunst en cultuur ?” (Dat betekent in feite: “Is er ergens ruzie in de musea ?”)  Men weet dat Willem doorgaans goed geïnformeerd is en men zou zelfs een been breken om te kunnen vernemen welke schurkenstreken er nu weer gebeurd zijn.  Maar die eer valt niet alleen hem te beurt.  Plots moesten de heren op straat halt houden voor twee dames die het op Sylvère gemunt hebben.  De ene haalt uit haar tas het pas aangekochte boek “Een kunstenaar in de politiek”, aangeschaft bij boekhandel De Meester.  Ze waren immers reeds op de Dijver aanbeland.  Het waren twee zusters (de andere ging ook nog een exemplaar van het boek aanschaffen !) en ze praatten honderduit terwijl Sylvère braaf veinsde mee te zijn met het verhaal.  Na het afscheid viel hem te binnen dat het de dochters waren van de kunstschilder Leo Van Paeme, wiens atelier in de Zomerstraat hij nog had bezocht.

Zijn burgemeestersportret in olieverf op het stadhuis van Blankenberge is trouwens van de hand van Leo Van Paemel.  Niet alleen werden ze aangesproken (of keken naar de andere kant of doken een portaal binnen) maar het kon ook in omgekeerde richting: het zelf uitbundig groeten van een passant die men dikwijls in geen jaren meer had gezien.  Zo staan ze in de Steenstraat plots oog in oog met een heer van stand: Paulus L., burgerlijk ingenieur en oud-hoofd van het energiebedrijf EBES (later Electrabel) in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen het Sint-Annakwartier en meer speciaal de Jeruzalemkerk voor een zacht prijsje moesten verlicht worden werd dat dank zij P.L. gesponsord door EBES, toen de grote leverancier van elektriciteit.  Er waren zelfs avondwandelingen ingericht door de inmiddels stilletjes ter ziele gegane Kulturele Kring Sint-Anna.  Hun laatst verschenen nummer van het tijdschrift “’t Schrijverke” verscheen zonder de mededeling dat het een laatste nummer betrof en men liet de leden aan hun lot over.  Exit de laatste stedelijke Heemkundige Kring.  Ook Sylvère was in z’n nopjes met deze ontmoeting want hij kon ter geruststelling mededelen dat hij goed zijn broer gekend had, namelijk deken Jozef L. uit Blankenberge. Zijn broer was pastoor van Sint-Rochus in Blankenberge en de eerste deken van de dekenij.  Wereldlijk en kerkelijk bestuur hadden natuurlijk wel eens iets te bespreken.  Nu was Paulus al altijd goed vertrouwd met de geestelijkheid want de onderpastoor van Sint-Anna was zijn neef Jan Verfaillie, tevens de stuwende kracht van het Kantcentrum waar Willem lid was van de algemene vergadering en examinator kunstgeschiedenis voor de “monitricecursus”, samen met kantlerares Martine Bruggeman die het soms lange wachten aangenaam maakte door haar verleidelijke uiterlijk als knappe blondine !

Jan Verfaillie rookte pijp, liep wat slordig gekleed en had als bijnaam “de kinnebak”.  Véronique De S., toen spilfiguur in het Kantcentrum, maar later werkzaam in de Dienst Musea was ook zijn nichtje.

Toch wel een typisch Vlaams verhaal over bevoordelen van neven en nichten en het wijdvertakte netwerk van de geestelijkheid.  Met Jan Verfaillie (1923-1990) kon Willem goed opschieten en hij zei eens over hem: “Ik begrijp dat er mensen zijn die een beetje minder christelijk zijn”.  Dit wees op tolerantie ten opzichte van niet-katholieken.

Het was de tijd dat het heel langzaam begon door te dringen dat niet iedere Vlaming ipso facto een stamboomkatholiek hoefde te zijn. Het zelfstandig nadenken werd nog wel als gevaarlijk beschouwd maar wanneer het pas laat ontdekt werd bleef broodroof uiteindelijk toch achterwege. Zolang “paster” Verfaillie rondzwierf op Sint-Anna en daar bergen verzette was hij gezond en gelukkig.  Maar hij nam te veel initiatief en werd te populair.  Toen besloot de bisschop in al zijn wijsheid om hem pastoor te benoemen in Sint-Andries.  Weg van het volkse Sint-Anna naar het burgerlijke Sint-Andries.  Het was hem aan te zien, hij liep plotseling rond in een mooi grijs pak (want hij bleef naar zijn geliefd Sint-Anna afzakken) en… weinige jaren later was hij dood.  Het is duidelijk dat Paulus L. al die goede werken uitvoerde op aandringen van Jan Verfaillie.  Vriend L. is inmiddels de 80 jaar gepasseerd en sinds het overlijden van zijn vrouw woont hij alleen.  Het viel op hoe helder hij redeneerde en hoe intact zijn geheugen was.  Geen zweem van dementie viel er te bespeuren zodat hij in het volle besef moet leven met alles dat er rondom hem gebeurt.  Wel schijnt zijn dochter in Brugge te wonen, zo wist hij toch zelf te vertellen.  Toch durven wij dit laatste sterk te betwijfelen.  Hoewel geen van ons beiden het durfde om een opmerking te maken hadden we zintuiglijk reeds vastgesteld dat er wat aan Paulus scheelde.  Een bijzonder indringende urinegeur en een broek die stijf stond van het vet deden het ergste vermoeden.  Hij moet dringend in bad maar zal dat waarschijnlijk niet meer overleven.  Op zijn gezicht was er ernstige korstvorming en aan zijn kin kon men zien wat hij de laatste dagen had gegeten.  In ieder geval een gerecht met een gele kleur.  De boord van zijn oorspronkelijk witte hemd was onherkenbaar zwart en vertoonde ezelsoren met bruine randen.  In feite was hij van onder tot boven ten gevolge van een haperende waterleiding bevuild geraakt.  Zijn “zuil” moet er dringend werk van maken om hem te verzorgen want anders zal hem dat nog noodlottig worden.  De pluimen maken de vogel.  Verdere onderzoeksjournalistiek heeft uitgewezen dat zijn dochter daadwerkelijk onderwijzeres is in Brugge en dat hij zelfs nog een zoon heeft die dokter is in het Sint-Lucasziekenhuis van Brugge.  Met deze laatste is hij wel niet meer on speaking terms.  Onze informant wist ook nog te vertellen dat hij twee huizen bezit in Blankenberge.  Dus toch het verhaal van de vrek, een zuinig persoon met mogelijk veel geld ?  “De vrek of gierigaard is immer bezorgd om zijn bezittingen en verdenkt iedereen ervan een dief te zijn, zelfs zijn eigen kinderen” (Molière).  Het afscheid verliep hartelijk, maar wel zonder een “tot weerziens”.

Een wandeling met een mix van natuur en vergane cultuur.  De voormalige baas van de verlichting dwaalt nu in de duisternis op zoek naar de vergane glorie van de sunlight-zeep als Paulus de lantaarnaansteker.  Ook de bruine zeep had een ijzersterke reputatie maar wordt in Brugge steevast groene zeep genoemd.  Koffiegruis en wit zand waren dan weer goed om de vloer te schuren, de blauwe schorren, maar zo’n harde aanpak wensen wij voor Pol niet voor te schrijven.  Jammer dat hij niet meer dusdanig werkzaam is, zodat hij voor ons geen feeërieke verlichting bij nacht voor de Sylver Birds kan verzorgen.

Willem van Roodebeke

Een megalomaan project

Hoogmoed komt voor de val

De hybris-gedachte was Karl-Heinz bekend als veelvoorkomend thema in het Griekse denken.

De vermetele overmoed van een mens die in eigenwaan verstrikt en verblind, zich door niets of niemand een halt wenst te laten toeroepen.  In de Griekse mythen werd die ongebreidelde heerszucht door de goden meedogenloos afgestraft.  Karl-Heinz was op Rosenmontag heer en meester op zijn zonnewagen maar zou hij het aankunnen een nieuwe Icarus te worden ?   Nieuw in de zin van een veroveraar van het luchtruim die niet in zee zou storten?

Zou hij zijn eigen ongeluk veroorzaken door het overschrijden van een grens of norm?

Maar door verblinding getroffen merkte hij niet dat hij zijn eigen ondergang tegemoet ging.

Zoals veel mensen dacht hij dat de mol blind is maar dat is niet zo.  Een mol kan enkel heel slecht zien.  Zijn ogen zijn zo klein als speldenknopjes met een diameter van slechts één millimeter.  En ook zijn vacht zit ervoor.  Hij heeft ook iets menselijks.  In de herfst en winter legt hij voedselvoorraden aan.  Daarvoor bijt hij de kop van de regenwormen af, zodat ze verlamd raken.  Zijn amulet de mollenpoot zou Karl-Heinz dus geen bescherming kunnen bieden tegen de verblinding.  Het principe van de similia similibus zou hier kunnen falen.  Zoals bidden bij het beeld van de Heilige Blasius omdat die vereerd wordt tegen de blaasziekten.  Of speenkruid eten ter bestrijding van speen, zoals Winifred De Beer die dat deed op aanraden van wethouder Pierre Van Doorn.  De vrouw van Van Doorn, die veel afwist van kruiden omdat ze samen regelmatig aten in het restaurant “De Herborist”, was eigenlijk op dat idee gekomen.

Maar waarom zou men geen kathedraal kunnen herbouwen wanneer beschaafde naties zoals Nederland er in slaagden om eerst de zee te bedwingen en vervolgens, uit verveling en om de boel draaiende te houden, die zee wensten in te polderen?

Aan de lopende band worden plannen gesmeed om Nederland naar het westen uit te breiden.

Bouwen in de Noordzee is de natte droom van menige megalomaan politicus en bouw- en baggerbedrijf.

Zo bestaat er een plan om de gehele Noord- en Zuid-Hollandse kust drie kilometer uit te breiden naar het westen en voor die nieuwe kust een eiland met een vliegveld erop te bouwen.

De miljarden euro die hiermee gemoeid zouden zijn vloeien natuurlijk direct in de zakken van de Nederlandse bouw- en baggerbedrijven.  Tenminste indien men een protectionistische politiek wenst te voeren en de wet op de Europese openbare aanbesteding kan omzeilen.  Maar mag zoiets wel in een land met een gereformeerde onderstroom ?  Kan men een zee inpolderen in zes dagen, de tijd die de Schepper volgens hen nodig had om heel de wereld te scheppen uit het niets ?  Hoe dan ook zullen deze bouwfirma’s en baggerbedrijven kunstmatige hoge offertes leveren en dan voor de juiste politicus of ambtenaar gratis een tuinhuis, veranda, of zwembad bouwen.  Ook zullen die projectontwikkelaars ruim het budget overschrijden naar het voorbeeld van nieuw te bouwen voetbalstadions en de getolereerde megalomanie bij de organisatie van Olympische winterspelen.

Die bouwzucht stond Karl-Heinz voor ogen toen hij in het museum oog in oog stond met het interieur van de verdwenen Sint-Donaaskathedraal op het schilderij van “De Madonna met Kanunnik Joris Van der Paele” van Jan Van Eyck, de voornaamste exponent van de Vlaamse Primitieven. In een visioen werd hem duidelijk gemaakt dat hij moest leren om “in het groot te denken”.  Het provincialisme ontstijgen en zeer belangrijk, bij het herbouwen van de kathedraal viel er geen erosie te duchten door de constante zeestroming.  Een land waar elke zaterdag en zondag het veldrijden, de topsport bij uitstek, centraal staat op alle denkbare tv-zenders moest ook vatbaar zijn voor luchtfietserij.

Hij zou de Noorderburen dwingen om de schaatsen aan de wilgen te hangen.

Willem van Roodebeke

De loyale lakeien

Bij de meeste mensen is de lafheid de oorzaak van hun deugd.

Ook Pierre van Doorn, per ongeluk beland op de stoel van de wethouder voor culturele zaken van een middelgrote cultuurstad, koesterde die levenshouding.

Zijn ambtenaren, maar ook die van alle andere departementen, blonken uit in onderdanig en volgzaam gedrag.  Het is een algemene karaktertrek.  Slachtoffers met respect voor hun beulen.  Bruno de Wolf genoot zodanig van die vernederingen dat hij er zijn hele carrière aan ophing.  Na zijn zesde overplaatsing en telkens zonder uiting van enig protest, werd hij door Van Doorn geroemd om zijn loyauteit.  Wel had hij Winifred de Beer, de directeur van de musea die eerder zijn sporen verdiend had in het Nederlandse Stadshaven (door die stad tijdig te verlaten; men had de vlag uitgestoken), toevertrouwd dat het de laatste maal was en dat De Wolf zou verplicht worden om op de leeftijd van 60 jaar op te stappen.  Aan een collega die hem daarover tipte, liet hij stoer weten dat hij niettemin zou blijven tot 62.  Het is ook mogelijk dat zijn vrouw dat had beslist want, zoals men weet, staat er achter elke sterke man een sterke vrouw.  De Wolf kwam niet krachtdadig over maar was het wel.  Hij had zijn imago wat tegen omdat hij met de fiets naar het werk kwam, steeds gewapend met aan elke broekspijp een fietsspeld.  De schoonmaaksters van het museum probeerden hem soms in de maling te nemen.  Zo vroegen ze hem eens hoe een viagra pil er van binnen uit ziet.  Hij bleef het antwoord schuldig waarna ze de gevolgtrekking maakten dat hij een hele inneemt.  Dat hij over een gezonde libido beschikt, valt hem niet aan te zien maar zijn belangstelling voor de (gehuwde) kantoorjuffrouw Susie was algemeen bekend.  Het was trouwens wederzijds.  Susie heeft er altijd alles aan gedaan om er tien jaar jonger uit te zien maar daarenboven loog ze over haar leeftijd.  Toen ze vijftig werd beweerde ze nog altijd bij hoog en bij laag dat het veertig was.  Niemand die zich eraan stoorde, ook Bruno niet.  Een goede haan moet scherp staan.  Het was zijn eigen vrouw, diëtiste van beroep, die zorgde voor een goed afgewogen voeding.  Hij was dan ook geen maagdentrooster en de gezonde voeding deed haar werk.  Bruno werd als wetenschappelijk museummedewerker jaren uitgebuit en onderbetaald, maar hij onderging dat met christelijke gelatenheid.  De kilometervergoeding voor de fiets leverde niet genoeg op wegens de te geringe afstand die hij dagelijks diende af te leggen.  Hij rekende uiteraard wel heen en terug aan, zijn volste recht, maar hij had niet de aandrang om af te wijken van de kortste weg om meer kilometers te kunnen aanrekenen.  Hij was onkreukbaar.  In het besef van “kleinen stelen, maar groten stelen het meest” nam hij niet het risico om wegens “fietsenfraude” aan de schandpaal genageld te worden.  De pennenlikker die de wekelijkse controle uitvoerde van de betalingsstaten onderwierp elke fietsende ambtenaar, die meer verdiende dan hijzelf, aan een extra trajectcontrole.  Hij hoopte zo een vette vis te vangen.  Hoewel Bruno tegen betaling afwisselend secretariaatswerk verrichtte voor een kunstkring en een literaire vereniging meende hij op een gegeven moment het gat in de markt gevonden te hebben.  Als universitair gevormd kunsthistoricus ergerde hij zich mateloos aan de onkunde van menig stadsgids.  Wanneer men iets wilde vertellen aan toeristen over pinakels en steunberen moest het juist zijn.  Hij volgde bijgevolg de gidsencursus waar hij uiteraard moeiteloos zijn getuigschrift behaalde.  Nu kon hij aan de slag.  Zijn collega’s kwamen hem in zijn vrije tijd regelmatig tegen met het insigne van gids op zijn revers.  Zij knikten minzaam en een eind verderop werden de wenkbrauwen gefronst.  Een collega beklaagde zich over de ongewenste vermenging van officiële museumfunctionaris en het geven van rondleidingen voor toeristen bij een daartoe bevoegde persoon op het stadhuis.  Een vertrouwde figuur verdween uit het straatbeeld.  Hij werd aangegeven als een misdadiger door een vermeende vriend, die net zoals hijzelf nog regelmatig het kruisteken maakte.  De jaloezie had zijn werk gedaan.  Het is waar, wanneer men een bepaalde instantie wenst te pesten kan men rustig blijven zitten tot 65.  Pas op die leeftijd wordt men verplicht buiten gedragen. Men kan ook zonder poeha van het werk geplukt worden met de boodschap dat men onmiddellijk naar huis mag omdat er nog veel vakantiedagen moeten opgenomen worden.  Zo verdwijnt men geruisloos nog dezelfde dag en het is niet Winifred die dat komt vertellen maar een knecht.  Wanneer men zonder enige bitterheid wenst te vertrekken organiseert men best een eigen afscheidsfeest.  Maar ook nadien verdwijnt men in de vergeetput.  Wanneer men tijdens de actieve dienst al geen respect betoont voor de mensen kan moeilijk verwacht worden dat dit na de pensionering wel het geval zou zijn.  Winnifred schroomde niet om museumsuppoosten bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar onder druk te zetten om ze te laten kiezen voor vervroegd pensioen.  Ze kregen dan argeloos een papier onder de neus geschoven met het verzoek “dit even te tekenen”.  De meesten hadden die laakbare methode onmiddellijk door en beslisten van de weersomstuit om te blijven tot 65.  Even heeft Bruno er aan gedacht om dit doemscenario te ontlopen door plaats te nemen op dezelfde praalwagen als wethouder Van Doorn.  Met opgeplakte baard speelde hij zijn figuranten rol met verve.  Ook Van Doorn was in zijn nopjes omdat hij, ten aanschouwe van een ruim publiek, de hoofdrol mocht spelen in zijn geliefkoosde stuk over “De Broedermoord”.  Het moderne management laat zoiets niet toe.  Dat is een vorm van innige verkleefdheid die te sterk ruikt naar vleierij.  Dat was al komen vast te staan in de audit van de grote Professor Gwijde van Brugge die nog samen met de burgemeester in de klas zat.  Het stadsbestuur had, tegen stevige betaling, een studie bij hem besteld om de musea te hervormen.  Daarin werd verkondigd wat de bestuurders graag hoorden en zo konden ze hun handen wassen in onschuld.  De Professor ging nochtans goed van start.  Hij begon met selectieve interviews van een uur, maar alleen bij Ava keek hij iets te lang in haar bloesje.  Hij scheidde van zijn vrouw en trok in bij zijn nieuwe vlam.  Het was inderdaad een furieuze vrouw.  Nadien werd hij door haar ook weer even vrolijk buitengezet.  Zij had zich vergist van penisladder.  Onnodig te zeggen dat de doorlichting van de Professor verschillende keren werd bijgesteld en dat men wegens het vertrek van een personeelslid, terug is bij de toestand van voor de bestelling van de zo geroemde studie.  De Professor, die geld in het laatje moest brengen voor zijn universiteit, maakte gebruik van een gekend procedé.  Hij herschreef steeds dezelfde studie, veranderende wat namen en rubrieken en stuurde vervolgens de rekening naar het stadhuis.  Alle begin is natuurlijk moeilijk.  Wel maakte hij school want zijn onvolprezen Ava kwam zijn lessen bijwonen.  Zijn beschermeling Andries Wilrijk had al eerder gewezen op ongekende carrièremogelijkheden door braaf naar de les te komen en Roger de Zwarte zag het ook wel zitten om op kosten van het gemeentebestuur die afstand te overbruggen.  Het zou hem geen windeieren leggen.  Hij zou Andries jaren later nog opvolgen als adjunct-directeur van Winnifred en hem ook dikwijls mogen vervangen wegens zijn zwakke gezondheid en lange afwezigheden.  Met zijn machiavellistisch karakter heeft hij de risico’s van het klikken goed kunnen inschatten.  Het liefst van al zou hij voor altijd op diens stoel willen plaatsnemen.  Het is alleen de vraag of het stadsbestuur ooit tot zo’n daad van onbehoorlijk bestuur wenst over te gaan.

Volledig verstoken van enig invoelingsvermogen, en dus lijdend aan een ongeneeslijke eigenwaan, was Van Doorn totaal ongevoelig voor goede raadgevingen.  Hij luisterde niet naar vrienden noch naar partijgenoten laat staan naar de koelies van het stadhuis.  Dat kon natuurlijk wel voorbereid worden in de administratie maar men diende dan zijn richtlijnen te volgen.  Een door hem zelf geïnspireerd negatief advies was dikwijls doeltreffend.  Het kon ook andersom, een opzettelijk negatief advies triomfantelijk naast zich neerleggen en het laten doorgaan voor gunstig om de aanvrager zand in de ogen te strooien en zijn macht te bevestigen.  Dat kostte allemaal weinig moeite en zorgde voor een sympathiek imago.  Alleen voor de burgemeester had hij een hemelse schrik.  Die werd immers geleverd door de grootste partij en zijn postje was de aanhangwagen van de coalitie.  Herverkozen worden maar toch niet opgenomen worden in de coalitie was zijn schrikbeeld: terug voor de klas !  Hij aardde niet in de oppositie, zomin als zijn collega’s met wie hij de postjes al ruim voor de verkiezingen vastlegde.  Hij speelde daarbij tweede viool want hij mocht niet alles weten.  De echte baas bleef op de achtergrond en, verkozen of niet verkozen, dat kon hem niet deren.  Onder alle omstandigheden zou hij toch genieten van een riante uittredingsvergoeding, daarover hadden zijn collega’s lang voor hem beslist in het parlement.

Zo had Van Doorn zich in de loop der tijd ook ontwikkeld tot een specialist in zake hedendaagse kunst.  Hij had vooral een zwak voor de Italiaanse kunstenaar Giuseppe Penone (geb.1947), die een monumentale sculptuur mocht leveren voor de plaats waar voorheen de hospitaalzusters gevestigd waren.  Eigenlijk was dat het idee van de burgemeester, maar Pierre is zijn lakei dus werd hij aanhanger van de Arte Povera.  In de toespraak van de burgemeester werd hij dan ook uitdrukkelijk lof toegezwaaid.  Hij werd zowaar de eerste wethouder genoemd.  Normaal is de eerste wethouder loco-burgemeester bij afwezigheid van de echte burgervader, doch die laat zich wel steevast vervangen door een wethouder van dezelfde bloedgroep maar niet door Pierre.  Maar het moet toegegeven dat hij daar niet om maalt; hij gebruikt die titel dan ook nooit.  Zo dient hij, zoals verwacht mag worden, ook niet te fungeren als de uitdager en waakhond van de burgemeester.  Beter schoothondje dan bloedhond.  Alleen de prijs van het kunstwerk, die altijd werd verzwegen, was niet zo povertjes, te weten 200.000 euro.  En dat allemaal om de katholieke gemeenschap, die er niet eens om gevraagd had, een pleziertje te doen.  Een socialist, atheïst en zelfverklaarde anarchist die gretig meewerkt aan de goede zaak, zo heeft men dat graag.  Een voorbeeld van verdraagzaamheid.  Inderdaad wethouder Pierre werd door hen wel getolereerd maar daarom nog niet gerespecteerd !  Voor de inferieure portretbuste van zijn eigenste in 1992 overleden burgemeester, opgesteld aan de achterkant van het stadhuis, wisten de partijbonzen slechts 5000 euro samen te schrapen.  Het werd betaald door de partijkas van de socialisten aan een partijgetrouwe middelmatige beeldhouwer.  Wanneer Pierre in de volgende ronde niet meer in de coalitie zit, zullen ze het verhuizen, neen niet naar een ander en vooral kleiner openbaar plein, maar zal het kunnen opgeborgen worden in een grote kast in het partijhoofdkwartier.  Indien het niet opgesteld wordt in de hal van het partijlokaal bestaat de kans dat het in de kast blijft, gewoon vergeten.  De huidige grote roerganger en kameraad van Pierre is immers begonnen met vastgoedoperaties in die omgeving zodat het wel eens zou kunnen vergeten worden bij de verhuizing.  Samengevat: 200.000 euro voor de katholieken op kosten van het gemeentebestuur tegen 5000 euro betaald met de contributie van de militant.  Dat is het prachtige resultaat van 35 jaar deelname aan het bestuur.

Redders van het oude erfgoed

Niet dat de strateeg Van Doorn de oude kunsten versmaadde, integendeel, want die leverden door het spel van vraag en aanbod, nog dikkere enveloppen op.  De prijs van brons, marmer en graniet zijn hem vertrouwd, maar ook de wereld van oude beschilderde eiken planken kreeg zijn belangstelling.  Die kapitalistische uitwas van de kunstmarkt was hij in feite niet zeer genegen, want het waren immers Winifred de Beer en zijn compagnon met de moeilijke naam die het hem op een schaaltje kwamen aanbieden.  Winifred had Andries kunnen neutraliseren, maar Van Doorn om de tuin leiden, iemand met zoveel jaren bestuurservaring en goede relaties met de burgemeester, dat viel niet te verwachten.  Meteen sloeg hij twee vliegen in één klap.  Hij had de burgemeester niet meer van doen, Van Doorn bezat twee naturen.  Het was in het begin ooit anders geweest.  Winifred zat thuis met een vrouw die zich verveelde en die dringend om werk verlegen zat.  Hij waagde het niet om haar in dienst te nemen als zijn privé secretaresse.  Dat zou nochtans veel eenvoudiger geweest zijn; ze konden dan samen met één auto naar het werk.  Een auto ?  Jawel, Winifred, die weliswaar ook graag fietst, ging in een andere gemeente wonen dan zijn werkplek zodat hij de landelijke gemeenten kan steunen in plaats van zijn monumentenstad die maandelijks zijn salaris ophoest, waaraan hij met zijn gezin geen cent belastinggeld bijdraagt.  Bij het bespreken van sponsorcontracten (maar dat loopt niet vlot en geldt nog meer voor Andries) heeft hij het steeds over een win win situatie.  Hoe arrogant kan men zijn ?  De eerste keer dat zijn vrouw in het museum verscheen, was ze koninklijk opgekleed en droeg ze een hoed waarvan wij het model zeer goed kennen van Prinsjesdag.  Zij kreeg dan ook prompt de bijnaam “koningin Beatrix”.  De burgemeester was zo onder de indruk dat hij haar introduceerde bij een belangrijke uitgeverij en drukkerij waar ze werd aangenomen als directiesecretaresse.  Die drukkerij is een volcontinu bedrijf en in verkiezingstijd drukken ze daar ’s nachts gratis het verkiezingsdrukwerk voor de burgemeester en enkele lakeien wier concurrentie hij niet ducht.  Een Hollander in Vlaanderen is sinds de Europese eenmaking volstrekt normaal te noemen.  Wel was het even wennen toen Franstalige journalisten hem vragen begonnen te stellen en hij in het Engels antwoordde.  De museumdirecteur besloot, na enig aarzelen, om dan maar privéles Frans te volgen in een gespecialiseerd taleninstituut in eigen stad.  En dat oponthoud bij de strenge lerares verliep onder strikte geheimhouding.

Winifred heeft meer dan één compagnon, maar we bedoelen vooral de aankoopgoeroe die omwille van zijn speurneuskwaliteiten door wethouder Pierre verwijderd werd uit de museumdirectie.  Een straf ?  Integendeel !  Het betreft een promotie, als waterdrager eerste klas.  Deze kunstpaus vond dat hij te weinig verdiende en ging daarover klagen bij het College van Burgemeester en Wethouders.  Maar er was een probleem: als Duitser, die bij voorkeur een onverstaanbaar Engels spreekt, moest hij in de hoofdstad eerst een taalexamen Nederlands afleggen.  Aanvankelijk dacht hij dat dit alleen gold voor Marokkanen en Turken, maar niet voor hoogopgeleide blanke Europeanen.  Het eindresultaat laat zich raden: gezakt !  Hij had immers verzuimd om die wonderzoete taal voldoende te leren beheersen, door het vertaalwerk steeds uit te besteden aan personeel van de musea.  Die waren daar speciaal aangesteld door het Ministerie van Cultuur om inventarisatiewerk te verrichten, maar de morsige (te zien aan zijn hemd) kunstpaus vond er niet beter op om zijn Engelse teksten door hen in het Nederlands te laten vertalen.  Oneigenlijk gebruik van personeel, maar in dit land zeer gebruikelijk wegens een wanhopig gebrek aan geld en middelen.  Een verschoningsgrond.  Wethouder Pierre krabde zich in het haar, maar wegens zijn viscerale afkeer van de vakbonden (algemeen in socialistische bestuurderskringen) bedacht hij een ontsnappingsroute.  De kunstpaus werd getransfereerd, salarisverhoging inbegrepen, van de gemeentemusea naar een aparte stichting, zodat hij minder in het vizier kwam van de lokale bestuurders.  Vera, een pas overgeplaatste lakei uit de museumbibliotheek, die maar niet statutair benoemd raakte ondanks de intussen aangenomen huwelijkse staat, mocht als eerste helpen bij het uitrekenen van zijn verhoogde salaris.  Zij had immers de musea noodgedwongen verlaten om haar heil te zoeken in de loonadministratie.  Over een vernedering gesproken.  Dit masochistisch gedrag, toch ook wel typisch voor katholieken, krijgt zijn natuurlijk verlengstuk door haar volgehouden bezoekjes aan de opening van de museumtentoonstellingen.  Ze kan maar geen afscheid nemen van haar eerste werkomgeving.  Wanneer het te doen is om de hapjes en drankjes zou het wel eens gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken.  Meestal worden die spullen door het museumpersoneel zelf klaargemaakt, onder slechte hygiënische omstandigheden met hevige buikloop tot gevolg.  Ze ontmoet dan Winifred, die aan de basis ligt van haar verwijdering uit zijn dienst.  Dat moet iedere keer opnieuw een prettig weerzien zijn.  Het uitbesteden van de receptiehapjes aan een gespecialiseerde traiteur houdt soms ook risico’s in.  In een groots gebaar bood één van de traiteurs aan om een receptie helemaal gratis te verzorgen.  Het woord gratis klonk als muziek in de oren van de museumdirectie.  De meest exquise torentjes en schuitjes werden die avond gepresenteerd, maar die bleken afkomstig van de overschotten van een feest dat een dag eerder had plaatsgevonden.  Hebzucht geslaagd, promo mislukt want iedereen de volgende dag diarree.

Zowel Winifred als de kunstpaus met de moeilijke naam behoren niet tot het vast benoemd personeel en mogen telkens voor vijf jaar hun gang gaan.  Bij voorkeur vertoeven zij in Amerika, enerzijds om hun toekomst voor te bereiden en anderzijds om het kostbare kunstbezit van hun stad uit te leveren.  Als ons land zich wil profileren als een kenniseconomie, is het uiterst belangrijk dat we onze kennis uitsturen.  Tegenwoordig is het heel normaal dat een middeleeuws schilderij langer dan een jaar rond de aarde cirkelt.  De bruikleengevers rekenen er stiekem op dat er bij de bruikleennemer in het gastmuseum wat blaasvorming ontstaat, zodat ze de kosten voor de restauratie kunnen afwentelen.  De verzekering doet de rest.  Tegen dat onverantwoord bruikleenbeleid kwam al heel wat protest van gerenommeerde kunstkenners, maar die werden steevast om de tuin geleid en na restaurantbezoek het zwijgen opgelegd.  Wethouder Pierre heeft hen daarin graag gesteund.  Hij liet doodleuk het gemeenteraadsbesluit schrappen dat die reislust van de 15de eeuwse kunstwerken verbood.  Natuurlijk waagt een jong politicus zich niet aan dergelijk machtsmisbruik.  De arrogantie van de macht krijgt doorgaans vorm in de tweede ambtstermijn en de derde is te omschrijven als fraudegevoelig.  Het vertrouwen in de kunstpaus is grenzeloos.  Het lijkt bijna op de kleren van de keizer.  Hij tracht van alles en nog wat te slijten en steeds aan astronomische bedragen.  En hij is niet kieskeurig: een schilderij uit de 16de eeuw met een klein mankement: de voeten waren afgezaagd !  En dat voor een werk dat totaal niet verwijst naar de stad waar hij verantwoordelijkheid draagt.  Een onbeschadigd (!) beeldhouwwerk uit de 14de eeuw, aangetroffen in een boerenschuur in Frankrijk (niet gestolen uit een nis van een Franse kathedraal) en steeds aangekaart via dezelfde kunsthandelaar uit Londen.  Het Mariabeeld hing met spuug aan elkaar.  Niemand waagde het om een röntgenfoto te nemen, uit schrik dat het zou uitkomen dat een afgebroken hand er recent werd aangeplakt.  Het werd op louter stilistische gronden aan een grote meester toegeschreven.  Men waagde het zelfs om er een boek over te schrijven.  Kassa, kassa en prestige.  Winifred stelde het tentoon in de hal van het prestigieuze kunstmuseum: productplacement !  Maar de inwoners van de kunststad bleken te nuchter en offerden niet.  Het was nochtans een koopje: een slordige 2,5 miljoen euro.  Twee en een half miljoen euro !  Andries Wilrijk, zakelijk directeur en evenknie van Winifred, begon onraad te ruiken.  Hij vond de vraagprijzen voor de kunstwerken zo buitensporig hoog dat hij zelf catalogi begon te consulteren en op zoektocht ging op het internet naar de prijzen bij gerenommeerde veilinghuizen.  Winifred en de kunstpaus hadden hem trouwens ook met opzet uitgesloten van het enveloppensysteem.  Omdat hij begon te twijfelen over de authenticiteit van de aangeboden kunstwerken overwoog hij even om zich te bekwamen in de restauratiekunde.  Toch bood Winifred het aankoopdossier aan bij de burgemeester met de groeten van Pierre.  Het kwam eind van de week al terug.  Uitgesteld.  Winifred bedacht een nieuwe strategie: een afkoelingsperiode inlassen en iemand anders er mee op pad sturen.  Bruno de Wolf kreeg de eerste kans.  Weer een njet.  Dan nog maar eens geprobeerd met Roger de Zwarte, die wilde immers met het oog op de toekomst graag bij iedereen op een goed blaadje staan.  Maar ook deze poging bleef vruchteloos.  De burgemeester was niet ingewijd in de geheimen van het aankoopdossier maar wist wel dat hij niet in de prijzen viel.  Waarom dan niet even zijn macht gebruiken en het verhinderen?

De grote expert en kunstpaus deinst er ook niet voor terug om de media te misleiden.  Zijn nieuwste aanwinst was een door hem zelf vermaard verklaard drieluik, met afgebladderde verf op de zijluiken.  Geen nood, dan sturen we alleen een foto van het middenpaneel naar de pers.  Ook een goedkoop wrak blijft een wrak.  De kunstpaus heeft een enorme autoriteit opgebouwd en daar kon Andries niet tegen op.  Het begon al bij zijn aankomst.  Zijn salariseis moest afgestemd worden op de doctorstitel.  Nu had men niet door dat iedereen in Duitsland afstudeert als Herr Doktor. Een beetje zoals in Italië waar iedereen zich ook “dottore” noemt.  Alleen blijkt hij geen dissertatie geschreven te hebben, maar een gewone doctoraalscriptie, zoals gebruikelijk in de Lage Landen.  Maar dat bleek geen bezwaar; hij beschikt immers over een uitzonderlijke expertise.  Kunde en integriteit hoeven niet samen te komen in de doctorstitel.  Verder draagt hij ook een imponerende naam.  Hij schrijft steeds voluit Karl Heinz Bochholz en niet Karl-Heinz, met het verbindingsstreepje om de indruk te wekken dat zijn familienaam Heinz Bochholz luidt.  Zeg nu zelf, dr. Karl Heinz von Bochholz zou nog beter klinken.  Die valse indruk tot de adel te behoren werd door hem in de hand gewerkt maar door de lakeien gretig tot werkelijkheid omgevormd.  Toch moet hij beginnen oppassen, want men begint één van zijn rare trekjes door te krijgen.  Regelmatig nodigt hij collega’s uit voor een etentje op restaurant maar wanneer het op betalen aankomt, zegt hij “Betaal jij nu, dan betaal ik een andere keer”.  Een andere keer die nooit komt.  Toch loopt hij gevaar.  Door dat vele zwelgen van spijs en drank ontstond een aanzienlijk overgewicht.  De Boer, zoals zijn bijnaam luidt, werd wegens hartklachten van de trein geplukt en overgebracht naar de ziekenhuisspoed.

Ook Andries heeft een tijdje gesukkeld met zijn diploma.  Hij begon als kantoorklerk, maar was gestaag opgeklommen en doorliep alle administratieve rangen.  Voorwaar bewonderenswaardig.  Omhooggevallen bij gebrek aan zwaartekracht.  Bij zijn aantreden was hij de enige kandidaat en dank zij voorkennis haalde hij het met de hakken over de sloot.  De hooggeleerde Gwijde, voorzitter van de jury, was hem zeer genegen omdat hij bij hem de cursus cultuurmanagement had gevolgd.  Zelfs jaren later waren die gevoelens van wederzijds respect nog steeds intact en gaf de Professor de prijs voor cultuurmanagement, ter waarde van 7000 euro, aan Andries.  Doorgestoken kaart bij de aanwerving en idem dito bij de toekenning van prijzen.  Het ons kent ons; maar eigenlijk gaat het altijd zo om het even welke kleur men aankleeft.  Toch voelde hij zich niet op z’n  gemak, want de stadssecretaris had zich al een paar keer laten ontvallen: “We zijn nog steeds op zoek naar zijn universitair diploma.”  In het diepste geheim probeerde Andries weg te geraken door te solliciteren in een andere stad en in een andere provincie.  Een stadsgenoot die daarover werd geconsulteerd, waarschuwde de autoriteiten over het kaliber van de sollicitant en hij werd prompt afgevoerd.  Uitermate dom van de informant want zodoende bleef hij zitten waar hij zit.

Kunstpaus Karl wordt het trouwens nogal gemakkelijk gemaakt om de grote kunst te ontdekken.  De minister benoemde hem tot de grote goeroe van het kunstpatrimonium met de wat vreemde naam “topstukkendecreet”.  Dat is zeer vermoeiend reden waarom hij regelmatig uitslaapt in Brussel en enkel per mail contact houdt met de basis.  De eerste opdracht van een conservator is er voor te zorgen dat hij zelf goed geconserveerd blijft.  Hij doet dat werk overigens uitstekend want tot nu toe werd nog geen enkel belangrijk schilderij uitgevoerd; er werden alleen werken ingevoerd.  Soms verblijft hij maanden aan Amerikaanse universiteiten en dan loopt zijn salaris gewoon door.  Maanden afwezig zijn op het werk en toch doorbetaald worden en bijverdienen, het is de natte droom van menig museumsuppoost.  Op het werk vertoont hij zich nooit met zijn vrouw.  Die houdt niet van zijn stad en de broodheren.  Of hij er een minnares op nahoudt, is onduidelijk.  Op z’n minst één vrouwelijke collega drinkt koffie uit hetzelfde kopje, maar dat bewijst alleen maar dat ze niet vies zijn van elkaar.  Niettemin is hij niet alleen de goeroe van de kunstwerken maar ook van het kaderpersoneel.  Die worden op zijn aangeven geselecteerd.  Of opgedrongen door Sam Clifford, de Fine Art Dealer uit Londen, als compensatie voor het afspringen van de verkoop van die wonderlijke Mariasculptuur.  Zo kan men als afgewezen kunsthandelaar alsnog macht verwerven in een openbaar bestuur in het buitenland.  Ja, eisen stellen.  Het door hem geplaatste personeelslid kon natuurlijk niet zomaar geïntegreerd worden en behield daarom haar statuut van zelfstandige.  Dat impliceert een betaling per uur, met als resultaat het razend snel opsouperen van het totale reguliere budget.  Men stuurt zo maar geen “Standing Virgin and Child” ongestraft terug naar Londen.

Maar intern houdt Winifred zelf alles in het oog.  Reeds voor zijn aankomst was er in de musea camerabewaking.  Die diende als vanouds om het personeel te bespieden en minder om de bezoekers in de gaten te houden.  Even liep hij het risico om de Big Brother Award van de Liga voor Mensenrechten in de wacht te slepen.  Als exponent van de controlemaatschappij (centraliseren van de post) begon hij nu ook het mailverkeer van zijn eigen collega’s in te kijken.  Naar eigen zeggen kon hij op die manier alles beter opvolgen.  De private levenssfeer drong hij niet binnen: huldiging van gepensioneerde werknemers werd afgeschaft.  Geen mooie toespraak, geen geschenk, geen bloemen voor de partner, geen receptie.  Schop onder de kont.  Indien men dan toch zo graag een afscheidsfeestje wenste, kon dat mits men alles zelf betaalde.  Een enkeling onderging die vernedering met plezier.  Er bestaat daar een naam voor: masochisme.  Daarin komt Winifred perfect overeen met de kunstpaus Karl; beiden hebben geen waardering voor de prestaties van het personeel.  Omgekeerd is dat ook zo, alleen durft niemand dat te laten blijken.  Iedereen beseft dat zo’n houding niet gunstig is om promotie te maken.  Napoleon wist het al: de beste christenen zijn ook de beste soldaten.

Meer is in U

Nogal onverwacht was het beloftevolle raadslid in de machtspolitiek verzeild geraakt.  Zijn minzame voorganger was met enkele glazen te veel op van een receptie vertrokken en reed zich, na een wilde achtervolging door de politie, klem in een hoop zand op een bouwwerf.

Hij nam vrijwillig ontslag.  Al snel kwam de yup Van Doorn in beeld voor de opvolging.  Er heerste toen immers een groot gebrek aan bekwaam politiek personeel wegens het succes van de lijst van de linkse burgemeester.  Die haalde ook veel stemmen bij de middenstand.  Hij had zich, bij gebrek aan beter, goed omringd met middelmatige figuren zodat in het land der blinden éénoog koning was.  Een te sterke wethouder, die bedreigend overkwam, werd weggepromoveerd naar het provinciebestuur.  De peetvader nam hem op in het College als exponent van alles wat jong en progressief leek.

Een talent was geborgen.  Alles wat hij aanraakte veranderde sindsdien in goud.  Hij bleek immers gewoon een ordinaire netwerker te zijn, maar wel met een rode sjaal als schone schijn.

Op café bleef die sjaal wel eens overnachten maar werd ’s anderendaags prompt opgehaald.  Aan tegenwoordigheid van geest ontbrak het zelden.  Alleen dat lange stuk per fiets van de Steenweg naar huis liep slecht af.  De fles cognac deed zijn werk, maar neus en gezicht werden ernstig geschonden door een ongecontroleerde bokkesprong van het stalen ros.  Iedereen verwachtte wegens dit bedrijfsongeval een lange afwezigheid maar insiders voorspelden dat hij zeker op vrijdag zou genezen zijn.  Dat bleek te kloppen.  Een machtspoliticus laat een vergadering van B&W niet zomaar schieten.

Pierre van Doorn en Winifred de Beer zouden onafscheidelijk blijven.  Toen Winifred ernstig ziek werd kreeg hij prompt een vaste benoeming, zodat de ziektekosten ten laste kwamen van de overheid.  Heel de gemeenteraad bedreef de deugd der compassie.  De gevolgen bleven helaas niet uit.  Gedurende acht weken verscheen hij niet op zijn werk wegens te ziek maar op de opening van een tentoonstelling dook hij tijdens de receptie plots op.  Om daarna weer een tijdje te verdwijnen.  Karl Bochholz had zich daarover smalend uitgelaten, maar het drong nooit door tot bij Winifred.  Het was niet voor het eerst dat Karl zich kritisch uitliet over de geniale ideeën van Winifred.  Daar komt nog ruzie van.  Pierre en Winifred vieren ook samen de verjaardagen.  Dit wijst op onverbrekelijke trouw en vriendschap.  Een door iedereen na te streven doel ook wanneer belangenvermenging de overhand dreigt te nemen.  Aanvankelijk was Pierre een groot voorstander geweest van de duo-formule artistiek directeur en zakelijk directeur.  Hij spiegelde zich daarvoor aan de theaterdirecties.  Die tweehoofdigheid werd door hem zelf in het leven geroepen en voorgesteld als een zaligmakende commandostructuur.  Nevengeschikt en toch waterhoofd.  Het mocht ook een centje kosten; tweemaal een salaris zo hoog als die van de stadssecretaris, de hoogste ambtenaar binnen de stad.  Winifred en Andries waren dit huwelijk vrijwillig aangegaan.  Maar Winifred moest Andries laten gaan naar een andere kunststad, deze keer naar daar waar het allemaal begon.  De volgende dag hing hij al een nieuw plaatje op zijn deur: Algemeen Directeur.  Nu zijn Winifred en Pierre pas echt zelf de baas.  Hoewel het “primaat van de politiek” ons dwingt om te zeggen: Pierre is de baas in de coulissen en Winifred is zijn werktuig op het terrein.  Wel geloven beiden niet in god.  Dat is een pluspunt maar nog geen reden om meer humaniteit te veronderstellen.

Er wordt trouwens gefluisterd dat ze samen lid zijn van de vrijmetselaarsloge, maar dat hebben we tot nu toe niet bevestigd gekregen.  Dit zou ons verbazen want ze mochten van de burgemeester, een christendemocraat, altijd doen wat ze wilden.  De uitersten die elkaar ontmoeten, het is meer regel dan uitzondering in deze wereld.  Dat zie je het best geïllustreerd op de foto’s die genomen worden tijdens de viering van een gouden bruiloft.  Daar bespeur je enkel glunderende gezichten.  Wethouder Van Doorn incluis.  Wel zonder Koninklijke onderscheiding.  Die heeft hij destijds graag aanvaard (toegekend wegens het lang genoeg blijven zitten op dezelfde stoel) maar er slechts één dag mee gepronkt, namelijk op de dag van de uitreiking.  Toen paradeerde hij met opgespelde medaille.  En hij was in dit geval niet alleen.  Alle anarchisten waren plots aanhanger geworden van de monarchie.  Ni dieu ni maître.  Maar dat alleen thuis, wanneer moeder de vrouw even om boodschappen is.

Willem van Roodebeke

Elke overeenkomst met bestaande personen en plaatsen berust op louter toeval.  Dit kortverhaal gaat dus niet over u.  Het is bij een ander, daar gebeurt het namelijk ook.

De Middagkrokodil

Ik ben de middagkrokodil
Mijn vader was een kroko
Mijn moeder was een anaconda
Daar komen rare kinderen van
Broerka, Ikka, Zuska

Ik ben de middagkrokodil
Ik eet alleen maar kikkerdril
Behalve als de nijlgans krijst
Dan eet ik gras en rijst
Krijs, krijs, krijs

Ik ben de middagkrokodil
Als ik niet herkauw of herbron
Dan lig ik languit in de zon
En kwispel met mijn staart
Kwaad, kwaad, kwaad

Ik ben de middagkrokodil
Eens sterf ik onder zonnegril
En schrompel als een lotus ineen
En word een bruine pyramidesteen
Kleen, kleen, kleen

(Willem van Roodebeke)

______________________________________________________________

Feestdag van Sint-Franciskus van Assisi (1181 of 1182-1226)
Werelddierendag (4 oktober)

De ezel van Maurice

Proloog

De kleine Maurice was een voortreffelijke leerling.  Hij haalde goede punten op school, was populair bij de jongens overdag en bij de meisjes ’s nachts.  Op een dag verhuist hij naar het platteland en koopt bij een oude boer in de Nieuw-Hazegraspolder een ezel voor 100 euro.

De boer moet de ezel de dag nadien bij Maurice thuis afleveren.

Maar er is een probleem:

“Excuseer jongen, maar ik heb slecht nieuws: mijn ezel lag vanochtend dood toen ik hem wilde voederen.”

“Wel dan, geef me gewoon m’n 100 euro terug.”

“Maar dat kan ik niet. Ik heb alles al uitgegeven.”

“Wel goed dan, breng me toch die ezel maar.”

“En wat ga je er dan wel mee doen?”

“Wel, ik ga hem als prijs verloten in een tombola.”

“Maar je kunt toch geen dode ezel verloten!”

“Zeker weten van wel. Ik zal gewoon aan niemand zeggen dat ie dood is.”

Daarop bedenkt de boer dat het eigenlijk zijn probleem niet is en vindt dat hij het voorstel van de jongen niet moet afkeuren.  En hij levert dus de dode ezel af.

Een maand later loopt de boer nog eens bij de kleine Maurice langs:

“En, jongeman, hoe is het nu met mijn ezel afgelopen?”

“Wel, zoals ik al zei, ik heb hem verloot. Ik heb in totaal 500 tombolabiljetten verkocht aan 2 euro het stuk en uiteindelijk een winst behaald van 898 euro”.

“En is er dan niemand geweest die geprotesteerd heeft?” vroeg de boer.

“Alleen maar de winnaar. Maar ik heb hem onmiddellijk zijn 2 euro teruggeven en alles was in kannen en kruiken”.

Epiloog

Intussen zijn de jaren verstreken.  Maurice is groot geworden.

Hij werd de topman van Fortis.  Al de rest is geschiedenis.

(Willem van Roodebeke)