De term folklore (folk+lore) werd voor het eerst gebruikt in 1846 door de Britse schrijver William John Thoms (1803-1885). Zijn bepaling voor het begrip Folk-Lore – the Lore of the people- luidde: “the traditional beliefs, legends and customs current among the common people , manners and customs, observances, superstitions, ballads and proverbs“.
Oorspronkelijk betekende het woord folklore dus niet de wetenschap van de volksoverleveringen, maar de volksoverleveringen zelf. Het werd daarna de wetenschap van de volksoverleveringen, de studie van de geestelijke volkscultuur. Voor de studie van de materiële volkscultuur werd later de term volkskunde gebruikt.
Zijn vroegste artikels , die verschenen in het Pharmaceutisch Tijdschrift en in Biekorf, geven al blijk van een kritische ingesteldheid. In 1907 was hij afgestudeerd aan de KUL als apotheker en volgde in 1911 zijn vader op in de Brugse officina. Toen hij in 1924 in Biekorf schreef over volksgeneeskunde toonde hij zich een voorstander van wat men nu de “evidence-based medicine” noemt (geneeskunde op basis van bewijs), de homeopathie (“met oneindig-uitgelangde oplossingen en veel inbeelding“) wees hij af. Hij was een gewetensvol apotheker.
Karel De Wolf was een rasverteller en zijn “vertelsels over ’t Brugsch volk” maakten hem bekend in de volkskundige middens van zijn tijd. Samen met de veel jongere Guillaume Michiels (1909-1997) stond hij in Brugge aan de wieg van de georganiseerde volkskunde. In november 1936 werd een eerste vergadering belegd in café “Vlissinghe” in de Blekersstraat door Guillaume Michiels, Evarist Van Heulenbrouck (1898-1997) en Karel De Wolf met het doel om te komen tot de oprichting van een vereniging van beoefenaars van de volkskunde (toen nog folkloristen genoemd) , zoals dat in 1926 eerder gebeurde in Gent.
De “Bond der Westvlaamsche Folkloristen” werd gesticht en op 1 januari 1937 begon de feitelijke werking terwijl de statuten van de vzw verschenen in het Staatsblad van 22 oktober 1938. Er waren negen stichtende leden. De eerste voorzitter (toen nog hoofdman genoemd) werd Karel De Wolf, de onbetwiste peetvader die incontournabel was. De voornaamste doelstelling was om in Brugge tot de oprichting te komen van een Folkloremuseum . Een grote inspanning hiertoe werd geleverd door Guillaume Michiels. Een grote Folkloretentoonstelling vond plaats van 23 maart tot 11 april 1937 in de Concertzaal (Boterhuis) in de Sint-Jakobsstraat. Hoofdman De Wolf verzorgde de propaganda. De officiële opening gebeurde door burgemeester Victor van Hoestenberghe (1868-1960). Het stadsbestuur was de oprichting van een bestendig Folkloremuseum zeer genegen en verleende daartoe een subsidie, maar een vast museumlokaal kon men voorlopig niet ter beschikking stellen. Op 1 november 1938 kreeg het bestuur van de Bond het bericht dat men zou kunnen beschikken over de Schermzaal op de eerste verdieping van de Halletoren.
De eerste conservator werd G. Michiels die ook instond voor de museumpresentatie. De officiële opening vond plaats op 1 juli 1939 maar Wereldoorlog II strooide roet in het eten. Op 23 mei 1940 drongen de Duitse troepen de stad binnen. Het museum mocht de deuren sluiten. In de periode dat men nog geen uitzicht had op een geschikt museumlokaal was men verder gegaan met de werking van de Bond. Eind 1937 verscheen ’t Beertje, I, 1938 de “Volkskundige Almanak”. De redactie van ’t Beertje voor de eerste drie jaargangen (tot 1940) berustte bij Karel De Wolf. Kunstschilder G. Michiels ontwierp de omslagpagina en het boekje werd gedrukt bij bestuurslid Omaar Daveloose. Het tijdschrift werd “almanak” genoemd omdat het een volkskundige kalender bevatte. Als redacteur keek iedereen naar Karel De Wolf die immers als publicist een faam had opgebouwd.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1940 hield ’t Beertje op te verschijnen. Nummer IV, 1945, verscheen in een nieuw kleedje onder de redactie van Hervé Stalpaert (1914-1981), sinds 1942 lid van de Bond en in 1943 opgenomen in de Beheerraad. Hij nam de redactie op zich tot in 1975, het jaar waarin het laatste nummer verscheen. Een geesteskind van Karel De Wolf dat in 1986 weer werd gereanimeerd door toenmalig voorzitter prof. St. Top en in 1995 voor het laatst verscheen. In de bestuursvergadering van 5 augustus 1941 gaf Karel De Wolf zijn ontslag als hoofdman om gezondheidsredenen. Hij bleef wel bestuurslid. Op 14 oktober 1945 (Brugge was bevrijd op 12 september 1944) werd hij als bestuurslid herbevestigd. Als hoofdman was hij in 1941 opgevolgd door prof. Egied Strubbe (1897-1970) die dit bleef tot aan zijn overlijden in 1970.
In dat jaar werd de naam Bond van de Westvlaamse Folkloristen veranderd in Bond van de Westvlaamse Volkskundigen. Deze vereniging leeft nu verder als “Volkskunde West-Vlaanderen” en verspreidt een digitale nieuwsbrief. Bij de herverkiezing van het bestuur van de Bond op 19 oktober 1947 was Karel De Wolf geen kandidaat meer. Op het winterfeest van de Bond op 2 februari 1948 trad hij nog op met een “vertellement”.
De collecties van het Folkloremuseum in het Belfort werden tijdens de oorlog overgebracht naar het Rijksarchief. Na de bevrijding was het een hele lijdensweg om de Schermzaal weer ter beschikking te krijgen. Pas op 6 november 1948 vond de officiële heropening plaats. Karel De Wolf maakte de heropening helaas niet meer mee. Hij overleed te Sint-Michiels (Brugge) op 10 september 1948.
Karel De Wolf genoot grote waardering. Al enkele jaren na zijn overlijden werd in Sint-Michiels een straatnaam naar hem vernoemd. In 1949 verscheen postuum “Hier weerom Brugsch Volk”, een vervolg op zijn bestseller “Brugsch Volk” uit 1942 (derde en jubileum uitgave, 1983).
In deze twee uitgaven werd de Brugse woordenschat vastgelegd. Karel De Wolf was voor de volkskunde van Brugge een grondlegger.
Willy Dezutter, ereconservator Stedelijk Museum voor Volkskunde, Brugge.
Deze tekst werd opgenomen in: Bruno Daems en Brecht Fevery, Klanken uit een Brugs verleden. Verzamelde teksten van apotheker en volkskundige Karel De Wolf, Brugge, 2023, p. 199-201. Karel De Wolf (1883-1948) was de bekende apotheker van “De Cleynen Thems” in de Zuidzandstraat in Brugge. Hij stond vooral bekend om zijn verhalen en vertelavonden in het Brugs. Zijn boek “Brugsch Volk” was erg populair. Vandaag bieden De Wolfs teksten een ongeëvenaard venster op de taal en gebruiken van de Bruggelingen aan het begin van de twintigste eeuw. Het boek (258 p. en met veel onuitgegeven illustratiemateriaal uit het familiearchief De Wolf) werd uitgegeven door Uitgeverij Bibliodroom en is verkrijgbaar in de Brugse boekhandel (prijs 25 euro).