Category Archives: Levensbeschouwing

Minister Léo Collard (1902-1981) was geen vrijmetselaar. Een andere kijk op de schoolstrijd.

In 2022 verscheen in Antwerpen het boek “Wie wij waren”, een gesprek tussen politicus Herman Van Rompuy (° 1947) en journalist Rik Van Cauwelaert (° 1950). Het tweegesprek vond plaats in de bibliotheek van de Abdij van Affligem en hun dialogen, waarbij ze terugkijken op 75 jaar veranderingen in de wereld, is goed voor 303 bladzijden (1).

Het moet voor beiden geen gemakkelijke opgave geweest zijn om uit het hoofd al die feiten te herproduceren. Er is weliswaar nog een vierkoppige redactievergadering geweest (Wie wij waren, p. 6) maar dan nog is het onvermijdelijk dat er dingen over het hoofd worden gezien. We haasten ons om te zeggen dat het boek in zijn geheel verbluffend goed en eerlijk in elkaar steekt maar het blijft natuurlijk de opinie van twee personen. Men leert dan ook veel bij vanuit de interne keuken. Ze waren dikwijls zelf getuigen.

We denken aan de periode  van de eerste ministers Leo Tindemans, Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene, allen CD&V. Zelf herinneren wij van Wilfried Martens vooral “regeren met volmachten”. Hij liet in 1982 de Belgische frank devalueren met 8,5 procent en dat na onderhandelingen “en petit comité” in Poupehan. En dan waren er in 1987 nog de harde besparingsmaatregelen (loonmatiging, bevriezing van de index). En Martens had het steeds over “licht aan het eind van de tunnel”. Maar dat bleek misleiding te zijn. Toen stond onze welvaart onder druk en nu is dat nog altijd zo. Zoals iedereen het zegt: we werden toen bestolen. Daarover wordt in het boek niet gesproken. Het belicht vooral de successen van de christendemocratie.

Een tweede hold up vond plaats onder het premierschap van Jean Luc Dehaene (1940-2014). Die voerde in 1993 een crisisbelasting in van 3% op de personenbelasting. En Dehaene zorgde met zijn volmachten voor een niet-indexatie die zes jaar zou duren. Dus twee keer geschoren. Het beste bewijs dat hun besluiten niets hebben uitgehaald is het feit dat de belastingdruk in België nog altijd torenhoog is gebleven. Voor een alleenstaande zonder kinderen met een doorsnee loon bedraagt de belastingdruk maar liefst 53 procent. Het overheidsbeslag op arbeid is nergens zo groot als in ons land. Tweeverdieners met kinderen zien 45,5 procent van hun loon afvloeien naar de belastingen, het hoogste percentage van alle OESO-landen (2).

Om van onderwerp te switchen nog een kleine opmerking over het verschil tussen spreektaal (middels bandopname) en het geschreven eindresultaat. Op p. 17 heeft Rik Van Cauwelaert het over de finale 800 meter die gelopen werd door Roger Moens op de Olympische Spelen van Rome in 1960. Hij heeft het dan over de “latere winnaar Schnell“. Dat is genoteerd op het gehoor. Het betreft hier de Nieuw-Zeelandse atleet Peter Snell (1938-2019) die in 1960 de gouden medaille op de 800 meter won ten koste van de Belgische sprinter Roger Moens (° 1930) die tweede werd en geklopt werd op de streep. 

Léo Collard

In zijn boek over de geschiedenis van de vrijmetselarij “De Kinderen van Hiram” (3) vermeldt Andries Van den Abeele In het hoofdstuk “Vrijmetselarij en onderwijspolitiek” uiteraard Léo Collard maar uit alles blijkt dat hij perfect weet dat Collard geen vrijmetselaar was. De letterkundige Johan Ballegeer (1927-2006) schreef in het jaar 2000 zijn boekje “Het Oosten Brugge” over vrijmetselaarsrelicten in Brugge (4). In het Koninklijk Atheneum van Brugge – thans Atheneum Brugge Centrum genoemd – in de Sint-Clarastraat (5) bevindt zich een gedenksteen die verwijst naar de eerstesteenlegging. J. Ballegeer verwoordt dit als volgt: ” De eerste steen van dit gebouw werd gelegd op 19 februari 1955 door Br.: A. Van Acker, eerste minister in aanwezigheid van L. Collard, minister van Onderwijs en Br.: Omer Vanaudenhove, minister van Openbare Werken” (6). Ook hier wordt duidelijk gemaakt dat L. Collard geen vrijmetselaar was. De twee andere waren het wel.

In het gesprek tussen Herman Van Rompuy en Rik Van Cauwelaert wordt er gesproken over de vierde regering Achiel Van Acker , een regering van socialisten en liberalen van 23 april 1954 tot 26 juni 1958. Met het vooruitzicht op die paarse regering “ging er toch een lichte paniekgolf door de katholieke rangen“. Die regering werd door de Christelijke Volkspartij (CVP) als een bedreiging gezien. Rik Van Cauwelaert ziet in Julien Kuypers (1892-1967), de kabinetschef van minister Léo Collard , de verantwoordelijke voor het uitbreken van de schoolstrijd. Hij noemt hem “ten voeten uit een logeman”. H. Van Rompuy antwoordt daar op: “Net als Collard. In die tijd kon je geen minister van Onderwijs worden als je niet bij de loge was” (7). Zoals we intussen weten slaat hij de bal daar totaal mis.

Volgens Rik Van Cauwelaert was het op instigatie van Kuypers dat de schoolstrijd begon. Hier wordt de geschiedenis geweld aangedaan door de aanleiding te verzwijgen. Van 1950 tot 1954 was de Franstalige christendemocraat Pierre Harmel (1911-2009) minister van Openbaar Onderwijs, de eerste katholieke minister op die post in 30 jaar. Het was dus tijd voor een revanchistische politiek. Het betrof immers een homogene regering CVP-PSC. De oprichting van nieuwe rijksscholen maakte hij afhankelijk van adviezen van commissies waarin ook vertegenwoordigers van het katholiek onderwijs zitting hadden. De schoolwetten van minister Harmel uit 1952 zetten veel kwaad bloed bij de oppositie van socialisten en liberalen, de verdedigers van het Rijksonderwijs en vormden de aanleiding tot de tweede (8) schoolstrijd (9).

Harmel benoemde zomaar eventjes 110 permanente interimarissen van katholieke strekking in het Rijksonderwijs met de bedoeling het staatsonderwijs te infiltreren en later volledig bestuurlijk over te nemen. Dat moest natuurlijk gestopt worden. Bij het officieel onderwijs was de overheid de inrichtende macht.

Bij de verkiezingen van 11 april 1954 verloor de CVP haar volstrekte meerderheid. Achiel Van Acker (1898-1975) werd in 1954 eerste minister en Léo Collard (PSB/BSP) minister van Onderwijs. De kabinetschef van Collard, Julien Kuypers, was voorheen secretaris-generaal bij het ministerie van Onderwijs , en had de onderwijsproblematiek al grondig bestudeerd en werd betrokken bij de reorganisatie van de onderwijswetgeving.

Julien Kuypers was lid van de Antwerpse vrijmetselaarsloge Marnix van Sint- Aldegonde (10) maar hoefde niet te wachten op instructies van het Grootoosten van België vanuit de hoofdzetel van de obediëntie in Brussel. Ook Achiel Van Acker was een overtuigd vrijdenker en lid van de loge La Flandre (G.O.B.) in Brugge. Hij werd daar ingewijd op 29 januari 1929 en was op 27 februari 1945 adjunct-redenaar van zijn werkplaats (11). Achiel/Achille Van Acker wordt terecht beschouwd als de vader van de Sociale Zekerheid (besluitwet van 28 december 1944) (12). Een humanistisch besluit waar iedere Belg trots op kan zijn.  Zijn regering in 1954 bestond uit 9 ministers van de BSP/PSB en de Liberale Partij had er 7.

De wet Collard van 1955 verminderde de subsidies van de scholen van het vrij onderwijs en voorzag in de oprichting van een groot aantal rijksscholen. De wet vormde de directe aanleiding tot de schoolstrijd tussen het katholiek onderwijs en het staatsonderwijs. De toenmalige CVP-oppositie onder leiding van Théo Lefèvre (1914-1973) en gesteund door de katholieke kerk, organiseerde massaal betogingen tegen deze wet. Dat ging toen nog gemakkelijk met een bevolking die niet ontvoogd was. De felheid van het protest was buitenproportioneel en leek meer op een schooloorlog. Een oorlog tussen vrijzinnigen en katholieken.

De stembusuitslag van 1958 stond in het teken van de Schoolkwestie. De CVP behaalde de volstrekte meerderheid in de Senaat, maar niet in de Kamer. Premier Gaston Eyskens ( 1905-1988) probeerde toen om tot een compromis te komen over het schoolprobleem. Op 20 november 1958 werd het Schoolpact afgesloten tussen katholieken, liberalen en socialisten. Het bracht een redelijke schoolvrede.

Sinds het schoolpact behoort alle onderwijs binnen de Vlaamse Gemeenschap tot één van de drie onderwijsnetten. We kunnen dat hier niet allemaal ontleden en dit projecteren op de huidige toestand anno 2023. Onderwijs-experten mogen zich daarmee bezig houden (13). Wel kunnen we stellen dat momenteel ongeveer 75 % van de middelbare scholen tot Katholiek Onderwijs Vlaanderen behoort, de grootste koepel van het vrij gesubsidieerd onderwijs. Als netwerkorganisatie van katholieke inrichtende machten wordt ze door de Belgische Bisschoppenconferentie belast met de coördinatie en de vertegenwoordiging van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. De katholieke schoolidentiteit staat voorop in voortdurende samenwerking met de KU Leuven. De K van katholiek is extreem belangrijk voor hen. De scheiding van kerk en staat is in België nog niet gerealiseerd want dat katholieke onderwijs is een zuiver katholiek project en wordt door de staat gefinancierd.

Ook het mooie woord humanisme werd gekaapt. Het Sint-Lodewijkscollege in Brugge zegt op hun website dat ze hun inspiratie halen vanuit het christelijk humanisme. De katholieke scholen zijn ook meesterlijk in het veranderen van de naam van de school om de indruk te geven dat ze een zekere neutraliteit zouden nastreven. De mensen worden in de val gelokt. De vrije basisschool Mariawende in Sint-Kruis (Brugge) heet nu Mozaïek wat zoveel wil zeggen als: iedereen welkom ! Ook ongelovigen of andersgelovigen. Natuurlijk is er wel geen keuze: men is verplicht om katholieke godsdienst te volgen ook al is men niet gedoopt en deed men geen eerste en plechtige communie. Dat geldt uiteraard ook voor het secundair onderwijs. Maar dat vak wordt ook niet meer gegeven zoals in de tijd van de Mechelse catechismus. Ook de gescheiden leerkracht blijft nu voor de klas staan. De kameleon-politiek van het katholiek onderwijs heeft nu ook de klanten van dat onderwijs aangetast.

Individualisme en peergroup

Dat het katholiek onderwijs zo sterk staat blijkt nog steeds te maken te hebben met het vermeende elitaire karakter. Het gemeenschapsonderwijs is verplicht om alle rangen en standen toe te laten en kan zich geen uitsluiting permitteren. Arbeiderskinderen zitten daar op de schoolbanken naast verwende kinderen van hoger opgeleiden. Ook overtuigde vrijzinnigen sturen tegenwoordig hun kinderen naar het katholiek onderwijs. Zelfs wanneer ze niet gedoopt zijn en de vrijzinnige ouders, vóór hun verblijf op een niet-katholieke basisschool, kozen voor het vak niet-confessionele zedenleer. Ze vieren zelfs nog hun Lentefeest en verdwijnen dan in september naar een katholiek college. Vroeger zou men dat gewoon hypocriet gevonden hebben. Nu gebeurt dat zonder schroom en wordt dat  niet meer gezien als verraad. Dat het vrijzinnig humanisme  niet alleen een levensbeschouwing is maar ook een levenshouding, wordt op slag onbelangrijk.

Vasthouden aan een principiële levensovertuiging wordt beschouwd als iets dat niet meer van deze tijd is. Antiklerikaal zijn is ouderwets en totaal voorbijgestreefd. Er is immers de scherpe daling van het misbezoek op zondag en de daling van de priesterroepingen. Nog ongeveer vijf procent van de Belgische bevolking gaat elke zondag naar de mis maar de Heilige Jozef blijft wel nog altijd de beschermheilige van België. De secularisering (verwereldlijking/ontkerkelijking) is een feit en katholieke instellingen begonnen te vervellen. De ontzuiling werd ingezet. We hebben gewonnen, waarover maken we ons nog druk ! In 2006 werd het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen (VVKSM) gewoon Scouts en Gidsen Vlaanderen. Ook daar is iedereen welkom. Het is maar één voorbeeld.

Wat is eigenlijk de oorzaak van deze evolutie ? Een kind van 12 jaar is tegenwoordig thuis de baas en de ouders scharen zich volledig achter de doelstellingen en verlangens van het kind. Op zich is dat een positieve ontwikkeling: individualisering en emancipatie. De druk van de samenleving neemt daardoor af. De rechten van het individu worden boven die van de gemeenschap geplaatst. Onafhankelijkheid staat centraal.

Het is dus een filosofisch probleem geworden: autoriteit vanuit een bepaalde maatschappelijke positie wordt niet meer erkend. Het kind behoort tot een peergroup (vriendenkring) van andere kinderen van dezelfde leeftijd, status en belangstelling en ontwikkelen gemeenschappelijke gedragscodes. Ze worden gesocialiseerd binnen een gesloten peergroup, bijvoorbeeld van een sportclub waarbij gelijkgestemde ouders de doelstellingen overnemen.

Het gezin behoort dan ook tot die primaire groep. Het individu identificeert zich met de sportclub en heel het gezin neemt die identiteit over. Die groep geeft een gevoel van bescherming en geborgenheid en wanneer het sportteam wint is er grote vreugde en geluk. Wanneer die teamleden zich inschrijven in de katholieke secundaire school en je blijft alleen achter omdat je om ideologische redenen geacht wordt om naar het gemeenschapsonderwijs te gaan ontstaat er verdriet omwille van het verlies van je vriendinnen en vrienden. Wanneer je, als vader en moeder, in de groep van de ouders dan meedeelt dat jouw Jan of Mieke naar de Middenschool gaat en niet naar het College valt er een diepe stilte omdat ze hun misprijzen niet kunnen wegsteken.

Niet elke sportclub is natuurlijk even hard onderhevig aan de druk van de omgeving. Dit geldt vooral voor de sporten waarbij de kinderen uit de meer dan gemiddeld rijke gezinnen komen (hockey, tennis, golf en paardrijden).

De “upper middle class” kijkt met een heel andere mentaliteit naar het voortgezet onderwijs dan de bescheiden maar hardwerkende loontrekkende. Hier blijft de sociale segregatie een rol spelen ook al zal men zich haasten om dat te ontkennen. Nochtans is segregatie in het onderwijs nog altijd het grootste obstakel voor gelijke kansen voor leerlingen uit kwetsbare milieus en van leerlingen met een migratieachtergrond. De ouders, die beslissen in naam van het minderjarig kind, hebben altijd vrije schoolkeuze (Belgische grondwet artikel 24). Het is wel kiezen tussen vrij onderwijs (confessioneel onderwijs) en officieel onderwijs. Volgens het Belgisch familierecht moeten alle beslissingen door beide ouders samen zijn genomen. In alle gevallen moet je akkoord gaan met het pedagogisch project maar over de kwaliteitsnormen hoef je je geen zorgen te maken.

Alle erkende Nederlandstalige basis-en secundaire scholen voldoen aan de kwaliteitsnomen van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Alle scholen worden door de onderwijsinspectie onderzocht en doorgelicht. Die doorlichtingsverslagen kan je gewoon opvragen (14). Aan de kwaliteit van het onderwijs in de verschillende netten kan het niet liggen. Om een school te kiezen blijven er dan nog enkele andere criteria over: het pedagogisch project, ligt de school in de buurt, de voor-en naschoolse opvang, warme maaltijden, enz. En zeker niet te vergeten: de fietsveiligheid. In een recente bevraging gaf 6 op de 10 ouders aan dat ze fietsen naar school onveilig vinden. Daar hebben ze zeker een punt.

We voegen daar ook nog de sociale cohesie aan toe. Dat is een minder sympathiek aspect maar klassentegenstellingen blijven wel de realiteit. De tegenstellingen tussen de verschillende maatschappelijke klassen, het standsverschil, is alom tegenwoordig. Het werkt door op school en de woonomgeving en later bij de huwelijkskeuze. Het geluk van het kind dat zelf kiest blijft daardoor altijd beperkt. Maar tegenwoordig is dat niet meer zoveel het geval als in de tijd dat men dreigde om het kind te onterven. Op de leeftijd van 18 jaar is men wettelijk volwassen en verandert de ouderlijke macht.

Nochtans zou ik hier veel voorbeelden kunnen geven die nu als woke  gepercipieerd worden. Zelf mogen kiezen voor je eigen geluk is een mooie nieuwe verworvenheid. Maar geluk is niet maakbaar. Dat neemt niet weg dat men jongeren volledig moet vrijlaten om hun eigen weg te kiezen. Wees blij met die toegenomen mondigheid maar weet dan dat men in een loyaliteitsconflict is terecht gekomen. De loyauteit of loyaliteit is een kernwaarde, een morele verbintenis die je aangaat wanneer je voor een organisatie werkt of lid bent van een humanistische levensbeschouwelijke vereniging. Je sluit geen compromissen onder groepsdruk. De loyaliteit kan natuurlijk ook geschonden worden. In feite is het een ethisch probleem maar in de praktijk gaat men er aan voorbij alsof men van schoenen verwisseld. We zagen dat reeds vroeger bij de overlopers in de politiek. Een kind moet ook loyaal zijn aan de ouders. Vertel gewoon aan je kinderen waar je zelf voor staat zodat ze de inschikkelijkheid van hun ouders beter weten te waarderen. 

Willy Dezutter

1 Herman Van Rompuy en Rik Van Cauwelaert, Wie wij waren. Een gesprek. Davidsfonds/Standaarduitgeverij, Antwerpen, 2020

2 Nieuwsblad.be 25.4.2023.

3 Andries Van den Abeele, De kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en Vrijmetselarij. Roularta Books, Brussel, 1991, 319 pp. Idem, De kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en Vrijmetselarij. Roularta Books, Brussel, 2011, 405 pp. Over de vrijmetselarij bestaat nog altijd grote onwetendheid. Het beperkt zich tot stereotypen en onjuistheden. Ik citeer hier Andries Van den Abeele (editie, 2011, p. 203): “Zelfs in gecultiveerde kringen wordt veel kletspraat over de vrijmetselarij voor waar aangenomen“.

4 Johan Ballegeer, Het Oosten Brugge. Tempeliers-, compagnons- en vrijmetselaarsrelicten in Brugge. Brugge, 2000, 84 pp.

5 In 1850 vestigde het Atheneum zich aan de Verversdijk. In 1955 verhuisde het Koninklijk Atheneum naar de Sint-Clarastraat.

6 J. Ballegeer, Het Oosten Brugge, p. 12.

7 H. Van Rompuy en R. Van Cauwelaert, Wie wij waren, p. 12-13.

8 De eerste schoolstrijd was in 1878-1884. De liberale regering van Hubert Frère-Orban richtte in 1878 een Ministerie van Openbaar Onderwijs op en stemde op 10 juli 1879 de tweede organieke wet op het lager onderwijs (Wet Van Humbeeck). De Katholieke Kerk, de katholieke politici en het katholiek onderwijs reageerden bijzonder hevig. Zie: Jeffrey Tyssens, Om de schone ziel van ’t kind. Het onderwijsconflict als een breuklijn in de Belgische politiek. Gent, 1998.

9 Luc Huysse, De gewapende vrede. Politiek in België na 1945. Leuven, 1980. Hoofdstuk 3, 1950-1960 Eerst schoolstrijd dan godsvrede, p. 31-44.

10 De Nederlandstalige loge Marnix van Sint-Aldegonde (gesticht in 1889) in Antwerpen werd in 1959 stichtend lid van de nieuwe obediëntie Grootloge van België (GLB).

11 Willy Dezutter, De leden van de loge La Flandre in 1940. Een sociologische benadering. In: Biekorf, (116), 2016,3, pp. 308-335, vooral p. 323. Sinds deze publicatie verschijnen er overal in Brugge artikels over Achiel Van Acker en andere leden van La Flandre met de juiste data van toetreding maar altijd zonder verwijzing naar de wetenschappelijke bronpublicatie in Biekorf, 2016. Ze doen of ze dat zelf hebben gevonden en op den duur worden ze inderdaad zelf de bron doordat anderen weer naar hen verwijzen, enz. Om deze letterdieven te ontmoedigen zullen we vanaf nu niet meer in “open sources” over dit onderwerp publiceren. We doen nog liever onze geheimen mee in het graf. 

12 Pierre Vandervorst, Achille Van Acker, peetvader van de sociale zekerheid, in: Belgisch tijdschrift voor sociale zekerheid, 4e trimester, 2014, pp. 391-419.

13 Jan De Maeyer en Paul Wynants (red.), Katholiek onderwijs in België. Identiteiten en evolutie, 19de-21ste eeuw. Antwerpen, 2016.

14 onderwijs.vlaanderen.be        

“God vond het allicht nog niet het moment”

Over calamiteiten en apathische goden

De pastoor (55 jaar) van de Sint-Jozefsparochie in Dudzele (Brugge) kreeg op 1 november (Allerheiligen !) 2022 een hartstilstand en verklaarde vier maanden later bij zijn heroptreden: (1) “God vond het allicht nog niet het moment”.

Wat is dat toch met die zelfingenomenheid en eigendunk van al die mensen ? Wanneer er een boot zinkt met honderd asielzoekers en één wordt gered, denkt die gelukkige dat dit te danken is aan de tussenkomst van Allah. Allah laat 99 onschuldige gelukzoekers verdrinken maar redt er één ! Maar ook de god van de Christenen houdt er dezelfde opvattingen op na, al of niet met de hulp van een beschermengel, de engelbewaarder.

Aardbeving

 Op 6 februari 2023 vond een ongekende zware aardbeving plaats in delen van Zuid-Turkije en Noord-Syrië. Een natuurramp met 50.000 doden, 44.000 in Turkije en 6000 in Syrië. Vond god het toen het meest geschikte moment om al die mensen te laten omkomen ? Was het een straf van god ? Zo dachten verschillende overlevenden er zelf over anno 2023 zoals in 1755 met de aardbeving in Lissabon.

Er is nog een lange strijd te gaan bij de bestrijding van het irrationele gedrag van mensen. Is er een verschil tussen de god van de christenen en die van de moslims ? De vraag stellen is ze beantwoorden. Er is inderdaad een verschil. De god van de christenen bestaat uit drie personen. Die “Heilige Drie-Eenheid” of “Drievuldigheid” bestaat uit “de Vader”, “de Zoon” (Jezus Christus) en de “Heilige Geest”. Het is een staaltje van krampachtige theologie waar niemand bij stil staat. Mocht men dit wel doen zou elk weldenkend mens onmiddellijk afstand nemen van die vergezochte constructie en per direct kerkverlater worden.

Bij Allah is het veel helderder. Hij is God en daarmee uit. Vele dagen na de aardbeving werden er nog een aantal mensen levend van onder het puin gehaald. Dat waren de zogenaamde mirakelreddingen. Alsof er ook hier sprake zou zijn van een goddelijke tussenkomst ! Ze werden gewoon gered dank zij de grote inzet van de hulpverleners en hun speurhonden. In Hatay (Turkije) werd er 23 dagen na de ramp nog een hond, een husky, levend van onder het puin gehaald. Allah heeft dus ook sympathie voor dieren.

Een aardbeving (of een andere natuurramp zoals een overstroming , een tornado, enz.) wordt doorgaans niet aangekondigd door waarzeggers. Er bestaan geen Hogere Machten en een tornado neemt geen bocht wanneer er een kerkgebouw in het vizier komt. Hij maakt in de VS ook geen onderscheid tussen katholieke en protestantse kerken. Hij vervolgt gewoon zijn verwoestende weg. Een seismoloog (aardbevingsdeskundige) kan misschien aan de hand van seismogrammen iets voorspellen maar ook dan is het dikwijls al te laat om een waarschuwing te laten uitgaan. Het antwoord op de vraag of men aardbevingen kan voorspellen is eigenlijk gewoon “neen” (3).

Ook de treinen naar het uitroeiingskamp Auschwitz werden tijdens de Tweede Wereldoorlog niet gestopt door de god van het Oude Testament. Wanneer hij daar al faalde en apathisch bleef kon hij zich altijd nog bedenken en de ovens stilleggen. Vroeger liet men een barende vrouw sterven in het kinderbed om het kind te kunnen redden. Een kind dat onmiddellijk de nooddoop kreeg toegediend want het zieltje moest gered worden. Men doopte zelfs met een zogenaamde doopspuit (2) in de baarmoeder, een doop “in uterus”. Een waanzinnige obsessie van de rooms-katholieke kerk. Alleen de vooruitgang van de geneeskunde heeft gezorgd voor een betere levenskwaliteit en levensverlenging. Dat is niet aangestuurd door een opperwezen maar maakt deel uit van de algemene vooruitgang. Vooruitgang in de wetenschap (handhygiëne en ontsmetten van instrumenten !) en vooruitgang in de bestrijding van het bijgeloof. Helaas houden beiden geen gelijke tred en blijft er een irrationele behoefte aan ongezonde spiritualiteit. Een spiritualiteit die geen verbinding maakt met de bovennatuur maar alleen nuttig kan zijn om zelf bedaarder door het leven te gaan. En dat willen we niemand afpakken. Troost en kracht als zelfsuggestie ook al wordt je kind van drie jaar overreden door een vrachtwagen. In het hier en nu kan een beetje meditatie soms helpen maar om het onbestaande hiernamaals te bereiken heeft het geen enkel nut. Enkel opportunisten krijgen dit verlangen niet gestild. 

De aardbeving van Lissabon (1755)

De zware aardbeving van Lissabon vond plaats op 1 november (Allerheiligen !) 1755. Er waren tienduizenden doden (4). Geologen hebben jaren later gesproken over een aardbeving (+ tsunami en brand) van 9 op de schaal van Richter. Op het moment van de ramp zaten de kerken vol met gelovigen en omdat de kerkgewelven instortten was het dodental onder de kerkgangers zeer hoog.

Veel filosofen, zowel toen als nu, stelden de vraag naar de rechtvaardiging van god. Die kwaadheid van god viel moeilijk uit te leggen temeer omdat Portugal een devoot katholiek land was en men dat geloof had voortgeplant in de koloniën. De Franse verlichtingsfilosoof Voltaire (1694-1778) nam een kritische houding aan en de Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) verklaarde die aardbeving vanuit natuurlijke in plaats van bovennatuurlijke oorzaken. Hij stond daarmee aan de wieg van de seismologie. Het lijden in de wereld kan niet op een serieuze manier verklaard worden. Die theodicee is een hinderpaal voor alle godsdiensten. Een god die zowel volmaakt goed is en almachtig kan het lijden in de wereld niet toelaten tenzij hij ongevoelig is. Op zo’n god zit niemand te wachten. “Hier boven” is er alleen maar kosmisch stof. Die stofdeeltjes of micrometeorieten zijn soms minder dan een zandkorrel groot. In geloofszaken zijn de wetten van de fysica niet van kracht. Geloof is angst omzetten in hoop. Het hiernamaals is en blijft een illusie.

Willy Dezutter

1 Brugsch Handelsblad, 2 maart 2023. 

2 Dat was een kleine tinnen klisteerspuit die voor dit doel werd gebruikt. 

3 TimTrachet, Skeptisch nieuws. Nederlander “voorspelde” zware aardbeving, in: Skepp. Wetenschappelijk verantwoord magazine, jg. 22, lentenummer, 2023, p. 26.

4 Robert Verhoogt, Op reis door de aarde. Onder de grond in de negentiende eeuw. Amsterdam, 2020. Handelt o.a. over de aardbeving van Lissabon (1755) en die van San Francisco in 1906.

Het denken mag zich nooit onderwerpen

In 1988 werd door de Unie Vrijzinnige Verenigingen vzw (UVV, Brand Whitlocklaan 50, 1200 Brussel) een affiche verspreid met de bekende tekst “Het denken mag zich nooit onderwerpen”  van de Franse wiskundige en wetenschapsfilosoof Henri Poincaré (1854-1912).

Het werd ondertekend met Poincaré, zonder de voornaam Henri. Deze versie, eveneens met de ondertekening Poincaré werd nadien in een oplage van 300 exemplaren uitgegeven in zeefdruk (afm. 52 cm h. x br. 66 cm)  door de Gentse kunstenaar Balder. Natuurlijk is de oorspronkelijke tekst in het Frans maar één van de beste vertalingen in het Nederlands luidt als volgt:

Het denken mag zich nooit onderwerpen

noch aan een dogma

noch aan een partij

noch aan een hartstocht

noch aan een belang

noch aan een vooroordeel

noch aan om het even wat

maar uitsluitend aan de feiten zelf

want zich onderwerpen betekent

het einde van alle denken

De oorspronkelijke Franse tekst van Henri Poincaré komt uit zijn boek “Science et méthode” uit 1908. Ter vergelijking geven wij hieronder de tekst weer in lopende vorm:

La pensée ne doit jamais se soumettre, ni à un dogme, ni à un parti, ni à une passion, ni à quoi que ce soit, si ce n’est aux faits eux-mêmes, parce que, pour elle, se soumettre, ce serait cesser d’ être.

Kunstenaar Balder, pseudoniem van Boudewijn Van Hoecke (° Gent, 10.12.1945 – + Landegem 20.7.2014) hield zich voor de woordschikking (zie afbeelding) aan de affiche van UVV. De twee kolommen zijn oud-Egyptische lotuszuilen. Voor een vrijdenker is deze artistieke uitbeelding niet vreemd te noemen. Hij signeerde rechts onderaan. Net zoals bij het UVV-voorbeeld verwijst hij naar de naam Poincaré.

Zeefdruk (52x66cm) van de kunstenaar Balder (1945-2014)
Verzameling Willy Dezutter, Brugge

In beide gevallen had men mogen benadrukken dat het Henri Poincaré betreft, één van de grootste geleerden van zijn tijd. Zijn tekst omschrijft zeer goed het begrip “vrij onderzoek” (in het Frans libre examen). Het vrije onderzoek is een vorm van wetenschapsbeoefening zonder vooroordelen, zonder een beroep te doen op autoriteit, een dogma of een geloof. De Vrije Universiteit Brussel (VUB) onderschrijft deze principes en in het particuliere leven is de Poincaré een richtlijn geworden binnen het vrijzinnig humanisme.

Willy Dezutter  

Het kwaad treft ook goede mensen

De Amerikaanse basketballegende Kobe Bryant (1978-2020) kwam om het leven bij een helikoptercrash op 26 januari 2020.  Het toestel stortte neer op een heuvel in Calabassas, ten noordwesten van Los Angeles.  In de helikopter zaten naast vader Kobe ook zijn 13-jarige dochter en nog zeven andere mensen die allemaal omkwamen.

Kobe Bryant was katholiek opgevoed en de familie ging ter kerke in de Our Lady Queen of Angels.  Volgens de New York Times ging Kobe vlak voor het vertrek van de helikopter nog bidden in die kerk (1).  We weten intussen dat het niet mocht baten.  Amerikaans wetenschappelijk onderzoek heeft immers al lang uitgewezen dat bidden niet helpt (2).  God (om het even wat men hieronder wilt verstaan) gaf aan de mensheid de vrijheid om te martelen en te doden.  Het is nu eenmaal zo en niet anders.

Anderen stellen dan weer meer vertrouwen in de H. Maagd Maria.  Zij is een belangrijke middelares tussen de mensen en god maar een reis naar de Franse Pyreneeën blijft vol gevaar.  Regelmatig verongelukken er autobussen met pelgrims op weg naar Lourdes.  Enkele jaren geleden kwam er een Vlaamse bedevaarder om het leven toen hij onder een trein terecht kwam bij het uitladen van de rolstoelen van Lourdespelgrims.

Het onsterfelijkheidsgeloof zou kunnen ontsproten zijn uit de morele nood van mensen die vinden dat het goede niet altijd wordt beloond en het kwade niet altijd gestraft (3).  Eén ding is zeker: goed of slecht, dood gaan we allemaal.  We weten natuurlijk niet wat de Voorzienigheid voor ieder van ons in petto heeft. Daarom is het beste recept om te genieten van het leven.  Je hoeft geen groot filosoof te zijn om dat te verkondigen.  Deze wijsheid is zesduizend jaar oud en komt uit het boek Prediker. Daar lezen we ook : “De mensen die offers aan God brengen overkomt hetzelfde als de mensen die geen offers brengen” (Prediker, 9:2).  In het boek Prediker staat ook dat de slimste mensen niet altijd rijk worden.  Het leven valt dus niet te begrijpen en het is dan ook beter om je niet vast te klampen aan de sprookjes van de godsdiensten: er is geen leven na de dood.

Het terugzien van je geliefden in een hemels paradijs is zo’n sprookje. Een god die dat belooft kan niet bestaan. Het boek Prediker maakt deel uit van het Oude Testament en behoort tot de wijsheidsliteratuur. Het kan geplaatst worden in de vierde eeuw voor onze jaartelling. De wijsheidsleraar die het schreef (herinner het bekende “ijdelheid der ijdelheden”) is zeer verteerbaar voor niet-gelovigen. Ik schat hem veel hoger in dan de optelsom van alle parabels van die andere, meer bekende prediker, Jezus Christus.  Natuurlijk raadt Prediker aan om naar God te luisteren (hoe gaat dat in zijn werk ?) maar aangezien alle dingen ook lukken zonder die genade, zien we het nut daarvan niet in.

Eén ding is zeker (en dat staat niet in Prediker): hoe ouder men wordt hoe groter de kans om kanker te krijgen. Ook nu zal bidden weer niet helpen. Wat wel helpt: gezonde voeding, blijven bewegen en proberen zen (4) te blijven ! En natuurlijk vertrouwen stellen in de medische vooruitgang.

Willy Dezutter

1 Integraal overgenomen door De Morgen 13.2.2020.

2 Johan Braeckman en Maarten Boudry, De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken. Antwerpen, 2012, p. 213-219 over wetenschappelijke studies over bidden.

3 Johan Braeckman en Dirk Verhofstadt (red.), Etienne Vermeersch. Nagelaten Geschriften, Antwerpen-Amsterdam, 2019, p. 282.

4 Zittend mediteren (in kleermakerszit/ lotushouding) kan zeer pijnlijk zijn wanneer men daarin niet geoefend is. Wij bevelen de loop-meditatie aan, maar dan wel de trage wandelversie.

Hippocrates en Jezus Christus

In de oudheid dacht men dat de ziekte epilepsie te maken had met de goden, die iemand met de vallende ziekte stevig dooreen schudden nadat ze hem betrapten op een goddeloze daad. Hippocrates (ca. 460-377 v.o.t.), de Griekse vader van de geneeskunde, ontdekte dat het een lichamelijk fenomeen was en dus geen straf.  Eeuwen later zal Jezus Christus (actief omstreeks het jaar 30 na het begin van de jaartelling) heel wat genezingen verrichten o.m. van een jongen die aan vallende ziekte leed en bezeten was (Math. 17:15-20, Marcus 9:17-18, Lucas 9:38-42).  In het Nieuwe Testament wordt er geen onderscheid gemaakt tussen bezetenheid en ziekte.  Zieken worden bezetenen genoemd en bezetenen heten zieken.  Ook Jezus beschouwde ziekte niet als straf.  Dat wordt algemeen als progressief aanzien maar kent in Hippocrates een illustere voorganger!

Van de artseneed bestaan thans verschillende versies die ver afstaan van de oerversie (Oudgrieks) van Hippocrates (1).  Er zijn ook verschillende interpretaties o.a. met betrekking tot de zelfdoding.  De Grieken en Romeinen gunden de patiënt het zelfbeschikkingsrecht over de eigen dood.  De eed markeert thans veeleer het beëindigen van de universitaire artsenopleiding maar heeft op zich geen juridische betekenis.  Tot slot is het wellicht onnodig om nog eens te onderstrepen dat de genezingswonderen altijd betrekking hebben op psychosomatische ziekten.  De Almachtige kan wel geen ontbrekende en afgeschoten ledematen laten aangroeien.  Ook niet na hevig bidden aan de grot van Lourdes.  Zo’n demonstratie van onmacht creëert natuurlijk geen sympathie voor het christelijk geloof.

Voetbal

Mirakels gebeuren tegenwoordig enkel nog in het topvoetbal.  Daar zwelgen altijd een aantal spelers, voetbalmiljonairs, in stuitend bijgeloof.  Met de bal aan de voet wijzen ze met de vingertjes naar boven.  Het wonder gebeurt dan alleen nog in de laatste seconde van de verlengingen en de toegevoegde tijd.  Dat is dan een mirakel dat de ene helft van de supporters gelukkig maakt en de andere helft ongelukkig.  Het arbitraire mirakel der uitverkorenen en verdoemden technisch ondersteund door de videoscheidsrechter (de VAR).  Het nieuwe Alziend oog van de goddelijke voorzienigheid.  God is kennelijk alleen handelend aanwezig wanneer er doelpunten moeten gemaakt  worden.  In alle andere gevallen heeft hij zich van de wereld afgekeerd.  En hij weet zijn prioriteiten te stellen: onschuldige kinderen laat hij verdrinken in de Middellandse Zee.  Soms met honderd tegelijk maar ééntje wordt er dan gered.  Die had een engeltje op z’n schouder zitten (!).  Dat is geen mirakel maar willekeur.

Op een onzichtbare en gevoelloze god zit niemand te wachten.  Door de Turkijedeal (afgesloten op 18 maart 2016) is de instroom van vluchtelingen en het aantal verdrinkingen sterk teruggelopen.  De illegale migratie van Turkije naar Griekenland is sterk teruggedrongen in ruil voor 3 miljard euro aan financiële steun aan Turkije.  Volwassenen en kinderen zitten nu in slechte omstandigheden in vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden.  Alles wat wij doen is mensenwerk.  De wereld wordt niet geregeerd door een buitenaards wezen. “De roeping van den mens is mens te zijn”(tekst op het grafmonument van Multatuli).

Willy Dezutter

1 K. Rohaert, Over Hippocrates. https://www.ordomedic.be en http://nl.wikipedia.org s. v Eed van Hippocrates .

 

 

 

 

 

 

 

 

De muziek als glijmiddel voor geloof

De Britse auteur Karen Armstrong, schrijfster van het boek Een geschiedenis van God (1), wijst in een gesprek met Rik Torfs (2) op de verloren gegane band tussen religie en beleving.  De reformatie heeft in de 16deeeuw veel van de liturgie overboord gegooid en zich vooral geconcentreerd op het woord, de Schrift.  Maar, zo stelt ze, een religie zonder rituelen is geen religie meer.

Dat is zonder meer waar.  De aantrekkingskracht van de oosterse Kerken schuilt vooral in de liturgische gezangen, de rijke liturgische gewaden en veel wierook.  Sommige mensen geraken daar zodanig door in extase dat ze iconen beginnen te kussen.  Dat extravagante kennen we ook bij de gospeldiensten en de gebedsgenezing.  Karen Armstrong wijst ook op de muzikale en religieuze waarde van de Gregoriaanse gezangen.  De gregoriaanse muziek is de muziek die eigen is aan de Romeinse liturgie in de Katholieke Kerk.  Die liturgische gezangen vallen op door de vrije ritmiek en de stijgende en dalende melodie.  Die eenstemmige vocale muziek, uitgevoerd door een koor, weet gelovigen maar ook ongelovigen te beroeren.  Denken we maar aan het Dies Irae uit de dodenmis.  Door de liturgische bepalingen van het Tweede Vaticaans Concilie werd het formeel uit de rooms-katholieke dodenmis geschrapt.  De toorn van god op het einde der tijden werd weggepoetst.  We kennen het Dies Irae natuurlijk wel nog uit het Requiem in d-klein, KV626 uit 1791 van Wolfgang Amadeus Mozart.

Een herinvoering van de Latijnse liturgie (dat maakt het mysterie groter !) zal echter geen massa’s meer doen terugkeren naar de kerk.  Dat heeft men in de jaren zestig van de 20steeeuw al geprobeerd met de zogenaamde beatmissen, toen men aansluiting zocht bij de moderniteit, maar dat was ook maar van korte duur.  De jeugd werd er niet door aangesproken.  De ontkerkelijking is een feit en de verstandige mensen zijn ongelovig geworden en de opportunisten bekeerden zich tot een strikt persoonlijk ietsisme (3).  Verstandige burgers doen liever iets uit liefde voor de medemens dan uit liefde voor een onzichtbare en machteloze, want onbestaande god.  Er is geen hoop, noch op een verrijzenis noch op een hiernamaals.  Karen Armstrong zegt het zo: “Ik verwacht niet dat ik na mijn dood plotseling iemand terug zal zien. It looks too much like an awful school reunion”.  Het zou toch echt wel moeten lukken dat werkelijk gebeurt wat we diep van binnen verlangen: voortbestaan na de dood en de mensen van wie wij houden terugzien.  Een god die dat belooft kan niet bestaan.  Wat is dan de zin van het leven ?  Dat is het leven zelf.  Wie het niet aan kan, wijkt uit naar de fictie.

Maar we willen niemand zijn troost afpakken. Dat religie troostend kan werken, wil niet zeggen dat religie ook waar is (Richard Dawkins).  In een recensie over zijn pas verschenen boek wordt aan de Vlaamse schrijver Yves Petry gevraagd of hij gelovig is.  Daarop antwoordt hij o.m. “Toen ik later klassieke muziek ontdekte, maakte religieuze muziek zoals The Messiah van Händel, de Mattheuspassie van Bach of het Stabat Mater van Pergolesi veel indruk op me.  Ik kan ook zelf wel enkele gregoriaanse hymnes zingen.  Maar echt dogmatisme is in mijn ogen niet de ware vorm van religie.  Ik ben meer een aanhanger van het ietsisme, waar Etienne Vermeersch zo’n hekel aan had” (4).  De filosoof Etienne Vermeersch (1934-2019), een atheïst, was ook een groot muziekkenner en luisterde veel naar de uitvoeringen van de Mattheuspassie van J.S. Bach.  Hij wees er dan ook op dat het perfect mogelijk is om als atheïst ontroerd te worden door muziek waarin een religieuze boodschap zit (5).  Hij noemt het “voor mij ongeveer de allermooiste muziek die er bestaat”.  Niet onbelangrijk is dat hij zegt “voor mij” want wanneer duizend mensen naar de Mattheuspassie luisteren horen we allemaal hetzelfde, maar iedereen ervaart het op een enigszins verschillende wijze (6).  Dit hangt af van verschillende factoren.  Muziek beluisteren is zoals kijken naar kunst.  Men moet dat leren.

Johann Sebastian Bach (1685-1750) was een Duitse barokcomponist.  De Matthäus-Passion (BWV 244), is het lijdens- en sterfverhaal van Jezus Christus.  De katholieken, die een uitvoering bijwonen, staan er niet meer bij stil dat dit oratorium werd gecomponeerd voor de Thomaskirche in Leipzig waar Bach cantor was van 1723-1750.  Het is dus Lutherse kerkmuziek.  Dit verklaart waarom de uitvoeringen van de Matthäus-Passion zo populair zijn in Nederland.  Mocht Bach het katholicisme beleden hebben, was hij daar nooit aan bod gekomen.  Zelf hebben we meer dan 25 jaar naeen op Palmzondag de gerenommeerde uitvoering van de Mattheuspassie bijgewoond in de Sint-Baafskerk in Aardenburg (Zeeland) (7).  Daarbij rekenen we ook de uitvoeringen van dirigent Piet van Egmond (1912-1982).  Zijn gloedvolle interpretatie werkte doelbewust op het gemoed.  Dat beantwoordde volledig aan de doelstellingen van Bach zelf.  Die schreef over zijn muziek dat er twee doelen waren: het moest tot Gods eer en tot zielsverrukking leiden. “Zur Ehre Gottes und zur Ergötzung des Gemüths”.  De mystieke kracht van de religieuze muziek is het glijmiddel van het geloof.  De Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran (1911-1995) kon dan ook beweren: “God heeft veel te danken aan Johann Sebastian Bach”.  Muziek beïnvloedt nu eenmaal de stemming.

De muziektherapie is in feite een vorm van psychotherapie die wordt gebruikt voor de behandeling van psychische problemen.  Per slot van rekening is het geloof iets dat er van kindsbeen ingepompt wordt en door religieuze muziek kan die hersenspoeling op latere leeftijd nog geactiveerd worden.  Eigenlijk zou er beter gedragstherapie toegepast worden om van die neurose verlost te worden.  Dat is zo gek nog niet.  Angst en onzekerheid zijn nu eenmaal vaste bestanddelen bij elk geloof.  De Britse auteur Richard Dawkins wijdde in zijn boek “The God Delusion” een heel hoofdstuk aan de indoctrinatie tijdens de kinderjaren (8), de leeftijd waarop kinderen zeer ontvankelijk zijn voor allerlei bovennatuurlijke verhalen op gezag van de ouders en andere opvoeders.  De verhaaltjes over Sinterklaas worden op zeker moment opgeborgen maar de onzin over religie wordt nooit meer herroepen.  Het misbruik van het lichtgelovige kind en zijn kinderhersenen.  De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) vestigde daar reeds de aandacht op in zijn essay “Over godsdienst” uit 1851.  Aan de dogma’s die ze ingestampt kregen mocht nooit meer getwijfeld worden (9).  Het boek werd in het Nederlands vertaald onder de veelzeggende titel “Het nut van vrome leugens. Over godsdienst” (10).

Psychologie en religie

Religie wordt wel eens verklaard vanuit het onderzoeksveld van de evolutionaire psychologie.  Daarvoor verwijzen we naar Richard Dawkins (11) wiens werk we hier niet gaan overdoen.  De psychologie is de studie van het menselijk gedrag.  Wat motiveert mensen en wat zijn hun emoties ?  Belangrijk hierbij is de persoonlijkheidspsychologie.  Zolang de persoonlijkheid nog niet stabiel is, zoals bij jonge kinderen, kan men nog veel kneden.  Het religieuze gevoel moet aangeleerd worden.  Dat is ook de reden waarom er enkel een priesterroeping kan voortkomen binnen een familiaal godsdienstig milieu.  De biotoop moet juist zitten, thuis en op school.  Het gaat om godsdienstige ontwikkeling en beleving.  Vanaf het moment dat men zelf begint na te denken kan daarin verandering komen (12).  De Duitse theoloog Eugen Drewermann (°1940) besloot op zijn 65steverjaardag zijn lidmaatschap van de katholieke kerk op te zeggen.  Hij pleit er voor om de letterlijke en historiserende lezing van de Bijbel los te laten.  Hij ziet god (na bestudering van de natuurwetenschappen, biologie en neurologie) als “psychologische werkelijkheid in de diepste lagen van onze persoonlijkheid” (13).  Met die psychische realiteit zitten we bij de psychoanalyse maar dat is wel de wereld van onbewuste wensen en daarmee samenhangende fantasieën.  Wanneer men daarin meegaat (14) kan het kloppen: god is dan een psychische fantasie.

Willy Dezutter

1 Karen Armstrong, Een geschiedenis van God. Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam, 2003.

2 Rik Torfs, Gesprekken over spiritualiteit, in: Knack, 49 (2019), 7, p. 64-69.

3 Het “ietsisme” is een term uit de jaren negentig van de vorige eeuw en slaat op het idee dat er “toch iets moet zijn”.  Veel mensen hebben het er moeilijk mee om te aanvaarden dat het na de dood afgelopen is.  Men gelooft niet echt meer maar om opportunistische redenen wil men daar nog geen afstand van doen.  Men is nog niet helemaal losgekomen van de religieuze indoctrinatie.  Het romantisch verlangen is gebleven.

4 Peter Casteels, De pessimistische sociaal democraat in Yves Petry, in: Knack, 49 (2019), 8, p. 92-95.

5 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Uitgeverij Houtekiet, Antwerpen-Utrecht, 2011, p. 404-406.

6 Dirk Verhofstadt, idem, p. 401.

7 Zo’n uitvoering is ook een society gebeuren voor de elite van Zeeland.  Het wordt gevolgd door een receptie voor genodigden die dan gezelschap zoeken om in een restaurant te dineren.  We bewaren er goede herinneringen aan.  Wir setzen uns mit Tränen nieder.

8 Richard Dawkins, God als misvatting (vert. van The God Delusion), Amsterdam, 2006, p. 333-366. “Delusion” betekent eigenlijk waan maar de Nederlandse uitgever koos voor een zachtere vertaling.  Katholieken mogen altijd nog uitgedaagd worden maar het protestantse volksdeel kan men beter ontzien.  Er wonen nochtans genoeg godsdienstwaanzinnigen in de Nederlandse biblebelt maar die weigeren antigodsdienstige literatuur te lezen.  Daarom veranderen ze ook nooit van standpunt.  De Ark van Noah is nog niet uit de vaart genomen.

9 Paul Cliteur, Arthur Schopenhauer over filosofie en religie, in: Torben Wolfs (red.), Schopenhauer lezen. Antwerpen-Apeldoorn, 2010, p. 135-151.

10 Uitgave Wereldbibliotheek, 2007. In de vertaling van Hans Driessen (1953-2017), o.m. de vertaler-specialist van de Duitse filosofen A. Schopenhauer, F. Nietzsche en Peter Sloterdijk.

11 Richard Dawkins, God als misvatting, p. 196-208.

12 Dit geldt niet alleen voor christenen maar evengoed voor moslims. Zie: Ali Rizvi, De atheïstische moslim. Een weg van geloof naar rede. Amsterdam, 2016.

13 Matthias Beier, Religie zonder angst en geweld. Hoofdlijnen van Eugen Drewermanns theologie van de menselijkheid. Vught, 2011.

14 De Vlaamse filosoof Maarten Boudry beschouwt de psychoanalyse als een pseudowetenschap. Zie: M. Boudry, Pseudowetenschap aan de universiteit op https://skepp.be/nl/psychologie-coaching/psychoanalyse/pseudo-wetenschap(13.12.2011).

Het magisch-religieuze wereldbeeld

In het Stedelijk Museum voor Volkskunde van Brugge (Rolweg 40, nu ingang Balstraat 43) is er een afdeling volksdevotie.  Toen we daar conservator waren (1973-2007) gaven we middels een verklarende tekst (letters op plexiglas) wat duiding bij het verschijnsel volksgeloof.  Deze tekst werd ook opgenomen in de museumgids (1).

Nu zouden we zo’n tekst in de museumopstelling kunnen weglaten en vervangen door een QR-code die men kan scannen met een smartphone of een tablet.  Alles evolueert en wij evolueren mee.  Zelfs de audiogids is nu in het museum achterhaald.  Dat had niemand voor mogelijk gehouden.

Denkend aan de Z.E.H. kanunnik Paul Depuydt (1928-2018) willen we hier eerst nog een anekdote ophalen.  Paul Depuydt (Kemmel 3.10.1928 – Brugge 30.10. 2018) was een R.K. priester en rector van het Engels Klooster in de Carmersstraat in Brugge.  Hij was daar bijzonder trots op omdat Guido Gezelle (1830-1899) daar op 27 november 1899 was overleden in dezelfde functie.  Hij beschouwde zich als een opvolger van Gezelle en ontleende daar zijn belangrijkheid aan.  Wanneer (de reguliere) kanunnik Depuydt voorbij fietste en mij zag, zwaaide hij altijd uitbundig.  Aangezien ik van 1985-1990 ook conservator was van het Gezellemuseum (zonder bijkomende halve wedde zoals de pastoors die twee parochies bedienen) vermoedde hij wellicht in mij een volwaardig adept, bijna als iemand van de lagere wijdingen.  Ik was daar nochtans gewoon door de politiek neergezet omdat het Volkskundemuseum en het Gezellemuseum zich in dezelfde straat bevonden (Rolweg) en ik geacht werd de twee te kunnen doen voor dezelfde prijs.  En zo werd ik ook de behoeder van de priester-dichter (2).

Die vriendelijke houding van kanunnik Depuydt bleef tot op de dag dat hij met een collega-priester uit Antwerpen het museum bezocht en mijn tekst las.  Ik werd prompt gesommeerd uit mijn bureau te komen om uitleg te verschaffen en mij te verantwoorden.  Het ad hoc kerkelijk tribunaal vond dat mijn verdediging niet volstond en ik werd verzocht om die tekst te verwijderen.  Het was voor mij niet moeilijk om de afweging verlichtingsdenken (3) versus reactionaire visie te maken: het ging niet door.  Ik liet ze morrend vertrekken in plaats van hen koffie aan te bieden in de museumherberg “De Zwarte Kat”.  Er is daarop geen excommunicatie gevolgd omdat we al leefden in de nadagen van het “rijke roomse leven”.  Zij waren echt wel de laatste integristen.

In 2017 verwelkomde Brugge meer dan 6,2 miljoen toeristen maar toch is het altijd een groot dorp gebleven waar men, om het even wie, zomaar zonder afspraak uit zijn bureau kan halen.  Dat overkwam mij ook met een boze museumbezoeker uit Rijsel (Lille, Fr.) die me op het matje riep omdat de bijschriften in het museum niet overal Franstalig waren.  Die was in de vaste overtuiging dat België een tweetalig land was en liet het dan aan mij over om (in het Frans !) heel die staatshervorming (4) uit te leggen: eerst Nederlands, dan Frans, en Duits.  En niet-decretaal op de vierde plaats (uit evident praktisch-educatieve overwegingen) Engels omdat die wereldtaal uiteraard ook thuishoort in Brugse culturele instellingen.

We zullen ons niet verder verdiepen in anekdotiek maar voor iemand die niet van plan is zijn memoires uit te geven is de aandrang soms toch aanwezig.  Dat moet ook wel want we werden voor onze dienstbaarheid nooit beloond.  En ook niet onbelangrijk: het moet gebeuren voordat het vervaagd.

De tekst

In Vlaanderen sluit het volksgeloof (denk aan allerhande devotionalia in kerken en kapellen) meer aan bij de menselijke gevoelswereld dan denkwereld, meer bij het irrationele dan het rationele handelen.  De volksdevotie, met middelen zoals onttoveren en betoveren, behoort tot de animistische leefwereld.  Het “magisch-religieuze wereldbeeld” onderscheidt zich, volgens de Duitse cultuursocioloog Max Weber (1864-1920), van het “natuur-wetenschappelijk-mathematisch wereldbeeld” (5) door drie belangrijke kenmerken.

1   De idee van een grote innerlijke verbondenheid van de mens met alles wat hij rond zich in de natuur aantreft.  De grond, de bomen, de planten, de zon, de maan, de sterren, de zee, enz., zijn sterk met de mens verbonden in één kosmisch geheel en zouden op elkaar een wisselwerking uitoefenen.

2   Verder is er een zeer sterk ordebewustzijn aanwezig.  Niets of bijna niets is in dit wereldbeeld toeval.  Alles heeft een verklaring, zelfs het ogenschijnlijk meest onbegrijpelijke voorval.  Voor ziekte, veepest, impotentie, krankzinnigheid, het vergaan van een schip bestaat een oorzaak zo niet van natuurlijke dan toch van bovennatuurlijke aard.

3   In dit wereldbeeld ontbreekt vrijwel elk abstract denken. Natuur en bovennatuur liggen in hetzelfde vlak, heiligen en duivels hebben een reële gestalte, aan ziekte of ziektesymptomen wordt een eigen wezen toegekend.  De meeste Europeanen leefden in dit wereldbeeld van bijgeloof tot in de 20ste eeuw.

Volharden in de 21ste eeuw

Toen we bovenstaande tekst publiceerden in 1992 wilden we ons vooral mild uitdrukken door te suggereren dat het bijgeloof de eeuw nog rustig mocht uitdoen maar meer dan 25 jaar later blijkt er nog niks veranderd te zijn.  Op 11 november 2018 was het 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog eindigde.  Miljoenen jonge mannen lieten daarbij het leven.  Overal waren er herdenkingsprogramma’s maar in Sint-Pieters-Brugge kon men die dag met zijn huisdier naar de dierenzegening en de uitdeling van Sint-Hubertusbroodjes.  De ene waanzin afgestreept tegen een andere.  Door historici uit de sociaal-contextuele school wordt beweerd dat de opkomst van het wetenschappelijk denken in elk geval géén oorzaak van de teloorgang van het magisch-religieuze wereldbeeld is geweest.  Religie zal door de secularisering worden teruggedrongen naar een geloof buiten de kerk maar ook de moderne samenleving heeft kennelijk nog altijd nood aan het in stand houden van bijgeloof.  Dat is van een andere realiteitsorde waarin men niet kan spreken over causaliteit.  Blijkbaar beschikt niet iedereen over voldoende verstand of kansen om greep te krijgen op de onzekerheden in het leven.

Willy Dezutter

1 Willy P. Dezutter, Stedelijk Museum voor Volkskunde. Beknopte gidsen van de musea van Brugge 1. Brugge, 1992, p. 12.

2 Willy Dezutter, Het Gezellemuseum 60 jaar. In: Brugs Ommeland, 1987, p. 59.

3 Recente aanbevolen literatuur: Steven Pinker, Verlichting Nu. Een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam-Antwerpen, 2018, 696 p.

4 Zie de taalwet bestuurszaken uit 1966 op de website van de Vlaamse Overheid.

5 Guido Dierickx, De buitenkant van religie. Een menswetenschappelijke rondleiding. Antwerpen-Apeldoorn, 2007, hfst. 2 De klassieke sociologen van de religie. 2.6. Max Weber (1864-1920), p. 54-58, vooral p.54-55.

De maandwedde van meneer pastoor

De katholieke kerk in België publiceerde (2018) voor het eerst een volledig overzicht van haar activiteiten.  De cijfers hebben voornamelijk betrekking op 2016 (1).  Alle kranten hebben daarover bericht.  Een 52,76 procent van de inwoners noemt zich nog katholiek en 9,42 procent noemt zich nog praktiserend katholiek.

Een opvallend cijfer betrof de wedde van de parochiepriesters.  Dat zou 1549 euro netto per maand bedragen.  We hebben nooit de behoefte gevoeld om de wedde van meneer pastoor uit te rekenen maar voordat we tranen in onze ogen krijgen zouden we toch enige duiding willen geven.  Wat men er in de krant niet bij vertelt, is dat het hier om een gemiddelde gaat.  Zelf zijn ze daar in hun rapport op p. 32-33 al veel eerlijker over.  Indien een “bedienaar van de eredienst” verantwoordelijk is voor meer dan één parochie wordt de wedde verhoogd tot een maximum van 150 %.  Dat is het geval voor 58 %.  Hun bruto jaarwedde bedraagt 32.995 euro ofwel 2.794 euro bruto per maand.  Aangezien iedereen altijd graag weet wat dat netto bedraagt: dat is een maandwedde van 1.855 euro.  Dat begint er al beter op te trekken, temeer omdat wij nooit een conservator of een archivaris hebben gekend die meer begon te verdienen toen hij er een museum of een archief bijkreeg.  Maar hier houdt de openheid van de katholieke kerk dan ook op.

Zo vergeten ze onder meer te vertellen dat de pastoor het genot heeft van een gratis woning (de pastorij) of een woonstvergoeding.  Die kosten worden ten laste genomen door de gemeentebesturen via de kerkfabrieken (Kerkenraad).  Dat gaat allemaal nog terug op een keizerlijk decreet uit 1809 !  Datzelfde decreet voorziet ook nog altijd in de bisschoppelijke residenties die ten laste vallen van de provinciebesturen.  Maar er is nog een punt dat men graag verzwijgt en dat is het casueel.  Dat omhelst alle inkomsten die men krijgt voor het opdragen van herdenkingsmissen, het deel van de collecten en offerblokken (denk aan de kaarsenverkoop in bedevaartkerken !), het geld dat men krijgt bij huwelijken en begrafenissen.  Er bestaan zelfs pastoors van pittoreske plattelandskerken die extra inkomsten genereren bij ongelovige bruiden en bruidegoms die toch in de kerk willen trouwen maar liever hebben dat het niet algemeen gezien wordt.  En dat allemaal om ouders en grootouders een plezier te doen (men kan onterfd worden !).  En dat gaat dan om forse zwarte bedragen (2).  Ook nog een weetje: op de wedde van de pastoor kan geen loonbeslag gelegd worden. En natuurlijk betaalt hij geen afdrachten voor het overlevingspensioen.  Door het verplichte celibaat ontspringt hij aan het solidariteitsprincipe van de sociale zekerheid.  We kunnen iedereen dus geruststellen: een gestroopt konijntje is nog altijd welkom op de pastorij maar echt noodzakelijk is het niet meer.  Want net als alle ambtenaren krijgt hij in mei of juni vakantiegeld en ontvangt hij het extralegaal voordeel van de eindejaarspremie (ook gekend als “de dertiende maand”).

Tot slot nog iets over het pensioen van de bisschop. De in ongenade gevallen bisschop van Brugge Roger Van Gheluwe streek wel nog altijd een vet pensioen op.  Omdat het over seksueel misbruik ging werd daar van verschillende zijden hard tegen geprotesteerd.  De Minister van Justitie (die moet zorgen voor de uitbetaling van de wedden) suste toen de goegemeente door te zeggen dat Roger Van Gheluwe als ambtenaar 75% van zijn wedde zou krijgen als pensioen.  Je kunt het geen leugen noemen maar eerder onkunde.  Een R.K. bisschop valt onder het preferentieel stelsel en dat betekent dat de pensioenuitkering gelijk staat aan de laatst verdiende wedde.  Om een volksopstand van de “gele hesjes” te voorkomen zullen we dat voor u niet uitrekenen.  Er werden in ieder geval nooit vragen over gesteld in de Kamer.  In de Pensioentoren weet men het precies en daar kent men ook het adres waarop het maandelijks gestort moet worden.

Willy Dezutter

1 www.kerknet.be voor de meest relevante cijfers. Het volledige rapport kan ook volledig gedownload worden.  Het is een mooie propagandabrochure van 87 p. met opvallend veel foto’s van jonge mensen.  Dat werd met opzet zo gedaan om de vitaliteit te benadrukken, maar in werkelijkheid gaat het natuurlijk vooral over grijze hoofden !

2 Het verhaal over de pastoor die zich liet betalen om de overleden hond op het R.K. kerkhof te mogen begraven hebben we al eerder gepubliceerd.  We gaan daar nu niet te veel meer de aandacht op vestigen. Hij was per slot een vriend van mij.

God en de Holocaust

Sinds de Belgische kerkjurist Rik Torfs geen rector meer is van de KU Leuven heeft hij nog meer tijd dan vroeger om op kruistocht te gaan tegen het ongeloof.  Voor de rest profiteert hij wellicht gewoon mee van de seculiere verwezenlijkingen van de naoorlogse welvaartsmaatschappij.  Tijdens die Tweede Wereldoorlog zijn er vreselijke dingen gebeurd, zoals het plan van de nazi’s om de Joden uit te roeien.  Het best van al kennen we dat onder de naam Holocaust wanneer we dat willen herdenken.

Volgens betrouwbare schattingen ligt het totaal aantal vermoorde Joden rond de 6 miljoen. Naar het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz werden ongeveer 1,3 miljoen mensen gedeporteerd, van wie er ongeveer 1,1 miljoen om het leven kwamen, vooral door vergassing.

De eerste grote vergassing en de verbranding van de lijken in een crematorium vond plaats in december 1941 in Auschwitz I.  Het vernietigingskamp Auschwitz II (Birkenau) werd geopend in 1942.  Een veel gestelde vraag is: waar was god op dat ogenblik ?  Prof. Rik Torfs heeft daarop een antwoord geformuleerd in zijn essay “Zijn religies sterker dan ideologieën” (met als ondertitel: “Over de stille kracht van godsdiensten”) dat verscheen in het weekblad Knack van 10 januari 2018. Omdat we begrijpen dat niet iedereen zomaar kan teruggrijpen naar de oorspronkelijk verschenen tekst hebben we het onderdeel “Holocaust” er uitgelicht en citeren we het hieronder letterlijk opdat u onze commentaar die er op aansluit beter kunt volgen.

Holocaust

“Wetenschap en logica zijn sterk genoeg om ideologieën die zichzelf een rationeel imago aanmeten op hun eigen terrein te verslaan.  Maar met godsdiensten ligt het anders.  Je kunt er rationeel over discussiëren – over de Heilige Drievuldigheid bestaan allerlei geleerde theorieën – maar tegelijk is religie meer dan zuivere rede.  Een religieus mens zal nooit van zijn misvattingen genezen door rationele argumenten alleen.  Daarin schuilt de frustratie van de atheïst: hij bouwt een redenering op die sluit als een bus, maar zijn premisse dat je überhaupt redelijk kunt besluiten tot het bestaan, en in zijn geval het niet-bestaan, van God is vanuit religieus perspectief onaanvaardbaar.  God en de Holocaust, ziedaar een thema dat deze problematiek haarscherp illustreert.  De Holocaust is voor veel van onze tijdgenoten een reden om te besluiten dat God niet bestaat.  Want als er een God was, zou hij de gruwel van de kampen nooit hebben toegestaan, zo luidt de redenering.  Ze leggen een oorzakelijk verband tussen de kampen en het niet-bestaan van God.  Dat gebeurt aan de hand van een logische redenering die tot een duidelijke conclusie leidt.  Nu kun je bij de redenering zelf een paar kanttekeningen plaatsen.  De God die niet bestaat heeft welbepaalde, specifieke eigenschappen.  Enkel als God almachtig is en over de middelen beschikte om de Holocaust te verhinderen, kan hij ervoor aansprakelijk worden gesteld.  Alleen wie heel goed weet wie God is, komt op die manier tot het besluit dat hij niet bestaat: een vreemde gedachte.  Maar dit terzijde. Want Gods aansprakelijkheid voor de Holocaust is een thema dat nadere analyse verdient.  Zo schreef een chassidische meester dat een God die zich beperkt tot daden die wij mensen kunnen begrijpen, onmogelijk God kan zijn.  De logische redenering dat een almachtige God op morele gronden niet kan bestaan indien hij de Holocaust toelaat, wordt hier doorbroken.  De chassidische meester zegt tussen de lijnen dat logica fijn is voor de mensen, maar niet voor God.  Kortom, wie waarlijk religieus is, erkent de menselijke logica wel, maar niet als grens van het religieuze denken. De confrontatie tussen de kracht van het menselijke brein en het ondoorgrondelijke van God speelt ook in volgend verhaal.  In een concentratiekamp uiten joden hun woede tegenover God, die hen in zulk een ellendige situatie bracht.  Ze brengen hem voor hun tribunaal, dat hem schuldig verklaart. Daarna richten wie hem net daarvoor hadden veroordeeld, tot hem een gebed.  Ik vind dat een prachtig verhaal, waar de sterkte van het religieuze denken tweemaal in oplicht.  Ten eerste dagen de slachtoffers van de Holocaust God uit.  Braafheid is allerminst een religieuze houding.  Wie God ernstig neemt, reageert niet op hem met onverschilligheid.  De idee dat de mens God ter verantwoording roept, is prachtig.  Zijn veroordeling door diezelfde mens gaat natuurlijk nog een stap verder.  Je zou ze driest kunnen noemen, maar je kunt met reden argumenteren dat de wreedheid van de Holocaust haar perfect rechtvaardigt.  De veroordeling van God zou kunnen leiden tot de ontkenning van zijn bestaan.  Dat ligt in de lijn van de hedendaagse atheïsten die de Holocaust als een argument voor hun positie aandragen.  Het zou, simpel uitgedrukt, de logica zelve zijn.  Maar het religieuze gevoel overstijgt de zuivere rede.  De joden bidden tot de veroordeelde God.  De mens heeft het recht hem ter verantwoording te roepen en te veroordelen, maar dat verhindert niet dat hij God blijft en boven elk menselijk denken en handelen staat, ook als hij daar zelf het voorwerp van is.”

Kanttekeningen

Wij zijn niet zo ijdel te denken dat u zelf niet de juiste conclusies kunt trekken uit de omfloerste redeneringen van Rik Torfs maar toch willen we het nog voorzien van ons eigen commentaar.  Men kan ook nog eens de passages lezen die Karen Armstrong er aan wijdde (1).  Alles staat of valt met een juiste definitie van god.  Dat heeft hij altijd geweigerd zodat het bijna ondoenbaar is om met hem in discussie te treden.  Hoewel hij zichzelf katholiek noemt (hopelijk bedoelt hij rooms-katholiek want zijn bazen, de Belgische bisschoppen zijn dat ook) gaat hij niet akkoord met de gangbare definitie van de christelijke god, de barmhartige en almachtige god, de schepper van hemel en aarde.  Over een god die volmaakt is, algoed, almachtig en alwetend hoor je hem nooit.  Voor hem valt god niet te onderzoeken.  Dat is ook de reden waarom iemand als prof. Etienne Vermeersch dergelijke opponenten een “pierewiet” noemt.  Hij noemt Rik Torfs niet bij naam maar het valt de laatste tijd wel op dat Torfs geregeld op de kap zit van Vermeersch (2).  Wie het schoentje past trekke het aan.  Ook prof. Paul Cliteur kan om dezelfde reden niet overweg met die persoonlijke beleving van het godsbeeld van Torfs.  Over de goedheid en almacht tegenover het kwaad is Etienne Vermeersch zeer duidelijk en het past in ons betoog om hem hiervoor uitgebreid te citeren:

1 Een god die oneindig goed is, zal een wereld willen scheppen waarin geen kwaad en geen lijden voorkomt.

2 Een god die almachtig is en oneindig wijs, kan een wereld scheppen waarin geen kwaad en geen lijden voorkomt.

3 Als de god van het christendom almachtig en oneindig wijs is, zal in de wereld geen lijden en kwaad voorkomen.

4 Welnu, er is zonder twijfel lijden en kwaad in deze wereld.

Het besluit van E. Vermeersch is dan ook zeer helder: ofwel is god dus niet almachtig, ofwel niet oneindig goed en wijs, ofwel niet de schepper van deze wereld.  In elk van die gevallen is hij niet de christelijke god. Het komt er gewoon op neer dat die christelijke god, met zijn specifieke kenmerken, niet bestaat, aangezien er in de wereld lijden en kwaad is (3).  Dit betoog is al heel oud maar niemand heeft ooit een sluitend tegenargument kunnen voorleggen.  Het is slim van R. Torfs om het over een andere boeg te gooien want de kerken blijven gehecht aan dat starre concept van de almachtige god.  Hij mag zich ver wagen maar nu ook weer niet zijn baan aan de universiteit kwijtraken.  Ook in de islam is god uniek, almachtig en alomtegenwoordig. Bij het godsbegrip in de monotheïstische (Abrahamitische) godsdiensten (christendom, jodendom, islamitische godsdienst) liggen de begrippen dicht bij elkaar.  De R.K. kerk stelde in 1965 in de pauselijke verklaring “Nostra Aetate” (“In onze tijd”) dat zowel de joden als de moslims dezelfde ene god aanbidden.  God kan natuurlijk niet aansprakelijk gesteld worden voor de Holocaust.  Dat was mensenwerk net zoals hij nu nog altijd het bezitten en ontwikkelen van massavernietigingswapens toelaat.  In het concentratiekamp uitten de Joden zelf hun woede tegenover god om vervolgens tot hem te bidden. Nu zat god wel niet te wachten op deze aanmaning temeer omdat wetenschappelijk werd bewezen dat bidden niet helpt (4).  Een gebed kan hooguit het effect hebben van persoonlijke voldoening zoals bij alle vormen van meditatie, maar men kan er niets mee afsmeken.  De chassidische meester zoals genoemd door R. Torfs verkeert in dit geval.  Die chassidische meesters waren ultraorthodoxe mystici die stille meditatie gebruikten als een manier om één te worden met de Ein-Sof.  Ze wilden in de stilte god leren kennen in zijn oneindige verborgenheid.  Ook Torfs is zo’n “Stille Rebbe”.  De Ein-Sof is de kabbalistische interpretatie van god die men onmogelijk kan begrijpen.  Op de keper beschouwd is Torfs geen katholiek maar een discipel van de chassidiem.  “God is overal waar je Hem binnenlaat” zei een chassidische meester (uit de 19de eeuw); dat komt goed overeen met de genade die binnenstroomt bij R. Torfs (5).  Alleen geeft hij ook hier weer geen definitie van die genade.  We nemen zelf aan dat het wordt gebruikt in de meest gangbare betekenis: “de bovennatuurlijke hulp die God de mens ter wille van Christus gratis verleent om zijn eeuwige bestemming te bereiken” (6).  De heiligmakende genade zouden we ontvangen bij het doopsel.  Heel die genadeleer lijkt ons nogal fantasievol.  Hij is dus letterlijk “een man van god” waarbij het louter gaat om persoonlijke ervaringen en emoties.  Wanneer je je openstelt voor die genade stroomt ze zo binnen.  Een overdosis lijkt dan ook niet uitgesloten.  God is gewoon een hersenproces en zit in je hoofd.  Wanneer de hersenen sterven, sterft ook god.  Maar een logische geest lijkt ons minder gevaarlijk dan persoonlijke emoties.  Verder meent hij dat de veroordeling van god in Auschwitz en het ontkennen van zijn bestaan in de lijn ligt van de hedendaagse atheïsten.

Die conclusies werden eerst en vooral getrokken door de Joodse schrijvers zelf.  Toen de latere Nobelprijswinnaar voor de Vrede Elie Wiesel in het dodenkamp Auschwitz naar de zwarte rook keek die uit het crematorium op kringelde waarin het lijk van zijn moeder en zijn zuster waren geworpen, wist hij dat zijn geloof voor eeuwig door de vlammen verteerd was.  Zijn roman De Nacht handelt over die verschrikkingen (7).  Waarom kon god de ovens van Auschwitz niet stilleggen ?  Wat toen niet kon lukte zoveel jaren later wel.  Op 13 mei 1981 vond er op het Sint-Pietersplein van Vaticaanstad een aanslag plaats op paus Johannes Paulus II (1920-2005).  Hij werd door vier kogels geraakt maar overleefde het.  Tijdens een dankdienst achteraf verklaarde de paus dat de Heilige Maagd Maria zijn leven had gered door de afgeschoten kogels van hun baan te laten afwijken.  De paus is de plaatsvervanger van Christus op aarde dus is het normaal dat de moeder van Jezus een oogje in het zeil houdt.  God waakte dus over zijn veiligheid net zoals hij dat deed voor Adolf Hitler. Het zegt toch wel iets over de kerkleer: god, de H. Maagd of een willekeurige heilige, kan individuele levens redden maar even goed er honderd tegelijkertijd laten verdrinken in de Middellandse Zee. Wanneer er 99 onschuldigen verdrinken en één wordt gered zegt die doodleuk voor de camera dat hij door god gered werd.  God redt er één, de uitverkorene, en laat de rest aan onschuldige vrouwen en kinderen verdrinken.  De Middellandse Zee als godvergeten massagraf.  Het staat op hetzelfde niveau als de voetballer die scoort, een kruisteken slaat, omhoog kijkt en twee aparte vingers in de lucht steekt.  God heeft het doelpunt gemaakt, de voetballer was slechts het werktuig in gods handen.  Ja maar, zal men zeggen, dat is bijgeloof, een soort dat bij het voetbal hoort en andere sporten.  Maak je daar toch niet druk over.  Rik Torfs geeft geen rationeel antwoord op de vraag of god bestaat; het is voor hem een gevoel.  Dat doet me denken aan al die mensen die een religieuze ervaring krijgen wanneer ze in een ongerept landschap staan (een spirituele ervaring met boomgeesten) maar dat niet ervaren wanneer ze in de richting van rokende schoorstenen kijken.  Hij heeft een mooie schrijfstijl maar het is niet meer dan een intellectuele reflectie op het geloof.

De ovens werden niet stilgelegd

De vraag is niet of god wel of niet bestaat maar waarom hij, zoals in het Oude Testament, geen tekens meer geeft.  Waarom is hij dat verleerd ?  In een tijd dat iedereen met zijn smartphone fotograaf is zou dat veel interessante YouTube-filmpjes kunnen opleveren.  Wereldwijd.  God bemoeit zich niet met de aarde maar dan zitten alle godsdiensten van het boek toch wel met een serieus probleem.  Bij de Holocaust denken we automatisch aan treinen.  De eerste trein in Nederland reed op 20 september 1839 op de spoorlijn Amsterdam-Haarlem.  Bijna 107.000 mensen zijn vanuit kamp Westerbork (Nederland) per trein op transport gesteld.  De eerste was op 15 juli 1942 en nog 96 andere zouden volgen.  Diende god de trein reeds te stoppen in 1839 of op z’n minst toch in 1942 ?  Waarom zou men wachten op het stilleggen van de ovens wanneer men ook de trein kan stoppen ?  De alwetende god wist trouwens al in 1839 wat er in 1942 te gebeuren stond. Het is het verhaal van de hamer waar men een spijker mee in de muur kan slaan maar ook zijn schoonmoeder vermoorden.  Er bestaat dus keuzevrijheid: god bemoeit zich daar niet mee.  Men spreekt dan over “de vrije wil” van de mens.

Tussen 1933 en 1944 werden in totaal 42 aanslagen of pogingen gepleegd op Adolf Hitler.  We onthouden er maar één, die van 20 juli 1944 door kolonel Von Stauffenberg.  Hitler werd slechts lichtgewond.  Von Stauffenberg was alleszins geen werktuig in gods handen, god stond helemaal aan de kant van Hitler.  Het tij was wel aan het keren (D-Day 6 juni 1944), want god staat altijd aan de zijde van het leger met de sterkste kanonnen.  Diende god Hitler voortijdig uit te schakelen ?  In dit geval waren er andere opties mogelijk geweest.  Op de Wanseeconferentie van 20 januari 1942, waar de “Endlösung der Judenfrage” werd beslist kregen noch Reinhard Heydrich noch Adolf Eichmann een hartstilstand toebedeeld door de Almachtige.  De utopische god kreeg geen kans.  Dat is ook maar logisch want hij bestaat niet.  De ovens doven ?  Ze hadden nooit mogen gebouwd worden !  Maar god stimuleert ook de vernieuwing: hij liet gasovens bouwen.  Het probleem van het bestaan van het lijden en het kwaad kan worden beschouwd als de voornaamste argument tegen een geloof in god.  Er is dus alle reden om te twijfelen aan het bestaan van een rechtvaardige god (de “theodicee-kwestie”).  Het is ook het verhaal over het kwaad dat goede mensen treft.  Op een ongevoelige god zit niemand te wachten.  Het idee van een persoonlijke god, ongenaakbaar en verborgen, valt nog door niemand te verdedigen (8).  Wat Auschwitz betreft is één ding zeker: ze werden door geen enkele god van de monotheïstische godsdiensten gered.  Das Böse darf und dürfte nicht sein, aber es ist.  God geeft dus aan de mensheid de vrijheid om te martelen en te doden.  God is liefde.  Straks zal men nog beweren dat de Holocaust een verdiende straf van god was.  In ieder geval behoorde het tot gods ondoorgrondelijke wijsheid.  Het oude verhaal van het lijden als genezing van onze zonden.

God heeft nu eenmaal andere maatstaven dan de mensen. Straks moeten we nog medelijden krijgen met hem; de god die zelf lijdt.  We hebben daar onze twijfels bij, want hij was geenszins geschokt door de Holocaust want later volgden nog volkerenmoorden in Cambodja, Rwanda, Bosnië.  Bij de genocide in 2017 tegen de Rohingya-moslims in Myanmar was het Allah die weer zat te slapen zoals die keer in Srebrenica (Bosnië) in 1995.  De god van liefde is steeds ver te zoeken.  Maar dat was reeds bekend bij de verlichtingsfilosofen die wezen op de dodelijke aardbeving van Lissabon in 1755 die tevens gepaard ging met een tsunami.  Van de 200.000 inwoners werden er 30.000 – 40.000 gedood en 85 procent van de stad werd verwoest.  Voortschrijdend inzicht verplaatste de problematiek van lijden en kwaad ook naar de dierenwereld (9).  We grijpen tot slot terug naar de filosofische formulering die we vinden bij de Griekse filosoof Epicurus (371-342 v.o.t.) en parafraserend komt dat neer op de krachtige quote die er werd van afgeleid:

Als God almachtig is, had Hij de Holocaust kunnen voorkomen.

Als Hij niet in staat was hem tegen te houden, is Hij onmachtig en nutteloos; als Hij hem wel had kunnen tegenhouden, maar verkoos het niet te doen, is hij een monster (10).

Dat inzicht is gebaseerd op het tekstfragment of tetralemma van Epicurus zoals te lezen bij de vroegchristelijke schrijver Lactantius (ca. 250-320). De volledige weergave geven wij in een aparte notitie (11) omdat het nog altijd zo’n krachtig bewijs vormt voor het niet-bestaan van de christelijke en joodse god.  Maar weet het maar zeker: de Bijbelse god is in Auschwitz gestorven.  Toch zullen er altijd mensen blijven bestaan die niet in de mens zelf geloven en daarvoor een hoger wezen nodig hebben.  Maar in de Kerk is er altijd plaats voor vergeving.

Willy Dezutter

1 Karen Armstrong, Een geschiedenis van God. Vierduizend jaar jodendom, christendom en islam. De Bezige Bij, Amsterdam, 2006, p. 415-416.

2 Lisbeth Imbo, Mag God nog ? Een vrijzinnige, een christen en een moslim in gesprek. Paul Cliteur – Rik Torfs – Khalid Benhaddou. Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, Gent, 2017, p. 144

3 Etienne Vermeersch, Over God. Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2016, p. 34-36.

4 Michael Shermer, Gebed en genezing. Het verdict is duidelijk: de resultaten zijn nihil. In: Wonder en is gheen Wonder (tijdschrift voor wetenschap en rede van Skepp), 2006, 2, p. 11-12 met opgave van de Engelstalige literatuur. Uiteraard allemaal dubbelblind en placebogecontroleerd onderzoek. Ook zeer expliciet Johan Braeckman en Maarten Boudry, De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken. Antwerpen, 2012, vierde druk, p. 213-219 over wetenschappelijke studies over bidden.

5 Lisbeth Imbo, Mag God nog ?, p. 139.

6 Van Dale Grootwoordenboek van de Nederlandse Taal. Utrecht-Antwerpen, viertiende herziene uitgave, 2005, p. 1143. Het is wel een lexicografische omschrijving die op de lachspieren werkt.

7 Elie Wiesel, De Nacht (Hilversum, 1986), de Nederlandse vertaling van La Nuit (Paris, 1958).

8  Aanbevolen literatuur: Victor J. Stenger, God een onhoudbare hypothese.  Hoe de wetenschap bewijst dat god niet bestaat. (Ned. vert.), Uitgeverij Veen, Diemen, 2008, o.m. zijn hfst. VIII over “Redeneren over het kwade”, pp. 191-199.

9 Nicola Hoggard Creegan, Animal Suffering & the Problem of Evil. Oxford University Press, 2013.

10 Karen Armstrong, op.cit. p. 416.

11 Zie onze aparte bijdrage over “Epicurus over god en het kwaad” en de Bijlage over het “Dilemma Epicureum” op deze blog.

 

Epicurus over god en het kwaad

Centraal in de filosofie van de Griekse wijsgeer Epicurus (ca. 341-270 v.o.t. = voor onze tijdrekening) staat het persoonlijk geluk dat men kan bereiken door zoveel mogelijk pijn en verdriet te vermijden.

Hij bezwoer ook de angst voor de dood: “Heb geen angst voor de dood, want zolang wij er zijn is de dood er niet en als de dood er is, zijn wij er niet meer”.  Hij heeft de mensen ook bevrijd van bijgeloof en vrees voor de goden.  De waarneming is volgens Epicurus de enige bron van kennis.  Natuurlijk beschouwden de kerkvaders (de leraren van de vroegchristelijke kerk) hem als een ketter.  Al 2300 jaar geleden ontwikkelde hij een filosofie die inging tegen de religie en mystiek.  Veel van zijn geschriften zijn verloren gegaan en andere, dikwijls slechts fragmenten, werden overgeleverd door latere schrijvers uit de oudheid.  Dat is niet zo uitzonderlijk want zoals iedereen weet, kennen we het werk van Socrates (toch de stichter van de westerse filosofie) voornamelijk via Plato.  Of denk aan de weinig bekende filosoof Celsus die rond 178 o.t. het “Ware woord” schreef, een kritisch boek over het christelijk geloof.  Dit boek bleef niet bewaard maar we kennen de hoofdlijnen omdat Origines het bestreed in zijn “Contra Celsum” uit 248.  Eén van die fragmenten van Epicurus handelt over zijn bekende stelling waar hedendaagse theologen nog altijd mee worstelen en dat terug te vinden is in de “De ira Dei” (“De toorn Gods”) van de vroegchristelijke schrijver Lactantius (ca. 250-320 o. t. = onze tijd).  Het luidt als volgt:

“Ofwel wil God het lijden wegnemen en kan Hij het niet.  Ofwel kan Hij het en wil Hij het niet wegnemen.  Ofwel wil Hij het niet en kan Hij het niet.  Ofwel wil Hij het en kan Hij het.  Indien Hij het wil en niet kan, is Hij onmachtig, wat niet overeenkomt met God.  Indien Hij het kan en niet wil, is Hij ongenadig, iets dat aan God evenzeer vreemd moet zijn.  Indien Hij het niet wil en niet kan is Hij zowel ongenadig als onmachtig en derhalve ook geen God.  Indien Hij wil en kan – en dat is het enige wat God past – vanwaar komt dan het kwaad en waarom neemt God het niet weg ?” (1)

Ter vergelijking geven wij hier ook de vertaling van prof. E. Vermeersch en voor alle duidelijkheid ook de weergave van de oorspronkelijke tekst zoals te vinden bij Lactantius.  E. Vermeersch tekent daarbij aan: “Dat is een volstrekt logische redenering waar je geen speld kan tussen krijgen” (Dirk Verhofstadt, op.cit. p. 85).

“Ofwel wil God het kwade uit de wereld wegnemen, maar kan hij het niet; ofwel kan hij het, maar wil hij het niet.  Ofwel wil hij het niet en kan hij het niet; ofwel wil en kan hij het. Indien hij het wil en niet kan , is hij onmachtig. Indien hij het kan en niet wil, heeft hij ons niet lief.  Indien hij het wil noch kan, is hij noch goed noch almachtig.  Indien hij het wil en kan – en dat is het enige dat God past -, vanwaar komt dan het feitelijk kwaad en waarom neemt hij het niet weg ?” (2)

“Deus, inquit, aut vult tollere mala et non potest, aut potest et non vult, aut neque vult neque potest, aut et vult et potest.  Si vult et non potest, inbecillus est, quod in deum non cadit; si potest et non vult, invidus, quod aeque alienum est a deo; si neque vult neque potest, et invidus et inbecillus est ideoque nec deus; si et vult et potest, quod solum deo convenit, unde ergo sunt mala aut cur illa non tollit ?”

Dit deductief argumentatieschema rekent men tot de formele logica en heet een “modus tollens”, het ontkennen door de ontkenning (3).  Men noemt het ook wel een “tetralemma”.  Prof. Victor J. Stenger geeft in zijn boek een groot aantal van dergelijke tegenbewijzen (4).  Volgens de Duitse klassieke filoloog prof. Reinhold F. Glei (Universiteit Bochum) is dat fragment niet van Epicurus maar komt het uit een andere academische bron (5) maar dat zegt natuurlijk niets over de geldigheid van de argumenten.  Het werk van Lactantius werd door Jacques-Paul Migne opgenomen in de Patrologia Latina (PL 7, 121) en de originele tekst is digitaal beschikbaar (6).  Lucretius, de Romeinse dichter uit de 1ste eeuw v.o.t. heeft in zijn “De Rerum Natura” de hele leer van Epicurus in dichtvorm uiteengezet.  Later heeft men gepoogd om Epicurus in een kwaad daglicht te stellen door het te laten voorkomen alsof alles draait rond het streven naar zinnelijk genot.  In feite streefde hij en zijn aanhangers naar een optimale gelukstoestand gespreid over een lange tijd: zoveel mogelijk genieten van het leven maar zonder overdaad te doen.  Het gaat niet over het maximaliseren van hedonisme maar het bereiken van gemoedsrust en onverstoorbaarheid (de “ataraxia”).  Nu zou hij tegen de ratrace zijn in onze maatschappij en aandacht hebben voor milieuproblemen.  In zijn tijd bestonden er nog geen auto’s en dus heeft hij het ook niet over de CO2-uitstoot.  Wij moeten hem dus interpreteren, iets dat we ook met de Bijbel moeten doen waarin ook niks te vinden is over kernenergie.  De hedendaagse theologen en (christelijke) filosofen hebben er niets beter op gevonden dan het godsbegrip te verruimen om zo te ontsnappen aan het dilemma van een almachtige, alwetende en moreel perfecte god.  De theïsten moeten dan ook steeds maar nieuwe strategieën bedenken.  Maar zelfs wanneer men het kwaad overlaat aan “de vrije wil” van de mens ontslaat dat god (die niet bestaat) daarmee nog niet van zijn goddelijke verantwoordelijkheid.  Voor het duiden van het persoonlijke kwaad zitten ze steeds in het defensief, maar voor het natuurlijk kwaad (bijv. een aardbeving) heeft men de oplossing gevonden: dat is het werk van Satan! (7)

Willy Dezutter

Deze bijdrage over Epicurus is een addendum bij ons artikel “God en de Holocaust” op deze blog.

1 Vertaling prof. dr. Palmyre Oomen, Radboud Universiteit Nijmegen. Palmyre M.F. Oomen, Lijden als vraag naar God.  Een bijdrage vanuit Whitehead’s filosofie, in: Tijdschrift voor Theologie 34 (1994), p. 248.  Oomen vertaalt “mala” de eerste keer als lijden en de tweede keer als kwaad.  Het is juister om “mala” (zelfst. nw. kwaad = malus) te vertalen als kwaad zoals E. Vermeersch doet.  Zie voor de Duitse vertalingen onze Bijlage over het “Dilemma Epicureum” waar het kwaad of het kwade iedere keer als “Übel” wordt vertaald.  In de Engelse vertalingen gebruikt men consequent twee maal het woord “evil”, idem in de Franse vertalingen “le mal” of “des maux”.

2 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Houtekiet, Antwerpen – Utrecht, 2011, p. 85.

3 Stanford Encyclopedia of Philosophy (editie 2015): Ancient Logic: The Stoics o.a. Epicurus.

4 Victor J. Stenger, God een onhoudbare hypothese. Ned. vert. Uitgeverij Veen, Diemen, 2008, p. 33-36 en met verwijzing naar M. Martin en R. Monnier (red.), The Impossibility of God. Amherst, New York, 2003, p. 59 voor het probleem van het kwaad. (zie hieronder)

  1. Als God bestaat, dan zijn de eigenschappen van God niet in tegenspraak met het bestaan van het kwaad.
  2. De eigenschappen van God zijn in tegenspraak met het bestaan van het kwaad.
  3. Daarom bestaat God niet en kan ook niet bestaan.

5 Reinhold Glei, Et invidus et inbecillus. Das angebliche Epikurfragment bei Laktanz, De ira Dei 13, 20-21, in: Vigiliae Christianae 42 (1988), 1, pp. 47-58.  Dit tijdschrift is “A Review of Early Christian Life and Language” uitgegeven door E.J. Brill, Leiden.

6 www.documentacatholicaomnia.eu /02m/0240-0320­,_Lactantius_De_Ira_Dei_MTL.pdf

7 Een goed verzamelwerk is M.M. Adams & R.M. Adams (red.) The Problem of Evil, Oxford University Press, Oxford, 1990 o.m. William Rowe, The Problem of Evil and Some Varieties of Atheism, pp. 126-137.

Bijlage

Hieronder volgt de Duitse vertaling van Prof. Reinhold Glei (p. 46 a.w. zie voetnoot 5).

“Entweder, so sagt er, will Gott die Übel aufheben, kann er aber nicht, oder er kann es zwar, will aber nicht, oder kann nicht und will auch nicht, oder will es und kann es.  Wenn er will und nicht kann, is er schwach, was Gott nicht zutrifft; wenn er kann und nicht will ist er miszgünstig, was mit Gott ebenso unvereinbar ist; wenn er weder will noch kann, ist er miszgünstig und schwach zugleich und daher kein Gott; wenn er aber will und kann, was allein Gott zukommt, woher kommen dan die Übel, oder warum hebt er sie nicht auf ?”

Ter vergelijking geven wij hier de Duitse vertaling van hetzelfde “argumentum Epicuri” uit de gepubliceerde dissertatie van Jan Baucke-Ruegg (Die Allmacht Gottes,1998, p. 39) (1).

“Entweder will Gott die Übel beseitigen und kann es nicht, oder er kann es und will es nicht, oder er kann es nicht und will es nicht, oder er kann es und will es.  Wenn er nun will und nicht kann, so ist er schwach , was auf Gott nicht zutrifft. Wenn er kann und nicht will , dann ist er miszgünstig, was ebenfalls Gott fremd ist.  Wenn er nicht will und nicht kann, dann ist er sowohl miszgünstig wie auch schwach und dann auch nicht Gott.  Wenn er aber will und kann, was allein sich für Gott ziemt, woher kommen dann die Übel und warum nimmt er sie nicht weg ?”

Bauke-Ruegg verwijst niet naar R. Glei en gaat er van uit dat het een tekst is van Epicurus zoals aangegeven door Lactantius.  Ook in de internationale literatuur houdt men vast aan Epicurus omdat het zo bekend staat.

We zullen hier niet grondiger ingaan op die Duitse vertalingen want dan dienen we ook Engelstalige en Franstalige equivalenten erbij te betrekken en wordt het een filologische studie.  Tot slot merken we op dat ook alle vertalingen van de Bijbel van elkaar verschillen.  De Rooms-Katholieke Kerk zag zeer lang de vertaling het liefst teruggaan op de Vulgaat (de vertaling in het Latijn door Hiëronymus, datering tussen 390 en 405 o. t.). In 1975 verscheen dan de Willibrordvertaling waar de godsnaam “Jahwe” werd vervangen door “Heer”.  Het boek Psalmen werd vertaald door de dichteres en classica Ida Gerhardt en haar partner de letterkundige Marie van der Zeyde.  De tweede, geheel herziene versie verscheen in 1995.  Daarin werd het vrouwonvriendelijk taalgebruik geweerd !   De gereformeerd-protestanten houden streng vast aan de Statenvertaling (Synode van Dordrecht 1618) hoewel er sinds 2014 ook een vertaling bestaat in “gewoon” Nederlands.  Die laatste van het Nederlands Bijbelgenootschap is echter minder plechtstatig en dan denken sommigen algauw dat god zelf niet aan het woord is (2).

Willy Dezutter

  • Jan Baucke – Ruegg, Die Allmacht Gottes. Systematisch-theologische Erwägungen zwischen Metaphysik, Postmoderne und Poesie. Uitgegeven door Walter de Gruyter, Berlin – New York, 1998, p. 39.
  • We vonden nog een leuk tetralemma, weliswaar niet van Epicurus en niet van dezelfde draagwijdte, maar gezien de weersomstandigheden bij ons valt het bijna dagelijks uit te testen:

Als het regent , word ik nat.

Ik word niet nat.

Dus: het regent niet.

Voor het deductief redeneren en de geldigheid van syllogismen, zie : Marc Brysbaert, Psychologie. Academia Press, Gent, 2006, pp. 364-369.