Ode aan de “Sylver Birds””
vijf gedichten van Anne Kempe
GANZEN
Koning Winter komt aan het bewind
vorst regeert
van vriezen strak
en blauw de lucht
ganzen grazen vlug
nog wat vervagend groen
en gaan
in vrije vlucht
Ze vliegen
in vrijheid
bij elkaar
over land
over zee
over-
leven.
VRIJE VLUCHT
Snakkend grazen ganzen
groen
en zaaien zo wind
en oogsten storm
bij boze boeren
opvliegend zijn ze
in de wolken een wild wapperende wimpel
dan ontvouwt zich hun formatie
speelse gratie
In strak, vorstelijk
blauw.
SYLVER BIRDS
De vrije vlucht van wilde ganzen
je beschrijft die niet licht
al is ze dat wel en lag de veer
aan de pen ten grondslag
de vlucht van wilde ganzen
je imiteert die niet ongestraft
vraag het Icarus
dat was een kenner, dus
de vlucht van wilde ganzen naar,
neem Canada, doen wij slechts na
door als een worm de grond in te kruipen
uit bauxiet aluminium te maken
vogels na te apen
in een metalen kooi veel makke schapen
en een motor te stoppen
hoeveel heerlijker is niet de wilde vlucht
van vrije ganzen
Sylver Birds zijn zonder zwaartekracht
gebonden aan de zon
ontsnappen sneeuw …
jacht en kou …
de winternacht.
WINTERREIS
Al ga nog zo ver
je ontkomt er niet aan
nog niet na 1001 nacht
teveel foto’s, digitaal
Spaans of Frans of whatever
aan kerosine gelinieerde lucht
doorgeprikte illusie
blaar op toeristenvoet
doet je er niet aan ontkomen
Het vliegt op in schemering
het klapwiekt verlangen door je gedachten
strijkt zacht herinnering in je neer
Het bubbelt en bruist onder je bestaan
zuigt zand van tussen tenen
heimwee!
je ging op reis
en je nam mee
vriesganzen en de Noordzee.
ADEMLOOS
Riet ruist niet
staat versteven
water, rimpelloos
werd ijs
de lucht laat zilvergrijs
ganzen drijven
wij staan
genageld aan bevroren grond
gapen ademloos bewondering
hongeren naar vleugels
de niet te reizen reis
het overleven.