Adolf Hitler was van 1933 tot 1945 rijkskanselier en staatshoofd (Führer) van Duitsland maar toch vindt men nergens ter wereld nog een Adolf Hitlerplatz. Er bestaan in Duitsland ook geen standbeelden van Hitler. Daar heeft de weg naar de Holocaust voor gezorgd en vele andere wandaden. Het kwam in de plaats van een onzekere kunstenaarscarrière. Na de machtsovername in 1933 voerde Hitler een groots economisch plan uit. We kennen het verhaal over de aanleg van het nieuwe wegennet, de “Reichsautobahn”, en de opdracht om de Volkswagen te ontwerpen. Vooral legervoertuigen zouden er gebruik van maken.
“Cyriel Verschaeve heeft ook veel goeds gedaan” titelt men in De Morgen van 19 augustus 2017, hiermee de mening verkondigend van de inwoners van Alveringem, waar deze latere haatprediker onderpastoor (1912-1939) was. Maar ook Hitler heeft klaarblijkelijk enkele goede dingen gedaan, zoals er ook nu nog psychopaten bestaan die moorden plegen op volwassenen en heel lief zijn voor kinderen en dieren.
Wie in de Cyriel Verschaevestraat wil wonen (in Puurs waren 22 bewoners voor en 2 tegen) heeft er wellicht ook geen moeite mee om in een Adolf Hitlerstraat te blijven om de kosten uit te sparen voor het nieuwe briefpapier. Men moet nooit aan de inwoners van een straat vragen of ze akkoord zijn met de naam van hun straat. De gemeenteraad moet daar over beslissen. Ik ken Vlamingen die in een Kardinaal Mercierstraat wonen en daar ook niet gelukkig mee zijn, omdat Désiré Mercier een hater was van de Vlamingen en wellicht wonen er ook vrijzinnigen in die straat die het niet zo begrepen hebben op die fundamentalistische kerkvorst. Om radicale collaborateurs uit W.O. II te eren mag er geen plaats zijn in onze Vlaamse straten en pleinen. Dat is een zaak van ethiek en niet van pragmatiek. In Lanaken heeft de burgemeester dat goed begrepen; die wil die bezoedelde naam weg. In Nederland bestaan geen Anton Mussertstraten (de oprichter en leider van de Nationaal-Socialistische Beweging) maar worden wel de verzetsmensen geëerd. Geen straatnamen voor ter dood veroordeelde landverraders zoals bij ons. Ook al hebben ze grote verdiensten die stammen uit onverdachte tijden (1). De priester-letterkundige Cyriel Verschaeve (1874-1949) ontspoorde en verdient geen straatnaam, noch in Lanaken, noch in Puurs èn Marke. Hij droeg de morele verantwoordelijkheid voor de werving naar het Oostfront en dat kan men moeilijk gelijkstellen aan romantisch pangermanisme. Helemaal tabula rasa maken met deze figuur zou hem dan weer te kort doen omwille van zijn letterkundig werk en zijn verdiensten voor de emancipatie van de Vlamingen. In Alveringem kan de “Kapelanie” mits met een kritische duiding, gerust blijven bestaan als museum (2).
Zowel in Nederland als in België worstelt men met een koloniaal verleden. In Nederland was er al een voorstel om de straatnamen te “dekoloniseren” omdat ze verwijzen naar het slavernijverleden. In België is nu ook die discussie opgelaaid met betrekking tot de monumenten voor koning Leopold II en zijn rol in de Vrijstaat Congo. Die discussie werd bij ons onlangs op gang getrokken door prof.dr. Herman Van Goethem (rector Universiteit Antwerpen). Men moet gewoon de moed hebben om snel te anticiperen op voortschrijdend inzicht: de Stalinlaan in Amsterdam werd al heel snel omgedoopt in Vrijheidslaan. Een discussie over straatnamen is nooit gesloten.
Bij de standbeelden (eigenlijk een 19de eeuws verschijnsel) is de afgebeelde persoon (die ook dikwijls op een paard zit) voor de ene een held en voor de andere een oorlogsmisdadiger. Niet alle standbeelden kunnen verhuizen naar een museum, zelfs al vertonen ze een hoge artistieke waarde. Om eventueel vandalisme te voorkomen is het aangewezen om die monumenten preventief uitgebreid te fotograferen en op te meten. Dat gebeurde overigens al dikwijls op uitstekende wijze voor de oorlogsgedenktekens (3). Ook de foute opvattingen uit de geschiedenis moeten gedocumenteerd worden. In ieder geval is een kritische educatieve duiding noodzakelijk voor alle monumenten, zowel in de publieke ruimte als in een museale context. Na de Tweede Wereldoorlog was de hausse van de herinneringsmonumenten al over zijn hoogtepunt heen en om de talloze monumenten uit W.O. I te kunnen bekostigen, hebben de gemeenten (in België èn Frankrijk) tot ver in de jaren twintig financieel moeten bloeden. Men koos dan maar voor de cynische oplossing: de namen van de oorlogsslachtoffers van W.O. II werden gewoon toegevoegd aan die van W.O.I. op hetzelfde monument. Een praktische en goedkopere oplossing. De infrastructuur met al zijn pathetiek was toch al voorhanden. Alleen de beulen kregen geen naam. Portretten van Adolf Hitler en nazimemorabilia horen dan ook thuis in een gespecialiseerd museum in Berlijn.
De geschiedenis moet gedocumenteerd worden. De juiste context moet er voor zorgen dat het geen bedevaartsoord wordt voor neonazi’s en het mag geen onderhuidse sympathie voor de nazi’s opwekken. In het Deutsches Historisches Museum in Berlijn wordt er al kritisch gekeken naar het “Drittes Reich” en bij ons is dit zonder meer het geval in het voorbeeldmuseum “Kazerne Dossin” in Mechelen. Die kritische analyse werd het verst doorgedreven in de wetenschappelijke Duitse uitgave van het boek “Mein Kampf” voorzien van 3700 noten. Deze geannoteerde uitgave, samengesteld door het Institut für Zeitgeschichte (Universiteit München), zorgt voor de historische context en legt hele en halve leugens bloot (4). Bij ons heeft men de onhebbelijke gewoonte om de oorlogsburgemeesters niet te vernoemen in het rijtje burgemeesters van stad of dorp. Dat is geschiedvervalsing. Natuurlijk hoeft men die niet op een voetstuk te plaatsen maar ze hebben wel bestaan (5) ! Hitler en Verschaeve met elkaar vergelijken lijkt provocerend maar methodologisch is het dat niet: geschiedenis moet houvast bieden. Mythen en leugens dienen ontmaskerd te worden.
Willy Dezutter, Brugge
1 Romain Vanlandschoot, Kapelaan Verschaeve. Biografie. Tielt-Antwerpen, co-uitgave Lannoo & Perspectief Uitgaven, 1998, 489 pp. met een objectief relaas over zijn smadelijk avontuur richting collaboratie.
2 Zie de objectieve website https://cyrielverschaeve.eu van de vzw Kapelanij, Alveringem. Een zelfde degelijkheid valt vast te stellen in de indrukwekkende reeks Verschaeviana, de jaarboeken van het Jozef Lootensfonds, verschenen tussen 1970-1993.
3 Mariette Jacobs, Zij die vielen als helden. Inventaris van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen. Brugge: Provincie West-Vlaanderen, deel I, 1995 en deel II, 1996.
4 Chr. Hartmann, Th. Vordermayer, O. Plöckinger, R. Töppel (red.), Hitler, Mein Kampf. Eine kritische Edition. München, 2016, 2 delen.
5 Nico Wouters, Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaboratie in België. Lannoo/Tielt, 2004.