Category Archives: Geen categorie

De Portugese banneling Guido de Bandella (1796-1873)

Over de lotgevallen van Guido de Bandella werd een mooi portret geschetst door Eduard Trips in zijn bijdrage over de Portugese bannelingen die in 1829 in Brugge en Oostende arriveerden (1).

Zij hadden zich gekeerd tegen koning don Miguel (1802-1866), een conservatief en reactionair vorst die Portugal regeerde van 1828 tot 1834.  Hij trok de liberale grondwet in en herstelde het absolutisme.  Een burgeroorlog leidde tot zijn afzetting.  Het was de Franse burgerkoning Louis-Philippe die na de Julirevolutie van 1830 de strijd aanbond met het regime van don Miguel.  Er vertrokken zowaar ook twee contingenten vrijwilligers vanuit België, een soort vreemdelingenlegioen (2).  Maria II, die al eerder gesteund werd door de latere ballingen werd koningin van 1834-1853.  In 1834 werd de Hertog van Pamela (1781-1850) premier.  Hij was de leider geweest van de Portugese liberalen die in ballingschap verbleef in het Verenigd Koninkrijk (UK) waar hij de latere koningin donna Maria ontmoette.  De meeste bannelingen waren gevlucht naar Plymouth (Devon); Donna Maria, die ze op de troon wilden, verbleef in Londen.

Tijdens de opstand tegen koning Miguel was ruiterijkapitein Guido de Baldella (° Borgia, Spanje, 23 april 1796) in Lissabon.  Hij werd gewond, door de koningsgezinde troepen gevangen genomen, ter dood veroordeeld maar uiteindelijk levenslang verbannen (3).  Hij kwam terecht in het opvangcentrum voor Portugese bannelingen in Plymouth. Aldaar werd hij op 2 december 1828 in de St.Jansloge nr.98 van de United Grand Lodge ingewijd als leerling-vrijmetselaar.  Op 5 mei 1829 kwam hij samen met anderen aan in de haven van Oostende.  Hij bleef in Oostende maar nam wel contact op met de Brugse Portugese kolonie.  Het was Constantin Rodenbach (1791-1846) die in 1830, gesteund door het Brugse gemeentebestuur, de Brugse burgerwacht zou versterken met een contingent Portugese bannelingen.  Bij het uitbreken van de Belgische opstand tegen koning Willem I zou die versterking goed van pas komen.  Op 27 september 1830 verliet het Hollands garnizoen Brugge.  Guido de Baldella was voordien al afgereisd naar Brussel om daar zijn paspoort voor Frankrijk af te halen.  In Brussel meldde hij zich als vrijwilliger bij de opstandige patriotten en vanaf 21 september 1830 nam hij deel aan de krijgsverrichtingen tegen de Hollanders.  Daarbij wist hij zich te onderscheiden (4).  Door het nieuw bewind werd hij daarvoor beloond en werd met ingang van 5 mei 1832 (5) plaatscommandant van Hasselt wat hij zou blijven tot 1845.  Hij overleed op 13 juni 1873 in Kermt (oude spelling Kermpt), toen nog een straatdorp van Hasselt met zeshonderd inwoners.  We treffen de overlijdensdatum aan op het doodsprentje dat door E. Trips werd afgedrukt (6).  Hij bleef kennelijk ook ongehuwd.

Adellijke status ?

Op het doodsprentje wordt hij vermeldt als Guido De Baldella.  Zo hij al mocht afstammen van een buitenlandse adellijke familie heeft er geen adelerkenning plaatsgevonden.  Het valt te betwijfelen of hij daarvan zou hebben afgezien indien er ook maar een schijn van kans had bestaan om de juiste stamboom en bewijsvoering aan te dragen.  Hij is daarenboven pas laat genaturaliseerd tot Belg.  De Kamer van Volksvertegenwoordigers aanvaardde zijn naturalisatie op 1 maart 1845 (7).  Als geboortejaar geeft men 1796 in plaats van 1790. De naturalisatiecommissie had zijn werk grondig gedaan: hij ging er binnen als Guido de Baldella en kwam er buiten als Guido De Baldella (8).  Voor de rest verliep het probleemloos. Hij was immers na 1 augustus 1831 (wet van 27 september 1835) niet in militaire dienst geweest bij een land dat in oorlog was met België.  Het ging natuurlijk niet om de punten en komma’s.  De naturalisatiecommissie was onkundig van zijn vroegere aspiraties omdat hij dat verstandig achterwege liet.  We zagen reeds dat hij in Engeland op 2 december 1828 vrijmetselaar werd.  Op 11 februari 1829 vond de meesterverheffing plaats.  Daarna werd er een meesterdiploma afgeleverd, dat opgesteld was in het Latijn en in het Engels en waarop hij vermeld staat als Comte Guido Baldella Rospigliosi (9).  Zo’n diploma, in vier gevouwen, kan men ook gebruiken als maçonniek paspoort.  Dat heeft hij waarschijnlijk laten zien aan J.B. Lauwers-Ocket, de waterschout van Oostende (10) die hem bij aankomst in Oostende op 5 mei 1829 een verzekeringskaart uitreikte op naam van “Comte Guido Baldella Rospigliosi, capitaine de cavalerie” (11).  Jean-Baptiste Lauwers (° 1792) zal daar niet van opgekeken hebben, hij had immers een familielid , de grondeigenaar Leopold Ocket (Oostende 11.8.1791 – Oostende 4.7.1868) die lid was van de Oostendse loge “Les Trois Niveaux” (12).  J.B. Lauwers was gehuwd met Caroline Ocket (1795-1815) die heel jong stierf.  Uit respect voegde hij haar familienaam toe aan de zijne.  In zijn handtekening liet hij het volledig samensmelten. Maar het was ook een toevoeging waarmee men toegang kreeg tot machtige kringen.  De familie Ocket behoorde tot de rijkste families van Oostende. Het kiessysteem was gebaseerd op bezit (het cijnskiesrecht) en iedereen was familie van elkaar. Door die familiale huwelijkspolitiek kon een beperkte groep de verkiezingsuitslag bepalen en bepaalden zij uiteindelijk wie er burgemeester werd (13).  J.B. Lauwers had daar nooit kunnen introuwen ware het niet dat zijn vader Pieter Lauwers burgemeester van Torhout was.  Baldella kon zich nu zowel identificeren met zijn maçonniek diploma als met de verzekeringskaart en een zelfverzonnen graaf was geboren.

De naam Baldella en Baldelli kwam in de 18de eeuw veel voor in het groothertogdom Toscane, maar ook die van de adellijke familie Rospigliosi.  Deze laatste leverde pausen en kardinalen en dus staat het chique om die er bij je eigen naam aan toe te voegen.  Het hoofdkwartier van de Portugese ballingen bevond zich in Brugge en op 22 september 1829 ondertekenden vijftien van hen een moraliteitsattest waarin ze op erewoord verklaarden dat “Monsieur de Baldella” een achtenswaardig man was.  Eén van de ondertekenaars, die door E. Trips genoemd wordt, is kolonel Joseph Vasques Alvares da Cunha.  Die willen we even verder situeren en daaruit zal vlug blijken dat hij zeer goed geplaatst was om de “Comte Baldella” tot de juiste proporties te herleiden.  Joseph (José) Maria Vasques Alvares da Cunha, vierde graaf van Cunha werd op 23 december 1793 geboren in Lissabon en overleed 16 maart 1867.  Hij huwde op 16 januari 1814 met Maria Gertrudes Quintela, dochter van de baron van Quintela.  Ze kregen één dochter.  Zijn vrouw overleed op 8 september 1824. Hij trad voor de tweede maal in het huwelijk op 4 mei 1829 in Brugge met Joana Luisa Bush (14), dochter van Thomas Bush en Joana Luisa Uhrite. Hun zoon Guterre-Napoleon zou de 5de en laatste graaf van Cunha worden (15). Zijn bruid Joana (Jane) Bush (geb. Plymouth, 1810) had hij als Portugees balling leren kennen tijdens zijn verblijf in Plymouth. De graaf Da Cunha en Pair van Portugal en zijn vrouw woonden in Brugge in de Hoogstraat B 2 nr. 21. Hij trachtte dus zijn levensstijl te behouden.  In tegenstelling tot Guido de Baldella e.a. was hij niet ingewijd in de vrijmetselarij in Plymouth, maar behoorde hij al eerder tot een Portugese werkplaats van de “Rito Antigo e Primitivo Memphis Misraïm” (16). Hij was vrijmetselaar maar dat belette niet dat hij ook Ridder in de Orde van St.-Jan van Jeruzalem was.  In die tijd ging dat nog goed samen.  Net als sommige andere Portugese bannelingen die vrijmetselaar waren (ze waren met twaalf) ging hij als broeder-bezoeker naar de Brugse loge “La Réunion des Amis du Nord” (17) aan de Steenhouwersdijk.  Op voorstel van penningmeester Charles Doudan besloot men om een geldinzameling te houden om de Portugezen te steunen.  In 1826 had men al eens hetzelfde gedaan ten gunste van de Griekse onafhankelijkheidsstrijd (de Filhelleense beweging).  Op de omzendbrief kwamen veel positieve reacties van andere loges uit Noord en Zuid die in juni-augustus 1830 bedragen overmaakten (18). Naast La Réunion des Amis du Nord zelf waren dat nog 19 andere werkplaatsen, o.m. de loge “L’Union” uit Groningen !  In 1829 was ex-achtbare meester Charles Doudan sr. opgevolgd door Joseph-Jean Godfroid, ontvanger van het “Buytengewoon Zegel” (kantoor Oudenburg = Oude Burg, Brugge).  Godfroid zou de laatste achtbare meester zijn.  De Belgische revolutie werd slecht verteerd en in februari 1831 vond de vereffening plaats van deze loge door Charles Doudan (1773-1857), sinds 1819 eigenaar van het gebouw aan de Steenhouwersdijk 13 (nu 3).  Constantin Rodenbach (19) had begin 1827 al ontslag genomen om zich volledig te concentreren op de omwenteling die hij wilde bewerkstelligen.  Hij had de werkplaats “gedekt” (couvrir le temple).

Besluit

Guido de Baldella usurpeerde weliswaar de adellijke titel van Comte maar heeft daar nooit zwaar misbruik van gemaakt in de profane wereld en zeker niet toen hij geïntegreerd werd in het Belgisch leger.  Het onrechtmatig voeren van een blazoen of een titel is uiteraard ongeoorloofd.  Zich een adellijke status aanmeten is één zaak maar er ook nog eens een “kasteeleconomie” op kunnen nahouden is een andere (20).  Ook in de maçonnerie heeft hij zich niet op het pad begeven van het occulte zoals Allessandro Cagliostro, ook genoemd Allessandro, graaf van Cagliostro, gewoon geboren als Giuseppe Balsamo (Palermo 1743-1795).  Deze Italiaanse avonturier en charlatan werd in Londen ingewijd in de vrijmetselarij en eind 1777 vertrok hij naar Brussel waar hij een eigen loge oprichtte volgens een eigen ritus.  Uiteindelijk werd hij in Rome veroordeelt voor ketterij, magie en vrijmetselarij (21).  Guido de Baldella verwierf het staatsburgerschap.  Hij was ongetwijfeld al mentaal Belg na een normaal identiteitsproces.  Het buitenlander zijn in het België van de 19de eeuw leverde nauwelijks nadelen op zolang men maar niet subversief was (22).  De Belgische nationaliteit was tenslotte vereist om over politieke rechten te beschikken.  Politieke rechten die tot diep in de 19de eeuw ook nog ondergeschikt waren aan het bezit van een zeker vermogen (censuskiesrecht) (23).  Hij had dus geen redenen om als inwijkeling het lidmaatschap van de Belgische natie acuut na te streven.  Voormalige Franse officieren (er was een te kort aan beroepsofficieren) maar ook gevluchte Poolse opstandelingen (1831-1832), oplichters en avonturiers, iedereen was welkom in het Belgisch leger sinds het land zich op 4 okt. 1830 onafhankelijk had verklaard van de Noordelijke Nederlanden.  Deze smeltkroes wordt beschreven door prof. L. De Vos (23).  Wanneer een land over een krijgsmacht beschikt bestaat het werkelijk.  De krijgsmacht verzekerde het voortbestaan van de natie (25). Guido de Baldella beantwoordt aan de echte definitie van de balling: een migrant die in het gastland het regime van het thuisland bestrijdt.  Maar ook in de behandeling van die vrijheidsstrijders valt een evolutie te herkennen dat voor diverse groepen en periodes werd onderzocht door prof. Idesbald Goddeeris (26).  De Portugese ballingen die in 1829 in Brugge waren beland kregen als wapenbroeders van het jonge België nog veel waardering.  Op 1 januari 1831 kregen ze van de Belgische regering een steun van 20.000 gulden (27).  Daardoor was ook Guido de Baldella salonfähig geworden en kon hij integreren in het Belgisch leger en plaatscommandant worden in Hasselt.

WILLY DEZUTTER

1 Eduard Trips, Portugese bannelingen in Brugge en Oostende (1829), in: Biekorf, 94, (1994), p. 133-141.

2 J. Lorette, Les expéditions militaires belges au Portugal en 1832 et 1833. Brussel, 1951, p. 16-19.

3 E. Trips, op.cit. p. 135.

4 E. Trips, op.cit. p. 141.

5 Annuaire de l’état militaire de Belgique pour 1841. Brussel, 1841. Zijn collega in Brugge was Louis De Pachtere (sinds 26 december 1830). Beiden worden “major de place” genoemd.

6 E. Trips, op.cit. p. 140. Als geboortedatum staat er 1790 i.p.v. 1796. Borgia (Spanje) is Borja in  Aragón.

7 Annales Parlementaires 1844-45, p. 1713.

8 De waanzin van het Belgische onderscheid tussen kleine en grote d met een Kamer die voor het merendeel uit nobiljons bestond. Er is een verschil bij de spelling van achternamen tussen Nederland en België. Frans de Potter schreef daarover een interessant artikel: Schrijft Gij ook al uwen naam met een kleine d ?, in: Het Belfort, jg.6, 1891,p.132-138 (digitaal raadpleegbaar). Deze orthografie heeft veel te maken met “une satisfaction d’amour-propre ou de vanité”. Iedereen heeft het recht om zijn naam te schrijven zoals hij zelf wil !

9 E. Trips, op.cit. p. 135. E. Trips las, ook op de andere documenten, verkeerdelijk Rospigliodi. Hij toonde ons dit document. Het was niet in het bezit van de auteur zelf. Over E. Trips zie: Willy Dezutter, Eduard Trips. VWS-Cahiers, 153,1992 en W.P. Dezutter, In memoriam Eduard Trips (1921-1997), in: Brugs Ommeland, 1998, 3,p. 174.

10 J.B. Lauwers-Ocket, waterschout en commissaris van de havensectie. Almanach der Provincie West-Vlaenderen MDCCC.XXIX (1829), Te Brugge by J. Bogaert, p. 35. E. Trips schreef J.B. Lauwers Ocket maar zelf hield hij het op J.B. Lauwers-Ocket.

11 E. Trips, op.cit. met afb. op p. 134. Die kaarten waren voorgedrukt in het Nederlands met de tekst “Afgeleverd aan den Portugeeschen uitgewekenen”. Men was dus voorbereid op de komst van een groot aantal ballingen.

12 R.M. Vantomme, La Vie de la loge “Les Trois Niveaux” établie à l’ orient d’Ostende depuis 1784. Deel I, z.j. (1983), p. 178.

13 F.G.C. Beterams, The high society belgo-luxembourgeoise au début du gouvernement de Guillaume I roi des Pays-Bas (1814-1815), Wetteren, 1973, p. 476-477.

14 Bij E. Trips op.cit. p. 138 Jane Buch i.p.v. Bush.

15 Genealogia do 4° conde da Cunha. www.geneall.net

16 História da Maçonaria Portuguesa. www.maconariaportugal.com Dit soort hermetisch-esoterische maçonnerie bestond niet in Brugge. Bij La Réunion des Amis du Nord in Brugge beoefende men de Moderne Franse Ritus en die is niet spiritualistisch.

17 Willy P. Dezutter, De loge “La Réunion des Amis du Nord” (1803-1831) in Brugge, in: Brugs Ommeland, 2010, 1, p. 39-51.

18 Document met de respectievelijke namen van loges en hun gift. Archief Bisdom Brugge, Vrijmetselaarsfonds C 537.

19 C. Rodenbach, die op 23 nov. 1830 in het Nationaal Congres in Brussel de familie Oranje-Nassau zou afzweren, was uiteraard anti-orangist. Prof. Els Witte in haar boek Het Verloren Koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische Orangisten tegen de revolutie 1828-1850. Amsterdam-Antwerpen, 2015 werpt dan ook een ander licht op de figuur Rodenbach dan A. Smits ( Scheuring in de Nederlanden, 1983, 2 dln.) die de anti-orangistische kant meer belichtte.

20 Het Belgisch Wetboek van Strafrecht art. 230 voorziet een geldboete in geval van onrechtmatig gebruik. Die boete valt altijd nog te verhogen met de opdeciemen.

21 Philippa Faulks en Robert L D Cooper, The Masonic Magician . The Life and Death of Count Cagliostro and His Egyptian Rite. London, Watkins, 2008.

22 F. Caestecker, In het kielzog van de Natie-Staat. De politiek van nationaliteitsverwerving,- toekenning en -verlies in België 1830-1909, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1997, 3-4, p. 323-349.

23 F. Caestecker, op.cit. p. 329. Het censuskiesrecht bleef bestaan tot 1893 waarna het onder druk van de socialistische beweging werd vervangen door algemeen stemrecht voor mannen vanaf 25 jaar.

24 L. De Vos, De smeltkroes. De Belgische krijgsmacht als natievormende factor 1830-1914. Brussel, 1985.

25 E. Witte, De constructie van België, 1828-1847. Lannoo, Leuven, 2006, bespreekt alle fundamenten van het staatsbestel, p. 17 e.v. revolutie en natievorming. De opbouw van een natiestaat was een langdurig proces.

26 Idesbald Goddeeris, Van favoritisme naar legaliteit. De Belgische tolerantiedrempel voor politieke activiteiten van ballingen, 1830-1914, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 2013, p. 313-344.

27 Liesbeth Vandersteene, Met gemengde gevoelens. De houding tegenover politieke vluchtelingen vóór , tijdens en vlak na de Belgische revolutie. Portugese vluchtelingen in Brugge 1829-1834, in: J. Art & L. François, Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo. Gent, 1999, deel II, p. 829-852, vooral p. 845 e.v.

Dit artikel verscheen in het tijdschrift Biekorf, West-Vlaams Archief voor geschiedenis, archeologie, taal-en volkskunde. Brugge, 116, (2016), 4, pp. 480-486.

De voornaam Desiderius

Op de voornaam Desiderius/Désiré werd in Biekorf de aandacht getrokken door L.V.A[acker] (1) die er terecht op wees dat de voornaam Desiderius in Vlaanderen nergens te vinden is in de lijsten van heiligen die Desiderius als doopnaam opgeven.

In de 7de eeuw waren er in Frankrijk wel enkele heiligen met die naam maar die waren bij ons niet populair.  We kennen natuurlijk Desiderius Erasmus (Rotterdam 1466 – Bazel 1536) maar zijn doopnaam was Erasmus en pas in 1496 voegde hij de naam Desiderius aan zijn naam toe (2).  Bij het geven van de voornaam Desiderius spiegelde men zich later niet aan deze grote humanist; men had iets anders in gedachten.

De naam Desiderius heeft altijd mijn aandacht gehad aangezien mijn overgrootvader (langs moederszijde) Desiderius Musson (1841-1930) heette.  Zijn vader Pieter Johannes Musson werd in 1799 geboren te Heille (Sluis) en huwde aldaar in 1830 met Johanna Theresia Vermeersch (Moerkerke (B) 1789- Heille (NL) 1834).  Zij werd 45 jaar oud en het huwelijk was kinderloos gebleven.  Hijzelf was er toen nog maar 35.  Op 25 juli 1838 hertrouwde hij in (3) Heille met Anna Catharina Kuijpers (geb. Heille 1806).  Ze kregen drie kinderen, Karel in 1839, Philipina in 1840 en Desiderius Josephus Musson geb. te Heille op 5 november1841.  De vader was op dat ogenblik 42 en de moeder 35 jaar.  Hiermee werd aan het verlangen (desiderium) voldaan.  Het kind was gewenst.  In West-Zeeuws-Vlaanderen spreekt men over Desideer of Deer.  Daarenboven was het een zoon.  Jongens waren meer gewenst dan meisjes.

De naam Desiderius is veel ouder dan het vrouwelijke Desideria of Desiderata.  In Spanje wordt Desiderata afgekort tot Desi.  De voornaam Desiderius was populair tussen 1800 en 1920 en met een piek rond 1840 en alleen in N-W Europa (4).  Het Franse Désiré kennen we ook in combinaties zoals Jacques-Désiré, Jean- Désiré e.a.  En wie kent niet Joseph-Désiré Mobuto (1930-1997) de president van “onze” Congo !  De meisjesnaam Désirée werd in 2013 in Vlaanderen nog 241 maal gegeven (5).  Winkels voor bruidsmode heten soms ook “Désirée”.  Ook hier appelleert men aan het verlangen. Het gewenste.  En uiteraard spreekt de film “Désirée” uit 1954 tot de verbeelding van de oudere lezer.  Daarin werd de dochter van een Franse handelaar verliefd op één van de jongste generaals van het Franse leger: Napoleon Bonaparte.  Désirée Clary trouwde uiteindelijk met Jean-Baptiste Bernadotte, maarschalk van Napoleon en werd Koningin van Zweden.

De buurtschap Heille was vanaf 1797 een zelfstandige grensgemeente en werd in 1880 bij de gemeente Sluis gevoegd. Desiderius Musson tenslotte huwde op 12 mei1875 te Heille met Melania Maertens (Sluis-Heille 1846 – Aardenburg 1943). Ze kregen drie kinderen onder wie een dochter Marie Louise Musson (Aardenburg 1 oktober 1882 – Oostburg (6) 24 januari 1977).  Zij was mijn grootmoeder.  Mijn overgrootmoeder werd 97 jaar en mijn grootmoeder 95.  Het geeft de burger moed. Ook dit is slechts een desideratum.

Willy Dezutter

  1. L. Van A[cker], De voornaamste Désiré (Desiderius), in: Biekorf, 116 (2016), 3, p.372.
  2. Zie voor de voornaam Desiderius de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut (Amsterdam) te raadplegen op meertens.knaw.nl .
  3. In West-Zeeuws-Vlaanderen zegt men overigens “op Heille”, “op Cadzand” maar “in Aardenburg” en “in Sluis”. Er zijn in het dialect ook verschillen tussen katholieke en protestante inwoners.
  4. geneanet.org/prenoms Ibidem voor de verspreiding en frequentie van de naam Désirée.
  5. vernoeming.nl/voornaam/desiree-4
  6. Veel mensen in West-Zeeuws-Vlaanderen overleden in het voormalige Sint-Antoniusziekenhuis van Oostburg. Dat was vroeger het meest aangewezen streekziekenhuis.  Men woont 95 jaar in Aardenburg maar uiteindelijk beslist het toeval en een wettelijke bepaling (de overlijdensakte) dat Oostburg je eindbestemming is.  Hetzelfde geldt voor diegenen die in het Sint-Antoniusziekenhuis geboren werden. Al die kinderen kregen in de burgerlijke stand Oostburg aangesmeerd maar woonden hun leven lang in andere Zeeuws-Vlaamse dorpen. Nu bevallen veel moeders uit Sluis in het AZ Zeno campus Knokke-Heist.  Daar doet zich iets gelijkaardigs voor.  Nederlanders geboren in België.  Maar op zich is dat in deze geglobaliseerde wereld geen probleem: er worden ook noodgedwongen Syrische vluchtelingen geboren in België èn in Nederland. De thuisbevalling, zo specifiek voor Nederland, is sterk aan het dalen.  Nu is dat nog 20%, (in de jaren negentig 35 %), in Vlaanderen slechts 1 procent.

Pelgrims lopen groot gevaar

Enkele jaren geleden kwam een Vlaamse bedevaarder om het leven toen hij onder een trein terecht kwam bij het uitladen van de rolstoelen van Lourdespelgrims.  Niet alleen katholieke pelgrims kunnen een slechte ervaring oplopen met een trein.  In 2013 vonden in de Indische staat Bihar 37 hindoeïstische pelgrims de dood bij het oversteken van een spoorweg.  Ze werden door een voorbij razende trein gegrepen.  Nu is Maria wel een belangrijke middelares tussen de mensen en god maar een reis naar de Franse Pyreneeën blijft vol gevaar.  Regelmatig verongelukken er autobussen met pelgrims op weg naar de moeder van de Heer.  Het is daarom wel praktisch om een replica van de Lourdesgrot te hebben naast de kerk van je eigen gemeente.  Zo de god van de christenen al niet almachtig is, zit ook Allah, de god van de moslims, regelmatig te slapen.  Op 11 september 2015, de eerste dag van het Islamitisch Offerfeest, stak er een hevige storm op in Mekka en viel er een grote hijskraan om.  Resultaat: 107 doden en 230 gewonden.  Maar het ergste moest nog komen.  Tijdens de slotdag van de Hadj, de jaarlijkse bedevaart naar Mekka, werden er op 24 september 2015 andermaal honderden pelgrims onder de voet gelopen.  In 1990 waren er 1426 dodelijke slachtoffers en nu startte men op het aantal 717 maar dat werd op 29 september 2015 al bijgesteld op 1100. Andere bronnen geven nog hogere cijfers (tot 2110 doden) maar in feite tracht de overheid het juiste aantal te verdoezelen om rivaal Iran te ontzien.  Het duidelijkst was de Saoedische minister die zei: “Tegen de wil van god kunnen we niets ondernemen”.  Al dat gedrang is nodig voor de rituele steniging van de duivel !  Een massa die in beweging komt ontsnapt aan de almacht van Allah.  Maar zoiets kan overal gebeuren, op Westerse muziekfestivals en in voetbalstadions.  Zowel de god van de moslims al die van de christenen is nu eenmaal een slechte groepsmanager.

Gradaties van lijden

Maar er zijn verschillende gradaties van lijden.  Op 14 mei 2015 was er in Brugge op Hemelvaartsdag de afgelasting van de H. Bloedprocessie wegens de regen.  Die nooit wetenschappelijk onderzochte relikwie van het zogezegde bloed van Jezus Christus (1) kwam in het begin van de 13de eeuw in Brugge terecht na de Vierde Kruistocht (1203-1204).  De kruisvaarders plunderden toen Constantinopel onder leiding van Graaf Boudewijn IX en namen die relikwie mee.  Niemand is beschaamd om met dat gestolen goed door de straten van Brugge te trekken, ook al is het een relict van de dubieuze reliekenhandel (2).  Dus zelfs de rondgang met het bloed van zijn eigen zoon laat god onverschillig.  De tickets (verkocht aan de toeristen, voorheen pelgrims geheten) werden niet terugbetaald. “De tickets zijn via verschillende kanalen verkocht zodat het moeilijk is om iedereen terug te betalen” luidde de uitleg.  God is niet almachtig maar kennelijk ook niet alwetend.  Maar ook een andere processie in Brugge ging voor het tweede jaar op rij niet door wegens slecht weer.  Op 15 augustus 2014 en 2015 ging de Blindekensprocessie (3) niet uit.  In 1304, in de Slag bij de Pevelenberg, stond de Moeder Gods nog aan de zijde van de Vlamingen tegen de Fransen, maar de non-pacifistische en partijdige Maagd Maria is als weergodin volstrekt onbetrouwbaar gebleken. Weten de organisatoren dan niet meer dat men een mand met eieren naar de Arme Klaren moet brengen ?  Zelfs de traditie om goed weer af te smeken is in Brugge te niet gedaan toen in 1990 het Klooster van de Arme Klaren Coletienen op tamelijk tumultueuze wijze werd opgedoekt (4).

Godsdienstoorlogen

Ongenuanceerd kan men daar niet over redeneren maar het staat toch wel vast dat het dikwijls god zelf is die voor de aanleiding tot bloedvergieten zorgt.  Kruistochten naar het Heilig Land (1095-1274), kruistochten tegen ketters (bijv. de Katharen), de Reformatie (tussen protestanten en katholieken), de zeer bloedige Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en natuurlijk de recente gebeurtenissen in de moslimwereld tussen soennieten en sjiieten.  Het is zo maar een losse greep.  Zelfs koning Willem I stuurde in 1830-1831 extra troepen naar Zeeuws-Vlaanderen omdat hij bang was dat de overwegend katholieke bevolking voor het katholieke Zuiden zou kiezen !

Kwaad en lijden

Het is hier niet de plaats om het bovenstaande uitgebreid theologisch te kaderen.  Volmaakt als hij is heeft god uiteraard de beste van alle mogelijke werelden geschapen (Leibniz).  Dat is het hele vraagstuk van de theodicee, het geloven in een almachtige god die het kwaad en het lijden in de wereld toelaat.  Ook zonder zo’n god blijven er onschuldige kinderen sterven en gaan de goede mensen dikwijls eerder dood dan grote schurken.  Af en toe is er toch twijfel bij de grote baas.  In Italië werd in 1978 de christendemocratische partijleider Aldo Moro door de Rode Brigades ontvoerd en vermoord.  Moro was een jeugdvriend van paus Paulus VI en in de kathedraal van Sint-Jan van Lateranen hield de door verdriet getekende paus op 13 mei 1978 een uitzonderlijke toespraak waarbij hij god ter verantwoording riep.  Hij deed dat door de beroemde bijbelverzen van het boek Job in te roepen: “Verklaar uw optreden tegen mij.  Wat voor zin heeft het dat gij onrecht doet, uw eigen schepsel verstoot maar schurken in bescherming neemt ?”

Op een ongevoelige god die zou bestaan buiten het universum zitten wij niet te wachten.

Willy Dezutter

1.  Een suggestie voor onderzoek naar de relikwie van het H.Bloed werd door ons al gedaan in 2012.  Zie: Willy Dezutter, Jezus Christus in tegenlicht.  Een kritisch onderzoek.  Brugge, 2012, p. 26-27;

2.  Gertrud Schiller, Ikonographie der christlichen Kunst. Band 2, Die Passion Christi, Gütersloh,1968, p. 203

3.  De Blindekensprocessie of de Brugse Belofte is een jaarlijkse processie op de feestdag van Maria ten Hemelopneming (15 augustus) die een parcours volgt van de Onze Lieve Vrouw van Blindekenskapel naar de Onze Lieve Vrouw ter Potteriekerk.  In 1304 beloofden de vrouwen van de Brugse ambachtslieden dat zij jaarlijks een zware kaars van 36 pond zouden offeren indien hun zonen en echtgenoten heelhuids zouden terugkeren van de slag bij de Pevelenberg.  Die belofte zou gedaan zijn aan de Heilige Maagd Maria.  Moderne geschiedschrijvers laten dat irrationeel gegeven liever weg wanneer ze het hebben over de Vlaams-Franse twisten uit het eind van de 13de en begin 14de  eeuw.  Een algemene herziening dringt zich op.  Noch om religieuze (het verheerlijken van een militaire overwinning door de hulp van de Moeder Gods !) noch om politieke redenen zou men zo’n stoet in het openbaar domein mogen toelaten.  Absurde beloftes mag men probleemloos breken.  Dat heeft niets met tradities te maken.  Die zijn namelijk niet onveranderlijk.  In Ieper gooit men tijdens de kattenstoet ook geen levende katten meer van het Belfort.  Daar is men al in 1817 mee gestopt.

4.  Het aantal roepingen in dit klooster liep al terug toen de laatste acht kloosterzusters besloten om naar een kasteel te verhuizen in het zuiden van Frankrijk.  Ze reden rond in een limousine, bezaten verschillende Mercedessen en renpaarden.  Ze bezochten ook casino’s.  Dat was allemaal zeer merkwaardig te noemen voor een bedelorde !  Het hele verhaal kan men lezen in: Ronny Crab en Douglas De Coninck, De Schat van de Arme Klaren. Uitgeverij Epo, 1991.  Het klooster in Brugge werd afgebroken en op de kloostergronden verrees het bouwproject “Colettijnenhof”.

 

De hoop

Op 25 december 2012 spoorde de Nederlandse koningin Beatrix in haar kersttoespraak het Nederlandse volk aan tot geloof, hoop en liefde.

“Geloof is vertrouwen dat ons leven een zin geeft die uitstijgt boven het alledaagse, hoop is de overtuiging dat de uitkomst goed zal zijn ook al is die niet zichtbaar.  Liefde is de kracht die ons verbindt met elkaar, die geeft en vergeeft en die de haat kan overwinnen”.

In het christendom worden geloof, hoop en liefde de drie goddelijke deugden genoemd.  In 1 Korinthiërs 13:13 staat te lezen: “Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde”.  Die eerste brief aan de Korinthiërs* zegt in 13-4:6  “De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over onrecht maar vindt vreugde in de waarheid”.  Met deze liefdesboodschap heeft een humanist natuurlijk geen enkele moeite.

Dat is geen exclusief christelijke boodschap; dat is universeel menselijk en heeft betrekking op het hier en nu.

Kardinaal Godfried Danneels, zegt in een interview naar aanleiding van zijn 80ste verjaardag (Knack 22 mei 2013): ”Niet het verlies van geloof, maar van hoop is het grote gevaar voor de westerse wereld”.  Hij rekent er dus op dat de uitkomst goed zal zijn.  Maar brengt iemand die die sterke verwachting niet heeft daarmee de westerse wereld in gevaar ?  De hoop als geestelijke kracht (psychische kracht zouden we eerder denken) bij het sterven willen we natuurlijk niemand afpakken.  Op zo’n moment zal men een beetje troost wel kunnen gebruiken.  Het mededogen haalt het nog altijd van het cynisme.  Het eeuwig leven misgunnen we ook niet aan de kardinaal en al evenmin wensen we hem de eeuwige verdoemenis toe.  Alleen zal zijn ultieme hoop een ijdele hoop blijken te zijn.  Als humanisten klampen we ons beter vast aan de concrete liefde.  Ze wisten dat al in dat oude liedje:

“Geloof, hoop en liefde

Ze komen bij elkaar.

Geloof, hoop en liefde

Ze maken dingen waar.

Want kun je niet meer hopen en geloof je niet meer

Dan brengt de ware liefde toch mooie dingen weer.”

Hopen is een erg egoïstisch verlangen.  Liefde is geven.  Love yourself then you will love everybody.  Godfried Danneels is vervolgens ook zeer affirmatief: “Ik denk nog altijd dat ik in de hemel zal komen”.  Over een eventuele loutering in het vagevuur vernemen we niets.  Je moet ook eens leren vrede te sluiten met de dood.  We verwijzen daarvoor naar mgr. Tiny Muskes (1935-2013), de oud-bisschop van Breda, die het zo verwoordde:

“Als je accepteert dat je dood zult gaan, dat het bij het leven hoort, niet alleen bij ons leven maar bij alles wat er is, dan wordt het een deel van je leven.  Dan wordt je leven hier en nu beter, intenser”.

En wat te denken van de reporter die hem vroeg: “Bestaat de hemel ?”

Ik zie nog altijd zijn verschrikt gezicht en dan het krachtig antwoord: “Neen”.

Schitterende televisie !

Willy Dezutter

Noot:  De eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs is een boek in de Bijbel, in het Nieuwe Testament.  Paulus bevond zich toen in Efeze en schreef deze brief (opgedeeld in 16 hoofdstukken) aan de gemeente in Korinthe, een havenstad in Griekenland.

De brief werd geschreven in het Koinè-Grieks rond 57 n.chr. en handelt uitgebreid over de liefde. De vrouwonvriendelijke uitspraken van Paulus (de vrouw is ondergeschikt aan de man) zouden elke gelovige vrouw ertoe moeten aanzetten om het kerkinstituut ter stond te verlaten.  Dit wijst er nog eens op dat deze brieven moeten gelezen worden in de context van de tijd.  Maar dat geldt natuurlijk voor de gehele Bijbel en vormt het beste argument tegen de gedachte dat we hier te doen hebben met het woord van god.  Paulus zou nu mogen rekening houden met de derde feministische golf !