De ezel van Maurice

Proloog

De kleine Maurice was een voortreffelijke leerling.  Hij haalde goede punten op school, was populair bij de jongens overdag en bij de meisjes ’s nachts.  Op een dag verhuist hij naar het platteland en koopt bij een oude boer in de Nieuw-Hazegraspolder een ezel voor 100 euro.

De boer moet de ezel de dag nadien bij Maurice thuis afleveren.

Maar er is een probleem:

“Excuseer jongen, maar ik heb slecht nieuws: mijn ezel lag vanochtend dood toen ik hem wilde voederen.”

“Wel dan, geef me gewoon m’n 100 euro terug.”

“Maar dat kan ik niet. Ik heb alles al uitgegeven.”

“Wel goed dan, breng me toch die ezel maar.”

“En wat ga je er dan wel mee doen?”

“Wel, ik ga hem als prijs verloten in een tombola.”

“Maar je kunt toch geen dode ezel verloten!”

“Zeker weten van wel. Ik zal gewoon aan niemand zeggen dat ie dood is.”

Daarop bedenkt de boer dat het eigenlijk zijn probleem niet is en vindt dat hij het voorstel van de jongen niet moet afkeuren.  En hij levert dus de dode ezel af.

Een maand later loopt de boer nog eens bij de kleine Maurice langs:

“En, jongeman, hoe is het nu met mijn ezel afgelopen?”

“Wel, zoals ik al zei, ik heb hem verloot. Ik heb in totaal 500 tombolabiljetten verkocht aan 2 euro het stuk en uiteindelijk een winst behaald van 898 euro”.

“En is er dan niemand geweest die geprotesteerd heeft?” vroeg de boer.

“Alleen maar de winnaar. Maar ik heb hem onmiddellijk zijn 2 euro teruggeven en alles was in kannen en kruiken”.

Epiloog

Intussen zijn de jaren verstreken.  Maurice is groot geworden.

Hij werd de topman van Fortis.  Al de rest is geschiedenis.

(Willem van Roodebeke)