In september 2014 begon men met de restauratie van het Gruuthusepaleis en in 2018 werd eindelijk het gerestaureerde gebouw opgeleverd. Nu kan begonnen worden met de inrichting en de opening van het vernieuwde museum wordt voorzien in 2019 (1).
Verschillende Musea voor Schone Kunsten hebben een geschiedenis die teruggaat tot de 18deeeuw. De Oudheidkundige Musea ontstonden voornamelijk in de tweede helft van de 19deeeuw. De autonome volkskundige musea kwamen pas in de periode 1900-1940 tot stand. Nochtans mogen we niet uit het oog verliezen dat de eerste Oudheidkundige Musea niet alleen voorwerpen en documenten verzamelden over de geschiedenis van hun stad, maar daarnaast ook archeologische vondsten en volkskundige objecten. Zo werd de oprichting van het Oudheidkundig Museum van Gent, het latere Bijlokemuseum, reeds goedgekeurd in 1833. In 1847 werden de verzamelingen ondergebracht in enkele kamers van het stadhuis; van 1884 tot 1927 in de oude kerk van de Geschoeide Karmelieten en in 1928 vond het museum zijn onderkomen in de oude Abdij van de Bijloke (2). Het Stadsmuseum Gent (STAM), dat in 2010 zijn deuren opende, ligt nog altijd op de site van de Bijloke (3). Dat was beslist een vroeg initiatief wanneer men weet dat het oudste en belangrijkste cultuurhistorisch- en volkskundig museum in Duitsland, het Germanisches Nationalmuseum in Nürnberg, gesticht werd in 1852 (4). Het “Antiquiteitenmuseum” van Antwerpen werd geopend op 4 augustus 1864. De Oudheidkundige Kring van het Land van Waas nam vanaf zijn stichting in 1861 het initiatief tot het bijeenbrengen van collecties afkomstig uit Sint-Niklaas en omgeving.
Het Gruuthusemuseum
Met hetzelfde doel, maar dan met betrekking tot Brugge, werd op 23 maart 1865 door een twaalftal historici en oudheidkundigen, de “Société d’Archéologie” gesticht (5). Onder de stichters treffen we de namen aan van Guido Gezelle en James Weale, de eerste conservator. Dit Oudheidkundig Genootschap bracht de verzamelingen bijeen van het Gruuthusemuseum.
Het Oudheidkundig Museum werd geopend op 6 mei 1866 en vond zijn eerste onderkomen in de tesaurierskamer op de eerste verdieping van het Belfort. Op 14 juni 1880 vond de heropening van het museum plaats. De collecties werden toen tentoongesteld in de oostvleugel van de Halletoren op het gelijkvloers. Naar aanleiding van een volledig nieuwe presentatie vond op 5 mei 1894 weer een heropening plaats. Deze nieuwe inrichting was het werk van de conservator Alfons Naert, provinciaal architect (6), en van adjunct-conservator Charles De Wulf, stadsarchitect. De lokalen in het Belfort waren te klein geworden en het Genootschap vroeg op 22 maart 1873 of de stad Brugge het Gruuthusehof zou willen aankopen dat toen werd gebruikt door de Berg van Barmhartigheid. Dit gebeurde inderdaad op 5 oktober 1874 maar de restauratiewerken duurden van 1883 tot 28 september 1895 (voltooiing hoofdgevel). De aanpassingswerken aan de omliggende terreinen sleepten zelfs aan tot 1911 (7). De architecturale aanpassing van het interieur duurde eveneens zeer lang terwijl ook een aarzeling viel vast te stellen aangaande de uiteindelijke bestemming van het gebouw. Vanaf 1900 werden dan toch enkele collecties van het Oudheidkundig Genootschap opgesteld o.a. de kantcollectie van Baron Liedts. In 1902 vond een tentoonstelling plaats over weef – en borduurkunst alsmede over handschriften en miniaturen en dit naar aanleiding van de baanbrekende tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven. In 1905, dit naar aanleiding van 75 jaar onafhankelijkheid van België, vond een grote tentoonstelling plaats in tien verschillende zalen (8) met overwegend stukken uit eigen bezit. De bestendiging van deze tentoonstelling verschafte aan het Gruuthusemuseum zijn permanent karakter.
Nog gedurende vijftig jaar zou het Genootschap zich bijzonder inspannen voor het beheer van het museum, maar na W.O. II werd het steeds duidelijker dat hier een taak weggelegd was voor de overheid. Het stadsbestuur stelde trouwens het Gruuthusehof reeds gratis ter beschikking en zorgde als eigenaar voor de restauratiewerken terwijl daarnaast nog een forse subsidie nodig was om de exploitatiekosten te helpen dekken. In de algemene ledenvergadering van 25 november 1954 werd het Oudheidkundig Genootschap ontbonden en per 1 januari 1955 werd het Gruuthusemuseum door de Stad overgenomen.
De eerste stedelijke conservator van Gruuthuse werd dr. A. Janssens de Bisthoven (1915-1999) die per 1 oktober 1954 reeds te Brugge in functie was als “Directeur voor Schouwburg, Kunst en Cultuur” (9). Het Gruuthusemuseum was van bij het begin een duidelijk voorbeeld van het gemengde type (geschiedenis, archeologie, volkskunde) en de keuken van Gruuthuse (zaal 3) vormde op den duur een volkskundig museum op zichzelf en bleef in de loop der tijd een echte publiekstrekker. In 1964 kwam Valentin Vermeersch (° 1937) het museum versterken als adjunct-conservator, in 1972 conservator en vanaf 1 december1980 hoofdconservator tot het jaar 2000 (10). Hij werd en bleef de grote behoeder van Gruuthuse. Op 1 april 1982 trad Stéphane Vandenberghe aan als adjunct-conservator met in 1984 een herinrichting en heropening van Gruuthuse (11).
Het Gruuthusemuseum treedt nu weer een nieuwe fase binnen van haar ontwikkelingsgeschiedenis.
Willy Dezutter
Noten
1 www.verrijkjekijkopbrugge.be
2 A. De Schryver, Historiek van het Stedelijk Oudheidkundig Museum te Gent. In: A. De Schryver en C. Van de Velde, Catalogus van de schilderijen. Oudheidkundig Museum, Gent, 1972, p. 15-29.
4 Peter Strieder en Leonie von Wilckens, (red.), Germanisches Nationalmuseum Nürnberg. Führer durch die Sammlungen. 1977, p. 10-11.
5 J. De Smet, Het Oudheidkundig Genootschap van Brugge, in: Stad Brugge-Gruuthuse. z.j. (1957), p. 14 . De bijdrage van dr. Jos. Desmet verscheen eerst in het tijdschrift West-Vlaanderen, jg. 6 (1957). Idem het artikel van L. Devliegher over de bouwgeschiedenis van het Gruuthusepaleis. Zie verder: V. Vermeersch, Gids Gruuthuse. Brugge, 1979, p. 11-12 en Stéphane Vandenberghe, Gruuthusemuseum Brugge. Een overzicht. Brugge, 1984,p. 7-8.
6 Zie voor A. Naert: Jeroen Cornilly, Architect en ambtenaar. De West-Vlaamse provinciaal architecten en de 19e-eeuwse architectuurpraktijk. Universitaire Pers Leuven, 2016.
7 K. Wittewrongel, De restauratie van Gruuthuse te Brugge- 1883-1911. Gentse Bijdragen tot de kunstgeschiedenis. Gent, XXIII, 1973-1975, p. 139-166. K. Wittewrongel=Katia Norro.
8 Hotel de Gruuthuse. Exposition d’ Art Ancien. Guide de Visiteur. Bruges, 1905.
9 V. Vermeersch, Aquilin Janssens de Bisthoven. Een bio-bibliografische schets. In: Museumleven, 7-8, 1980, p. 6-24. Zie ook: Jaak Fontier, Aquilin Janssens de Bisthoven. VWS-Cahiers, jg. 23, 1988, 16 p.
10 W.P. Dezutter, Valentin Vermeersch ere-hoofdconservator van de Stedelijke Musea van Brugge. Een biografische schets. In: Jaarboek van de Stedelijke Musea Brugge, 1997-1999, Brugge, 2000, p. 19-63 en Willy Le Loup, Valentin Vermeersch. VWS-Cahiers, jg. 49, 2013, 48 p.
11 St. Vandenberghe, De herinrichting en heropening van het Gruuthusemuseum in 1984. Jaarboek van de Stedelijke Musea Brugge, 2, 1983-1984, p. 102-105.
Dit artikel verscheen in het tijdschrift Brugs Ommeland, 2018, 3, p. 181-184.