Op 1 januari 2024 overleed de kunsthistoricus Dirk De Vos op 80-jarige leeftijd in een zorgcentrum in Pepingen (Vlaams Brabant). Hij schonk zijn lichaam aan de wetenschap. In volle Tweede Wereldoorlog werd hij geboren op 19 mei 1943 in Mulhouse (Elzas). De Bruggelingen zullen hem vooral herinneren van de periode dat hij werkzaam was in het Groeningemuseum van 1968-1998.
In 1965 was hij aan de Rijksuniversiteit Gent afgestudeerd als licentiaat in de kunstgeschiedenis en oudheidkunde. Hij startte zijn wetenschappelijke carrière in 1965-1967 als wetenschappelijk medewerker in het Nationaal Centrum voor Navorsingen over de Vlaamse Primitieven in Brussel. Daar werd hij ontdekt door dr. A. Janssens de Bisthoven (1915-1999), sedert 1959 conservator van de Stedelijke Musea en later in 1972 de hoofdconservator (directeur) van de Dienst Stedelijke Musea. A. Janssens de Bisthoven realiseerde in 1960 de succesvolle tentoonstelling De eeuw van de Vlaamse Primitieven en in 1968 was hij in volle voorbereiding voor de spraakmakende tentoonstelling Anonieme Vlaamse Primitieven die in 1969 zou plaatsvinden. Er werd versterking gezocht en gevonden in de persoon van Dirk De Vos die in 1968 in Brugge kon beginnen.
Hij kwam, zag en overwon. Van adjunct-conservator werd hij dé conservator van het Groeningemuseum. Daar had hij niet alleen aandacht voor de oude kunst maar bracht, via een objectieve aankooppolitiek, de sectie hedendaagse kunst in een stroomversnelling. Hij had oog voor de representatieve kunstenaars van zijn tijd. In 1977 organiseerde hij de retrospectieve Gilbert Swimberghe en in 1980 tekende hij present voor de retrospectieve Jean Brusselmans. Verder denken we aan het kabinet Marcel Broodthaers, Amédée Cortier, Roger Raveel, Willy De Sauter, Georges Vantongerloo, e.a.
Op het gebied van de oude kunst brengen wij hier voor de lezers van het Brugs Ommeland zijn opmerkelijk artikel (B.O., 1979, p. 5-35) ter sprake over twee huwelijksportretten van Pieter Pourbus. Het betreft de portretten van Jan van Eyewerve en Jacquemyne Buuck (1554), tot voorheen geïdentificeerd als Jan Fernaguut en Adriana de Bu(u)ck. J an van Eyewerve (1522-1576) was redenaar van het Proosse van Sint-Donaas en Jacquemyne Buuck (1532-1594) was een dochter van Pieter Buuck, schepen van Brugge. Iedereen kent het portret van Jan van Eyenwerve met het Weeghuis en de hijskraan op de Kraanplaats. Al de nieuwe gegevens over de 15de en 16de eeuw vindt men terug in zijn , eveneens in 1979 verschenen, catalogus over de collectie van het Groeningemuseum (285 p.).
Op 1 december 1980 ging pionier A. Janssens de Bisthoven met pensioen en werd op diezelfde datum als hoofdconservator opgevolgd door Valentin Vermeersch, sinds 1964 adjunct-conservator en sinds 1972 conservator. Was V. Vermeersch voordien vooral actief als conservator van het Gruuthusemuseum dan kon hij vanaf nu, als algemeen directeur, ook steun verlenen aan het algemeen museumbeleid. Het was ook de periode waarin Valentin Vermeersch, Dirk De Vos en Willy Dezutter (adjunct-conservator sinds 1 februari 1973 en hoofdredacteur van Museumleven) zeer actief waren in de Vlaamse Museumvereniging en alle drie benoemd werden als lid van de Raad voor Musea van de Vlaamse Gemeenschap. In de Vlaamse Museumvereniging was Dirk De Vos de voorzitter van de “Commissie tentoonstellingen”. Hij waarschuwde voor de groeiende tentoonstellingskoorts (D. De Vos, Het reizende museumvoorwerp of (kultuur)politiek ten koste van het kunstwerk, in: Museumleven , 6, 1979, p. 68). Toch werd ook hij door de voogdijoverheid gedwongen om mee te gaan in de maalstroom.
Exponentieel is de door hem georganiseerde tentoonstelling over de 15de eeuwse kunstschilder Hans Memling in het Groeningemuseum in 1994. Dat werd een grandioos succes en kan men zonder meer spraakmakend noemen. Het was ook in dat jaar dat zijn standaardwerk over Hans Memling verscheen. (D. De Vos, Hans Memling. Het volledige oeuvre. Uitgave Mercatorfonds Paribas. 431 p., 450 ill.). Met het manuscript van dit boek , nog uitgebreider dan het boek zelf, behaalde hij in 1994 een doctoraat in de kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Heel dat gebeuren voltrok zich in stilte. Hij streefde nooit uiterlijke effecten na. Een ernstig navorser heeft daar geen behoefte aan. De burgerlijke eretekens en onderscheidingen in de nationale orden heeft hij altijd geweigerd. Wij zijn hem daarin gevolgd.
Als conservator van het Groeningemuseum was hij ex officio ook hoofd van het restauratieatelier dat hij uitbouwde tot een vermaard centrum van onderzoek en behoud van schilderijen in samenwerking met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel. Gemeentebesturen hechten niet zoveel belang aan de goede bewaring van de kunstwerken en het daaraan verbonden basiswerk. Een “schone expositie” om de twee jaar is wat men nastreeft. De “massieve solidariteit der dommen” (W.F. Hermans ) heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat Dirk De Vos in december 1998, zonder zeggen of spreken, de deur achter zich dicht trok. Daar nam hij een berekend risico als jong gepensioneerde.
Burgemeester Patrick Moenaert had hem in de pers nog maar net denigrerend Da(t) professorke genoemd. Ten stadhuize besefte men niet goed welke internationaal erkende geleerde men in huis had. Maar elk nadeel heb zijn voordeel, zei een bekende Nederlandse voetballer. Zo is hij in 2001 mooi ontsnapt aan het toxisch leiderschap van het nieuwe directieduo dat na de pensionering van V. Vermeersch in Brugge neerstreek als nieuwlichters.
Dirk De Vos had ook technische aanleg en ontwierp een triptieksokkel (1) voor de presentatie van altaarstukken in functie van de ontdubbeling van de toenmalige Galerij der Primitieven in 1981. Het zette het Groeningemuseum daarmee op de wereldkaart (2). Hij was op de eerste plaats een man van de museumpraktijk en geen kamergeleerde. Deze galerij werd in 2002 afgebroken en was een betreurenswaardige en onverstandige museale ingreep.
Begin 1999 verhuisde hij tijdelijk naar Antwerpen maar eens het begon op te klaren verkocht hij zijn huis in de Gouden Handstraat en verhuisde naar Perpignan (Pyrénées-Orientales). Daar, in Zuid-Frankrijk, kon hij als vorser en schrijver, ongestoord verder werken.
In 1999 verscheen zijn standaardwerk over het volledige oeuvre van de kunstschilder Rogier van der Weyden (Antwerpen, Mercatorfonds, 1999, 415 p. Duitse uitgave bij Hirmer,München, 1999, Engelstalige versie bij Harry N. Abrams, New York, 1999, Franse uitgave éditeur Hazan, 1999). Het jaar 2002 was weer een topjaar. Toen verscheen zijn Flämische Meister: Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling bij Dumont Verlag in Keulen. De Nederlandstaligen hoefden niet op hun honger te blijven zitten: Dirk De Vos, De Vlaamse Primitieven. De meesterwerken: Robert Campin, Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Petrus Christus, Dieric Bouts, Hugo van der Goes, Hans Memling, Gerard David (Mercatorfonds, Antwerpen, 2002, 216 p. (Bibliotheek van de Vrienden van het Mercatorfonds, deel 10). Dit overzicht verscheen ook in het Engels.
In het leven liggen vreugde en verdriet dikwijls dicht bij elkaar. Door een noodlottig ongeval verloor Dirk in Brugge zijn zoon Jan. Die werd slechts 18 jaar. Dat was een mokerslag midden in zijn Brugse carrière. In Perpignan verloor hij zijn echtgenote Agnes Stockman (1940-2015). Deze kunsthistorica en modeconsulente was gedurende tien jaar ereconsul op het Belgisch Consulaat van Perpignan en stierf plots op 15 juni 2015 tijdens de uitoefening van haar diplomatieke functie. Dirk en Agnes waren bijna tweeënvijftig jaar getrouwd. Dit plots overlijden noopte hem om zijn Mas de la Roque in Camelas te verlaten en terug te keren naar België. Hij vestigde zich in Beersel (Vlaams-Brabant) waar hij goed kon opgevangen worden door zijn dochter Ida.
Dirk De Vos was een uitmuntend specialist van de schilderkunst van de 15de en vroege 16de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden. De schilders die ook wel de Vlaamse primitieven worden genoemd. Hij was daar bovenop een fijne en bekwame collega die het hele domein van de museologie beheerste.
Als conservator waagde hij zich ook aan de schilderkunst. Het is een aspect dat niet zomaar kan ondergesneeuwd worden. Hij werkte niet alleen in olieverf maar was ook tekenaar en graficus. Zijn vroegste werken zijn pastel- en conté-tekeningen. In zijn schilderkunst toont hij o.m. aan hoe een bepaald thema door verschil in manuele handeling en technische uitvoering tot erg verschillende resultaten kan leiden. Zijn laatste tentoonstelling vond plaats in het Cultuurcentrum van Strombeek in 2019. Het was een retrospectieve Dirk De Vos onder de titel De wereld als schijnbeeld. Naast kunstschilder was hij ook schrijver. Zijn Notities I en Notities II noemt hij gevonden gedachten, gekozen woorden (korte essays, aforismen, bedenkingen, 2015). Maar het kan ook een heuse misdaadroman zijn zoals Would-Be. De dubbelganger (2002, juist 100 p.), gevolgd door nog negen andere gelijkaardige boeken. Hij illustreerde zelf zijn werk.
Begin 2018 onderging hij een open hart operatie. In 2023 ontstonden nieuwe cardiovasculaire gezondheidsproblemen en werd het noodzakelijk om hem ter verpleging over te brengen naar een gespecialiseerd zorgcentrum in Pepingen (Vlaams Brabant) in het Pajottenland. Daar is hij overleden op Nieuwjaarsdag 2024. In Brugge zijn we hem nooit vergeten en nationaal en internationaal oogstte hij bij de vakgenoten van de kunstgeschiedenis de erkenning die hij verdiende.
Willy Dezutter
1 D. De Vos, Een nieuwe oplossing voor het veilig presenteren, verplaatsen en bestuderen van drieluiken: de glasdragende triptieksokkel, in: Museumleven, 7-8, huldenummer dr. A. Janssens de Bisthoven, 1980, p. 25-27.
2 D. De Vos, De herinrichting en heropening van het Groeningemuseum in 1983, in: Jaarboek van de Stedelijke Musea Brugge, 1983-1984, p. 87-102 en D. De Vos, De vernieuwing van het Groeningemuseum, Brugge, in: Museumleven [Jaarboek voor museologie, Vlaamse Gemeenschap], 1984-1985, p. 32-43.
Dit In Memoriam Dirk De vos (1943-2024) verscheen in het tijdschrift Brugs Ommeland, 2024, 1, p. 58-62.