De Romeinse keizer Augustus (63 v.o.t. – 14.o.t.) was één van de belangrijkste politici uit de geschiedenis. En toch was Augustus behoorlijk bloeddorstig. Deze opvolger van Caesar liet duizenden Romeinen vermoorden. Hun hoofden werden afgehakt en aan het Forum Romanum gespijkerd, terwijl hun lichamen in de straten bleven wegrotten. Ik verzin dat niet. Men kan het allemaal nalezen in de jongste biografie die de Britse historicus Adrian Goldsworthy over Augustus schreef. In zijn bekend traktaat “Il Principe” (De Heerser, dat overigens postuum verscheen) schreef de beroemde Italiaan Niccolò Machiavelli (1469-1527) aanbevelingen die bestemd waren voor heersers. Een deugdzaam heerser moet volgens hem onder meer over de sluwheid van een vos beschikken. Hij moet valstrikken doorzien en aanvoelen wat het volk wil. Dat eerste is een kwaliteit, het tweede is plat populisme. Zo maakt men tegenwoordig van oorlogsvluchtelingen voor het gemak economische gelukzoekers. Het doel heiligt de middelen. Gesteld voor de keuze om geliefd te zijn of gevreesd zou een prins er steeds voor moeten kiezen om gevreesd te zijn. Zo luidt de stelling van Machiavelli.
Sylvère Declerck was tijdens zijn burgemeesterschap van Blankenberge (1986- 1994) geen machiavellistisch politicus maar iemand die rekening hield met de ethische aspecten van het ambt. Hij verloor dus nooit zijn onschuld. De moraal bleef de boventoon voeren en daarin vond het gebroken woord geen plaats. Tegenwoordig heeft men het veel over een kibbelkabinet wanneer in een regering de verschillende coalitiepartners elkaar proberen vliegen af te vangen. In Blankenberge was er niet alleen een “kibbelcollege” maar bleek eens te meer dat je vijanden ook in je eigen partij kunnen zitten. “Een man die zich altijd en overal goed betoont, gaat noodzakelijk te gronde te midden van zovelen die niet goed zijn” (Machiavelli, De Heerser, XV, 1). De micropolitieke schaakspelletjes en intriges komen niet alleen in politieke fictiereeksen voor, zoals de tv-series House of Cards en The West Wing. Het is ook werkelijkheid binnen de brutale regels van de politiek. Maar de minst subtiele dwarsligger was de eerste schepen, lid van een andere partij, maar die niet ontvankelijk bleek voor het geschonken vertrouwen. Dat voortdurend ruzie maken staat mijlenver van de open debatcultuur die ooit gepropageerd werd. In Blankenberge werd de burgemeester vooral belaagd door een zelfverklaarde schaduwburgemeester die zijn taak als eerste schepen vooral zag als een opstapje naar toekomstige ambities. Eigenlijk lijdt men dan aan een identiteitscrisis. Hij wilde al voortijdig op de burgemeestersstoel zitten en handelde steevast als mentale saboteur. Er vielen daarbij vele kleine kantjes te bespeuren die we nog kennen van andere gelegenheden. Te pas en te onpas op de foto willen staan valt dan nog onder de categorie infantiel gedrag. Ooit hadden we op het stadhuis van Brugge een protocolchef (die daar nooit werd op aangesproken) die zich bij officiële ontvangsten in alle bochten wrong om toch maar bij de groten der aarde op de foto te kunnen. Bij publicatie in de lokale media vroeg iedereen zich af wie die belangrijke persoon toch wel kon zijn.
Het machiavellisme is een term uit de staatkunde die ook gebruikt wordt in de psychologie. Dat gaat over het gedrag van mensen maar heeft ook te maken met persoonlijkheid, temperament en karakter. In het Voorlopig Bewind, dat bij de Onafhankelijkheid in 1830 het roer in ons land overnam, zaten zowel Louis de Potter als Alexandre Gendebien. Vrienden die rivalen werden. Die twee verziekten eveneens de sfeer met hun kleingeestigheden. In de vergaderzaal stonden stoelen en één fauteuil. De Potter, die de leider wilde zijn, kwam soms een uur te vroeg naar de vergadering om toch maar zeker te zijn om op de fauteuil te kunnen zitten. Gendebien, die dezelfde ambitie koesterde, plaatste op de gemeenschappelijk genomen besluiten, zijn handtekening boven die van De Potter. Zijn handtekening stond dus tussen de tekst en de handtekening van De Potter. Met de wraakgevoelens en de gekrenkte eer van het Nederlandse vorstenhuis zou men nog kennis maken in 1831. Tijdens de Tiendaagse Veldtocht werd het Belgisch Leger verslagen. Men vond toen oranjekleurige officierssjerpen die afkomstig bleken van Belgische officieren. Die hadden zich in het geniep al voorbereid op een wisseling van kamp!
Over persoonlijkheidstrekken kan men verschillend denken. Daarachter gaan de onweegbare zaken van de politiek schuil. In dit boek doet Sylvère Declerck niet alleen verslag over het reilen en zeilen van de gemeentepolitiek maar schetst hij ook de persoonlijkheidsstructuur van zijn onverwachte opponent. Het gaat over feiten en het kleinmenselijke in de lokale politiek. Het is geen fictie dus diende het niet episch aangezet te worden. Zijn filosofische bespiegelingen maken het dan weer geldig voor heel het domein van de landelijke politiek. In essentie is het een pleidooi om een fatsoenlijk mens te worden en te blijven. Hierin herkennen we de pedagoog in hem die redelijkheid en rechtvaardigheid nastreeft. Hij schreef het boek niet uit ressentiment en blijft ondanks de verbijstering bijwijlen zeer mild. Sylvère Declerck was geen Caesarmoordenaar en er is in Blankenberge nooit zoveel bloed gevloeid als in de tijd van keizer Augustus. Het gaat wel over een, door de tegenpartij, te vroeg ingezette machtsstrijd met als wraakmiddel de constante vernedering. Het boek handelt niet over bandeloosheid dus zal men te vergeefs op zoek gaan naar een Cleopatra. Er pleegt ook niemand zelfmoord met een slangenbeet. “Ik trof Blankenberge aan in baksteen en liet het na in marmer” (vrij naar Augustus). Dat moest kost wat kost vermeden worden vond een vermeend bestuurder die al vroeg verpopte tot aartsrivaal en daarmee het principe van de loyaliteit verloochende. Het bestuursakkoord lag al aan diggelen nog voordat men van start ging. Wanneer men samen aantreedt in een bestuur blijft men loyaal gedurende de hele legislatuur, zowel binnen als buiten de vergadering. Bij nieuwe verkiezingen kan men elkaar weer bekampen maar ook dan gaat men niet meer tot het uiterste. Bijna iedereen weet dat, maar niet iedereen komt op de gedachte. Bij FC Barcelona is er een speler, die voordat hij van club veranderde, al drie keer werd geschorst omdat hij een tegenstander had gebeten ! Toch wordt hij omschreven als een aardige jongen. We blijven nog even in de wereld van het voetbal. Bij een transfer van een voetballer is het mogelijk dat hij de volgende keer tegen zijn voormalige club moet uitkomen. Dat kan verwarrend zijn voor de supporters en de speler wordt misschien op het veld uitgefloten iedere keer wanneer hij de bal aanraakt, maar wanneer hij zich in de laatste wedstrijd bij zijn vorige club maximaal bleef inzetten treft hem geen blaam. Een voetballer kan als loyaal beschouwd worden als hij oprecht verdrietig is bij degradatie van zijn club. Men is pas een slechterik, ook in de politiek, wanneer men zijn laffe plannen verbergt achter een schijn van eerlijkheid. Verraad kan men nooit als een deugd beschouwen; zij is altijd lafhartig, ook als zij de rechtvaardige zaak dient.
Willy Dezutter, ereconservator, Brugge
Het boek van Sylvère Declerck, Een burgemeester-kunstenaar en het verdriet van Blankenberge, werd uitgegeven door uitgeverij Groeninghe, Kortrijk, 2016, 272 pp.