Centraal in de filosofie van de Griekse wijsgeer Epicurus (ca. 341-270 v.o.t. = voor onze tijdrekening) staat het persoonlijk geluk dat men kan bereiken door zoveel mogelijk pijn en verdriet te vermijden.
Hij bezwoer ook de angst voor de dood: “Heb geen angst voor de dood, want zolang wij er zijn is de dood er niet en als de dood er is, zijn wij er niet meer”. Hij heeft de mensen ook bevrijd van bijgeloof en vrees voor de goden. De waarneming is volgens Epicurus de enige bron van kennis. Natuurlijk beschouwden de kerkvaders (de leraren van de vroegchristelijke kerk) hem als een ketter. Al 2300 jaar geleden ontwikkelde hij een filosofie die inging tegen de religie en mystiek. Veel van zijn geschriften zijn verloren gegaan en andere, dikwijls slechts fragmenten, werden overgeleverd door latere schrijvers uit de oudheid. Dat is niet zo uitzonderlijk want zoals iedereen weet, kennen we het werk van Socrates (toch de stichter van de westerse filosofie) voornamelijk via Plato. Of denk aan de weinig bekende filosoof Celsus die rond 178 o.t. het “Ware woord” schreef, een kritisch boek over het christelijk geloof. Dit boek bleef niet bewaard maar we kennen de hoofdlijnen omdat Origines het bestreed in zijn “Contra Celsum” uit 248. Eén van die fragmenten van Epicurus handelt over zijn bekende stelling waar hedendaagse theologen nog altijd mee worstelen en dat terug te vinden is in de “De ira Dei” (“De toorn Gods”) van de vroegchristelijke schrijver Lactantius (ca. 250-320 o. t. = onze tijd). Het luidt als volgt:
“Ofwel wil God het lijden wegnemen en kan Hij het niet. Ofwel kan Hij het en wil Hij het niet wegnemen. Ofwel wil Hij het niet en kan Hij het niet. Ofwel wil Hij het en kan Hij het. Indien Hij het wil en niet kan, is Hij onmachtig, wat niet overeenkomt met God. Indien Hij het kan en niet wil, is Hij ongenadig, iets dat aan God evenzeer vreemd moet zijn. Indien Hij het niet wil en niet kan is Hij zowel ongenadig als onmachtig en derhalve ook geen God. Indien Hij wil en kan – en dat is het enige wat God past – vanwaar komt dan het kwaad en waarom neemt God het niet weg ?” (1)
Ter vergelijking geven wij hier ook de vertaling van prof. E. Vermeersch en voor alle duidelijkheid ook de weergave van de oorspronkelijke tekst zoals te vinden bij Lactantius. E. Vermeersch tekent daarbij aan: “Dat is een volstrekt logische redenering waar je geen speld kan tussen krijgen” (Dirk Verhofstadt, op.cit. p. 85).
“Ofwel wil God het kwade uit de wereld wegnemen, maar kan hij het niet; ofwel kan hij het, maar wil hij het niet. Ofwel wil hij het niet en kan hij het niet; ofwel wil en kan hij het. Indien hij het wil en niet kan , is hij onmachtig. Indien hij het kan en niet wil, heeft hij ons niet lief. Indien hij het wil noch kan, is hij noch goed noch almachtig. Indien hij het wil en kan – en dat is het enige dat God past -, vanwaar komt dan het feitelijk kwaad en waarom neemt hij het niet weg ?” (2)
“Deus, inquit, aut vult tollere mala et non potest, aut potest et non vult, aut neque vult neque potest, aut et vult et potest. Si vult et non potest, inbecillus est, quod in deum non cadit; si potest et non vult, invidus, quod aeque alienum est a deo; si neque vult neque potest, et invidus et inbecillus est ideoque nec deus; si et vult et potest, quod solum deo convenit, unde ergo sunt mala aut cur illa non tollit ?”
Dit deductief argumentatieschema rekent men tot de formele logica en heet een “modus tollens”, het ontkennen door de ontkenning (3). Men noemt het ook wel een “tetralemma”. Prof. Victor J. Stenger geeft in zijn boek een groot aantal van dergelijke tegenbewijzen (4). Volgens de Duitse klassieke filoloog prof. Reinhold F. Glei (Universiteit Bochum) is dat fragment niet van Epicurus maar komt het uit een andere academische bron (5) maar dat zegt natuurlijk niets over de geldigheid van de argumenten. Het werk van Lactantius werd door Jacques-Paul Migne opgenomen in de Patrologia Latina (PL 7, 121) en de originele tekst is digitaal beschikbaar (6). Lucretius, de Romeinse dichter uit de 1ste eeuw v.o.t. heeft in zijn “De Rerum Natura” de hele leer van Epicurus in dichtvorm uiteengezet. Later heeft men gepoogd om Epicurus in een kwaad daglicht te stellen door het te laten voorkomen alsof alles draait rond het streven naar zinnelijk genot. In feite streefde hij en zijn aanhangers naar een optimale gelukstoestand gespreid over een lange tijd: zoveel mogelijk genieten van het leven maar zonder overdaad te doen. Het gaat niet over het maximaliseren van hedonisme maar het bereiken van gemoedsrust en onverstoorbaarheid (de “ataraxia”). Nu zou hij tegen de ratrace zijn in onze maatschappij en aandacht hebben voor milieuproblemen. In zijn tijd bestonden er nog geen auto’s en dus heeft hij het ook niet over de CO2-uitstoot. Wij moeten hem dus interpreteren, iets dat we ook met de Bijbel moeten doen waarin ook niks te vinden is over kernenergie. De hedendaagse theologen en (christelijke) filosofen hebben er niets beter op gevonden dan het godsbegrip te verruimen om zo te ontsnappen aan het dilemma van een almachtige, alwetende en moreel perfecte god. De theïsten moeten dan ook steeds maar nieuwe strategieën bedenken. Maar zelfs wanneer men het kwaad overlaat aan “de vrije wil” van de mens ontslaat dat god (die niet bestaat) daarmee nog niet van zijn goddelijke verantwoordelijkheid. Voor het duiden van het persoonlijke kwaad zitten ze steeds in het defensief, maar voor het natuurlijk kwaad (bijv. een aardbeving) heeft men de oplossing gevonden: dat is het werk van Satan! (7)
Willy Dezutter
Deze bijdrage over Epicurus is een addendum bij ons artikel “God en de Holocaust” op deze blog.
1 Vertaling prof. dr. Palmyre Oomen, Radboud Universiteit Nijmegen. Palmyre M.F. Oomen, Lijden als vraag naar God. Een bijdrage vanuit Whitehead’s filosofie, in: Tijdschrift voor Theologie 34 (1994), p. 248. Oomen vertaalt “mala” de eerste keer als lijden en de tweede keer als kwaad. Het is juister om “mala” (zelfst. nw. kwaad = malus) te vertalen als kwaad zoals E. Vermeersch doet. Zie voor de Duitse vertalingen onze Bijlage over het “Dilemma Epicureum” waar het kwaad of het kwade iedere keer als “Übel” wordt vertaald. In de Engelse vertalingen gebruikt men consequent twee maal het woord “evil”, idem in de Franse vertalingen “le mal” of “des maux”.
2 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Houtekiet, Antwerpen – Utrecht, 2011, p. 85.
3 Stanford Encyclopedia of Philosophy (editie 2015): Ancient Logic: The Stoics o.a. Epicurus.
4 Victor J. Stenger, God een onhoudbare hypothese. Ned. vert. Uitgeverij Veen, Diemen, 2008, p. 33-36 en met verwijzing naar M. Martin en R. Monnier (red.), The Impossibility of God. Amherst, New York, 2003, p. 59 voor het probleem van het kwaad. (zie hieronder)
- Als God bestaat, dan zijn de eigenschappen van God niet in tegenspraak met het bestaan van het kwaad.
- De eigenschappen van God zijn in tegenspraak met het bestaan van het kwaad.
- Daarom bestaat God niet en kan ook niet bestaan.
5 Reinhold Glei, Et invidus et inbecillus. Das angebliche Epikurfragment bei Laktanz, De ira Dei 13, 20-21, in: Vigiliae Christianae 42 (1988), 1, pp. 47-58. Dit tijdschrift is “A Review of Early Christian Life and Language” uitgegeven door E.J. Brill, Leiden.
6 www.documentacatholicaomnia.eu /02m/0240-0320,_Lactantius_De_Ira_Dei_MTL.pdf
7 Een goed verzamelwerk is M.M. Adams & R.M. Adams (red.) The Problem of Evil, Oxford University Press, Oxford, 1990 o.m. William Rowe, The Problem of Evil and Some Varieties of Atheism, pp. 126-137.
Bijlage
Hieronder volgt de Duitse vertaling van Prof. Reinhold Glei (p. 46 a.w. zie voetnoot 5).
“Entweder, so sagt er, will Gott die Übel aufheben, kann er aber nicht, oder er kann es zwar, will aber nicht, oder kann nicht und will auch nicht, oder will es und kann es. Wenn er will und nicht kann, is er schwach, was Gott nicht zutrifft; wenn er kann und nicht will ist er miszgünstig, was mit Gott ebenso unvereinbar ist; wenn er weder will noch kann, ist er miszgünstig und schwach zugleich und daher kein Gott; wenn er aber will und kann, was allein Gott zukommt, woher kommen dan die Übel, oder warum hebt er sie nicht auf ?”
Ter vergelijking geven wij hier de Duitse vertaling van hetzelfde “argumentum Epicuri” uit de gepubliceerde dissertatie van Jan Baucke-Ruegg (Die Allmacht Gottes,1998, p. 39) (1).
“Entweder will Gott die Übel beseitigen und kann es nicht, oder er kann es und will es nicht, oder er kann es nicht und will es nicht, oder er kann es und will es. Wenn er nun will und nicht kann, so ist er schwach , was auf Gott nicht zutrifft. Wenn er kann und nicht will , dann ist er miszgünstig, was ebenfalls Gott fremd ist. Wenn er nicht will und nicht kann, dann ist er sowohl miszgünstig wie auch schwach und dann auch nicht Gott. Wenn er aber will und kann, was allein sich für Gott ziemt, woher kommen dann die Übel und warum nimmt er sie nicht weg ?”
Bauke-Ruegg verwijst niet naar R. Glei en gaat er van uit dat het een tekst is van Epicurus zoals aangegeven door Lactantius. Ook in de internationale literatuur houdt men vast aan Epicurus omdat het zo bekend staat.
We zullen hier niet grondiger ingaan op die Duitse vertalingen want dan dienen we ook Engelstalige en Franstalige equivalenten erbij te betrekken en wordt het een filologische studie. Tot slot merken we op dat ook alle vertalingen van de Bijbel van elkaar verschillen. De Rooms-Katholieke Kerk zag zeer lang de vertaling het liefst teruggaan op de Vulgaat (de vertaling in het Latijn door Hiëronymus, datering tussen 390 en 405 o. t.). In 1975 verscheen dan de Willibrordvertaling waar de godsnaam “Jahwe” werd vervangen door “Heer”. Het boek Psalmen werd vertaald door de dichteres en classica Ida Gerhardt en haar partner de letterkundige Marie van der Zeyde. De tweede, geheel herziene versie verscheen in 1995. Daarin werd het vrouwonvriendelijk taalgebruik geweerd ! De gereformeerd-protestanten houden streng vast aan de Statenvertaling (Synode van Dordrecht 1618) hoewel er sinds 2014 ook een vertaling bestaat in “gewoon” Nederlands. Die laatste van het Nederlands Bijbelgenootschap is echter minder plechtstatig en dan denken sommigen algauw dat god zelf niet aan het woord is (2).
Willy Dezutter
- Jan Baucke – Ruegg, Die Allmacht Gottes. Systematisch-theologische Erwägungen zwischen Metaphysik, Postmoderne und Poesie. Uitgegeven door Walter de Gruyter, Berlin – New York, 1998, p. 39.
- We vonden nog een leuk tetralemma, weliswaar niet van Epicurus en niet van dezelfde draagwijdte, maar gezien de weersomstandigheden bij ons valt het bijna dagelijks uit te testen:
Als het regent , word ik nat.
Ik word niet nat.
Dus: het regent niet.
Voor het deductief redeneren en de geldigheid van syllogismen, zie : Marc Brysbaert, Psychologie. Academia Press, Gent, 2006, pp. 364-369.