Tag Archives: François Saey

François David Saey (1775-1830): zijn crisisjaar 1816

 François Saey werd in 1795 in Brugge aangesteld als Ontvanger der Domeinen (Receveur des Domaines) en bleef dat tot februari 1814, het einde van het Frans Bewind in Brugge.

Pas laat zocht hij zijn plaats binnen het Brugs verenigingsleven maar in 1813 begon hij serieus aan de opbouw van zijn sociaal kapitaal. In 1813 werd hij ingewijd in de Brugse vrijmetselaarsloge La Réunion des Amis du Nord (1803-1831). Zijn naam komt voor op het tableau (ledenlijst) van 1813 met de graad van leerling (1). Eveneens in 1813 werd hij aangenomen als lid van de kruisbooggilde van Sint-Joris (2). Op 6 juni 1813 werd hij in de Société Littéraire als lid aanvaard maar in 1816 maakte de secretaris de volgende opmerking: “Saey, receveur des domaines à Bruges, réçu le 6 juin 1813 – disparut en 1816 et décéda à l’ étranger sans avoir reparu” (3).

Status opbouwen kost geld. Bij de meeste verenigingen betaalde men een eerste keer entreegeld naast het gewone lidgeld. Dat werd al vlug kostbaar voor een ambtenaar terwijl een grootgrondbezitter daar minder zal onder geleden hebben.

François Saey huwde een eerste keer in Brugge op 20 augustus 1775 met Bernardine Autrique en samen kregen ze vijf kinderen. Ze woonden aanvankelijk in de Boomgaardstraat A4/26 (Oostenrijks nummer), nu Boomgaardstraat 10, en later verhuisden ze naar Spiegelrei A3/58 (nu Spiegelrei 12) (4). Weduwnaar geworden hertrouwde François Saey in Brugge op 27 april 1814 met Hélène Françoise Govaert (geboren te Brugge op 14 januari 1789); zij was de oudste dochter van Pierre Govaert, een Brugse edelsmid die op dat moment al was overleden in het jaar X van de Republikeinse kalender (+ 29.10.1801). De bruidegom was 38 jaar en de bruid 25.

In de huwelijksakte is François Saey niet langer Ontvanger der Domeinen maar wordt hij particulier genoemd, wat ambteloos burger betekent (5). In april 1814 deed men er al verstandig aan om de Franse openbare dienst te verlaten. Na de val van Napoleon is inderdaad gebleken dat er sprake was van repressie tegen de bonapartisten door de royalisten. In de zomer van 1815 begon de Terreur blanche en dat bleef duren tot dat koning Lodewijk XVIII in september 1818 er een einde aan maakte (6).

Het echtpaar Saey-Govaert was aanvankelijk niet gehuwd met scheiding van goederen. Dat zou nog van groot belang blijken toen François Saey in 1816 verdween. Zijn echtgenote Hélène Govaert ondernam actie. Zij wilde terecht niet opdraaien voor de eventuele schulden die hij zou maken tijdens zijn afwezigheid. De eerste kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge deed daarover uitspraak op 29 oktober 1816, een vonnis dat werd gepubliceerd in de Gazette van Brugge van 13 november 1816 (7). François Saey was niet aanwezig op de rechtbank en werd ook niet vertegenwoordigd bij deze burgerlijke procedure. Het vonnis werd bekendgemaakt door Felix Beaucourt (1779-1861), die als avoué optrad namens Hélène Govaert. De essentie van de uitspraak was dat zij scheiding van goederen verkreeg.

Een pleitbezorger (Frans avoué) was een juridisch ambt dat erin bestond partijen die procederen bij te staan en te vertegenwoordigen, in het bijzonder voor het opstellen en het indienen van processtukken. Na herhaalde pogingen tot afschaffing maakte het Gerechtelijk Wetboek in 1969 een einde aan het ambt (8). Napoleon herstelde het ambt van avoué in 1800 (wet van 27 ventôse jaar VIII of 18 maart 1800).

Avoué Felix Beaucourt (1779-1861) woonde in Brugge by Hemelryk (9). Op de plek van de straat stond een hofstede met de naam Hemelrycke. Hemelrijk loopt van de Snaggaardstraat naar de Oliebaan. Hij was de kleinzoon van de bekende jurist en historiograaf Patrice Beaucourt de Noortvelde (1720-1795) (10). Hij was ook lid van twee rederijkerskamers (11). De verdwijning en overlijden in het buitenland van François Saey staat in contrast met de vermelding van zijn overlijden in Vilvoorde in 1830 (12).

Willy Dezutter

1 Willy Dezutter, François Saey (1775-1830). Ontvanger der Domeinen in de Franse tijd, in: Brugs Ommeland, 2023, 3, p. 221-224 en op weblog willydezutter.be geplaatst op 1 maart 2024.

2 André Vanhoutryve, De Brugse Kruisbooggilde van Sint-Joris, Handzame, 1968, p. 249.

3 Openbare Bibliotheek Brugge (OBB), Hs nr.604 Société Littéraire – nummer 538.

4 Willy Dezutter, Brugs Ommeland, 2023, 3, p. 222

5 Willy Dezutter, ibidem, p. 223.

6 Pierre Triomphe, 1815. La Terreur blanche. Toulouse, Privat, 2017.

7 Gazette van Brugge 13.11. 1816. In de Gazette van Brugge en van de provincie van West-Vlaenderen verschenen driemaal per week waerschouwingen, bekendmaekingen en van alle slag van verkoopingen, enz.

8 K. Velle, In de schaduw van de advocatuur. De Belgische pleitbezorgers, 1800-1969, in: G. Martyn, e.a., Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden, 11, (2009), p. 267-296.

9 Nieuwen  en nuttigen Almanak van het eerste Arrondissement van Ontvang der Provincie van West-Vlaanderen en der Stad Brugge voor het jaar M.D.CCC.XXV (1825). Te Brugge bij de Weduwe Demoor en Zoon, p. 65.

10 J.L. Meulemeester, Patrice Beaucourt de Noortvelde. Een erudiete Brugse historiograaf uit de achttiende eeuw, in: Brugs Ommeland, 2022, 2, p. 81-142.

11 Marc Carlier, De laatste Brugse rederijkers. Het Vlaams letterkundig leven in Brugge van het eind van het Ancien Régime tot na de Belgische onafhankelijkheid, Brugge, 2017, p. 170.

12 J. Anseeuw, Bestuurlijke veranderingen in de Franse tijd, in: H. Anseeuw, J. Anseeuw en B. Gevaert, Brugge voor Napoleon. Een stad onder Frans Bewind 1794-1814, Brugge, 2021, p. 53.

François Saey (1775-1830), Ontvanger der Domeinen in de Franse tijd in Brugge

Het Frans bewind betekende ook voor Brugge een ingrijpende verandering. Het einde van het ancien régime betekende in feite de secularisatie van de samenleving. Na een eerste bezetting door de Fransen op 11 november 1792 (en een Tweede Oostenrijkse Restauratie) komt Brugge opnieuw in Franse handen op 25 juni 1794. Dat zal duren tot 11 februari 1814, wanneer de eerste Pruisische jagers te paard in de stad staan. De abdicatie van Napoleon op 6 april 1814 betekent het einde van de Franse heerschappij in Europa (1). Daarvoor hoeft niet gerefereerd te worden aan Waterloo 1815. Dat was een wanhoopspoging van Napoleon die krijgsheer was en nooit een vredesapostel wilde zijn.

Over de bestuurlijke veranderingen schreef Jan Anseeuw een goed overzicht en geeft op basis van een almanak uit 1810 een opsomming van de belangrijkste ambtenaren onder wie François Saey (2). Jan Anseeuw merkt terecht op dat bijna al die topfuncties werden toegewezen aan Fransen. François Saey was echter een uitzondering, een autochtone Bruggeling. Zijn vader, van beroep bediende,  heette François en zijn moeder was Marie De Busschere, beiden geboren in Brugge. Als oudste zoon kreeg hij bij de geboorte op 18 november 1775 de namen François David Joseph. Later zal hij zijn eigen oudste zoon ook François noemen. François David, huwde met Bernardine Autrique (° Brugge, 20 augustus 1775) en samen kregen ze vijf kinderen.

Ze woonden aanvankelijk in de Boomgaardstraat A4/26 (Oostenrijks nummer) , nu Boomgaardstraat 10 en later verhuisden ze naar Spiegelrei A3/58 (nu Spiegelrei 12). Therèse De Vinck (° 27 februari 1783) uit Gistel was de inwonende dienstbode. François Saey werd al in 1795 aangesteld als Ontvanger der Domeinen (Receveur des Domaines) en was toen pas 20 jaar oud. Op die leeftijd heeft men nog de neiging om de zaken heftig aan te pakken en dat blijkt wel uit zijn schrijven van 5 januari 1795 aan het stadsbestuur van Blankenberge waarin hij zijn aanstelling meedeelt. Hij was van hogerhand aangesteld geworden om te doen de regie, ontfang ende ontdeckinge van alle slag van incommen, voorts comende uyt de goederen toebehoort hebbende aen het voorgaende gouvernement, aan het gewesen fransch clergé, verlaeten huysen van geestelijcken ende alle andere uytgewekene persoonen, aengeslaegen ende geconfisqueert ten profijte van de fransche republique (3).

Later, na het bereiken van een rijpere leeftijd, zal hij er alles aan doen om zich te integreren in het Brugs maatschappelijk leven en daarbij blijkt het jaar 1813 van cruciaal belang. In 1813 werd hij ingewijd in de Brugse loge La Réunion des Amis du Nord. Hij komt voor op de tableau (ledenlijst) van 1813 met de graad van leerling (4). Eveneens in 1813 werd hij lid van de kruisbooggilde van Sint-Joris (5); in dat zelfde jaar werden ook nog twee andere leden van La Réunion des Amis du Nord lid van de Sint-Jorisgilde. Leerzaam is de manier waarop hij genoteerd staat in het ledenregister van de Société Litéraire. De Sint-Jorisgilde en de Société Litéraire waren op dat ogenblik de twee voornaamste societygenootschappen in Brugge. La Réunion des Amis du Nord was dat ook maar was toch op de eerste plaats een inwijdingsgenootschap. Veel leden van die loge waren al ingewijd in loges buiten Brugge, voornamelijk in Frankrijk.  

Op 6 juni werd hij in de Société Litéraire als lid aanvaard met de volgende annotatie: Saey, receveur des domaines à Bruges, réçu le 6 juin 1813 – disparut en 1816 et décéda à l’ étranger sans avoir reparu (6). Die verdwijning en overlijden in het buitenland staat in contrast met de vermelding van zijn overlijden in Vilvoorde in 1830 (7).

Weduwnaar geworden was François Saey hertrouwd op 27 april 1814. Dit huwelijk werd voltrokken in Brugge met als ambtenaar van de burgerlijke stand Jean Charles Stochove, maire adjoint (8). De bruidegom was 38 jaar en de bruid Helene Françoise Govaert (° Brugge, 14 januari 1789) was 25 jaar. Zij was de oudste dochter van Pierre Govaert, een Brugse edelsmid die op dat moment al was overleden in het jaar X van de Republikeinse kalender (+ 29 oktober 1801 ) maar vertegenwoordigd werd door haar moeder Florentine Devos. Er waren verschillende getuigen onder wie de edelsmid Jean Brandt (41 jaar). In deze akte is François Saey niet langer Ontvanger van de Domeinen maar wordt hij particulier genoemd , dat betekent ambteloos burger. In april 1814 deed men er al verstandig aan om  de Franse openbare dienst te verlaten. Na de val van Napoleon is inderdaad gebleken dat er sprake was van repressie tegen de bonapartisten door de royalisten.

In de zomer van 1815 begon “La Terreur blanche” en dat bleef duren tot dat koning Lodewijk XVIII  in september 1816 er een einde aan maakte (9). Het valt dus niet uit te sluiten dat François Saey uiteindelijk slachtoffer werd van deze repressie en epuratie. Zo werd destijds ook de naam van François – Xavier de Langhe (1785-1853) met inkt uitgewist op zijn meesterdiploma uitgereikt op 18 december 1813 door zijn loge La Réunion des Amis du Nord (10). Een vorm van mislukte zelfbescherming maar zonder schade voor zijn verdere carrière als volksvertegenwoordiger. F. de Langhe werd auditeur benoemd bij de Conseil d’ Etat de l’Empire Français” (Raad van State) en daarna in 1811-1814 Sous–Préfet (onderprefect) van het arrondissement in Brugge. Van 1819 – 1830 was hij lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.  Meewerken in een meer of minder invloedrijke positie om maatregelen van de vijand af te dwingen wordt nu collaboratie genoemd.

Bij ons verliep de overgang van het ene in het andere régime meestal rimpelloos. Jean Charles Stochove (1762-1829) werd in het nieuwe bestuur van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opnieuw schepen in Brugge tot hij zelf ontslag nam in 1817 (11). Stochove zat altijd in die besturen om de katholieke zaak te verdedigen. In de Franse tijd kan men nog niet spreken over politieke collaboratie omdat wij zelf per 1 oktober 1795 Fransen waren geworden. Er was geen eigen bestuur en daardoor kon er geen sprake zijn van landverraad. Er was nog geen sprake van het recht op zelfbeschikking. Het streven naar moderniteit heeft wel zware groeipijnen doorstaan. Een eigen natievorming liet nog 15 jaar op zich wachten: 1830. Eerst moest nog het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I uitgezweet worden.

Willy Dezutter

1 Henk Anseeuw, Jan Anseeuw, Bert Gevaert (red.), Brugge voor Napoleon. Een stad onder Frans bewind, 1794-1814. Brugge, 2021, p. 17-21 (Tijdlijn). Zie ook: A. Van den Abeele, Het eerste stadsbestuur van Brugge na de inlijving bij de Franse Republiek, 22 januari 1795-7 maart 1796, in: Brugs Ommeland, 2008, 2, p. 51-68.

2 J. Anseeuw, Bestuurlijke veranderingen in de Franse tijd, in: Brugge voor Napoleon, op. cit. p. 37-66, vooral p. 52-53. De namen van de functies werden vertaald uit het Frans. Het ware beter geweest om de oorspronkelijke Franse benamingen te behouden en tussen haakjes een Nederlandse benaming te geven.

3 Elie Bilé, Blankenberge. Een rijk verleden, een schone toekomst. Gemeentebestuur van Blankenberge, 1971, p. 51. 

4 Deze tableau wordt beschreven in: Willy Dezutter, François Bertram-Boudeloot, (1766-1826), achtbare meester van de Brugse loge “La Réunion des Amis du Nord” in relatie tot de kunstschilder Joseph Odevaere (Brugge 1775-Brussel 1830), in: Brugs Ommeland, 2022, 3, p. 200-206. Joseph Odevaere werd ingewijd in de loge La Réunion des Amis du Nord in 1813. In 1818 werd hij lid van de Sint-Jorisgilde.

5. A. Vanhoutryve, De Brugse Kruisbooggilde van Sint-Joris, Handzame, 1968, p. 249. Dit boek van de historicus André Van Houtryve (1920-2015) blijft nog altijd het beste boek over die schuttersgilde omdat hij de namen van alle leden opnam (weliswaar dikwijls met verkeerde transcriptie) in een chronologische lijst tot 1856. Dat is het grote manco in het nieuwe boek van Marc Lemahieu, De Brugse kruisboogschutters en hun Sint-Jorisgilde. Brugge, 2022.

6 Openbare Bibliotheek Brugge (OBB), Hs nr. 604. Société Litéraire – nummer 538.

7 Jan Anseeuw, Bestuurlijke veranderingen, Brugge voor Napoleon, p. 52.

8 Huwelijksakte Saey-Govaert, Stadsarchief, Brugge. In de akte wordt de naam gespeld als Saeij. In alle andere gevallen Saey. Wij raadpleegden eveneens de bevolkingsregisters op www.archiefbankbrugge.be  Adjoint au maire= schepen.

9 Pierre Triomphe, 1815. La Terreur blanche, Toulouse, Privat, 2017.

10 Willy Dezutter, François – Xavier de Langhe (1785-1853) en Félix de Gelcke (1784-1824), leden van de Brugse loge “La Réunion des Amis du Nord”, in: Brugs Ommeland, 2022, 4, p. 284.

11 Andries Van den Abeele, Het geslacht Stochove. Komen en gaan van een adellijke familie in Brugge, in: Vlaamse Stam, 2002, 4-5, p. 203-217, vooral p. 214-215. Jean Charles Stochove werd begraven in de Begijnhofkerk van Brugge (Van den Abeele, t.a.p.) en niet in de familiekelder op het kerkhof van Sint Kruis zoals vermeld bij E. Coppieters de ter Zaele en Ch. Van Renynghe de Voxvrie, Histoire professionelle et sociale de la famille Coppieters 1550-1965, Brugge, 1966, deel 1, p. 405.

Dit artikel verscheen in het tijdschrift Brugs Ommeland, 2023, 3, p. 221-224.