De toekenning van een dergelijke medaille werd in België bij wet ingesteld op 21 juli 1867 maar reeds in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) en daarna in het nieuwe België (vanaf 1830) werd dat ereteken al uitgereikt. Er werd toen zelfs per toewijzing individueel een kleine geldsom uitgekeerd. De onderscheiding werd verleend in het hele land per provincie.
Bij Koninklijk Besluit van 4 juli 1835 (Table chronologique et sommaire des Lois et Arrêtés Royaux de la Belgique, Bulletin Officiel , Tome XII, 1835, p. 863) waren er twee toekenningen in Brugge. Aan Louis Hilderson, houtdrager, te Brugge werd de bronzen medaille uitgereikt en een som van dertig frank omdat hij op 11 mei 1835 een zwangere vrouw van de verdrinkingsdood had gered “uyt de vaert achter de kapelle van het Heylig-Bloed”. Het beroep van houtdrager is nu totaal verdwenen en krijgt daardoor geen vermelding meer in de Grote van Dale.
De bronzen medaille en een som van vijftig frank werd uitgereikt aan Pierre Cournot, matroos te Brugge, omdat hij, eveneens op 11 mei, een jong meisje had gered dat op het punt stond te verdrinken in de vaart “tusschen de twee sluysen”.
Dergelijke onderscheidingen werden altijd uitgereikt aan personen die daarmee hun eigen leven op het spel hadden gezet en kreeg de omschrijving van daden van “dienstwilligheyd en moedigheyd”.
Willy Dezutter