Het leven is eindig en de dood is onlosmakelijk verbonden met het leven. Een leven lang dient men zich in te spannen om dat leven zinvol te maken. Niettegenstaande de vaststelling dat de dood even essentieel is als het leven zelf, ervaren wij haar bijna altijd als absurd. We worden geboren om te sterven, maar het is de kunst om de juiste levensfilosofie te vinden om te ontsnappen aan de absurditeit van het bestaan. Jaak Fontier, die we hier gedenken, vond de oplossing in de zen-filosofie, die hij als vrijzinnig-humanist ook wist te concretiseren in de vrijmetselarij. Zoiets is alleen mogelijk in de adogmatische vrijmetselarij van het Grootoosten van België waartoe hij behoorde. Deze strekking geeft alle ruimte aan de individuele opvattingen omdat het geen dogma’s oplegt of het denken onderwerpt. Men mag zich bewust zijn van zijn aanwezigheid in de kosmos maar men hoeft zich daarvoor niet irrationeel beginnen te gedragen. In de stoïcijnse levenskunst is er geen plaats voor irrationele gedachten. Over de zen-filosofie schreef Jaak in 1975 een goed boek onder de titel “Zen, maan en sterren” en zijn zen-teksten verschenen in 1977 in het tijdschrift “Yang”. Afwezigheid van vrees voor de dood en de goden werd ons al geleerd door de Griekse filosoof Epicurus (in de derde eeuw vóór onze tijdrekening), in zijn uitspraak “De dood gaat ons niets aan”, om te onderlijnen dat het leven belangrijk is om geleefd te worden. Uit de vrees voor de dood en de goden is de religie ontstaan en die komt onze gemoedsrust enkel verstoren. Die onrust is geheel onnodig. Het is onzinnig om de dood te vrezen want “zolang wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood gekomen is, zijn wij er niet meer” wist Epicurus.
Jaak Fontier, de kunstkenner
Jaak was een kunstkenner in de breedste zin van het woord. Hij is vooral bekend geworden als kunstcriticus in het domein van de plastische kunsten, maar hij was ook een kenner van de dichter Hölderlin en schreef zelf gedichten. Hij beoefende vooral het genre van de haiku’s. Als kunstcriticus was hij een pionier van het ondersteunen van de avant-garde. In Brugge was hij in 1956 medestichter van de legendarische culturele vereniging “Raaklijn”, waarvan hij nauwgezet het archief bijhield. Tussen 1968-1974 hielp hij in Brugge bij het opzetten van de drie Triënnales die pas sinds kort een revival kennen. Hij werd een onbetwiste kenner van de abstracte kunst en publiceerde een groot aantal monografieën over vooral geometrisch abstracte kunstenaars, zoals Luc Peire (1984), Gilbert Swimberghe (1997), Renaat Ramon (1997) e.a. Hij wijdde ook een hoofdstuk aan Sylvère Declerck in de monografie die verscheen in 1998. Jaak was ook zeer actief in het verenigingsleven. We denken hier aan het Vermeylenfonds waar hij dit jaar nog publiceerde in het kwartaaltijdschrift; zijn rol in de Vereniging voor Westvlaamse Schrijvers waar hij enkele VWS-cahiers schreef en meewerkte aan het Lexicon van West-Vlaamse Kunstenaars. We herinneren hem ook als de zeer loyale secretaris van de Vrienden van de Brugse Musea toen we als conservator constructief samenwerkten. Ook de toegepaste kunst weerhield zijn aandacht. We denken hier aan zijn boek over “Keramiek in Vlaanderen” over hedendaagse keramisten en hun werk. Zijn veelzijdigheid en werkkracht is fenomenaal want men zou bijna vergeten dat hij ook een zeer gewaardeerde leerkracht was. Zijn pedagogische kwaliteiten kwamen ook tot zijn recht in de talloze voordrachten die hij gaf. Zijn zorgvuldigheid spreekt uit het feit dat hij in 2006 werkstukken en handschriften van zichzelf deponeerde in het Letterenhuis in Antwerpen. Ik herinner hier aan een quote van Jaak: “Herinneringen aan doden verdringen die aan de levenden”. Die nuchterheid sprak ook uit zijn teksten. Eén van de weinigen die op een verstaanbare wijze kon schrijven over kunst, ook abstracte kunst. Rationaliteit als de grondslag voor niet-zweverige kunstbeschouwing.
Willy Dezutter, ereconservator Stedelijke Musea, Brugge (16.3.2017)
(tekst voorgedragen op de afscheidsplechtigheid van Jaak Fontier op 21 maart 2017 in de aula van het crematorium Blauwe Toren te Brugge)