Bij opgravingen in 1962 in Sint Anna ter Muiden (West-Zeeuws-Vlaanderen) zijn, aan de rand van het oude kerkhof, potten aangetroffen, waarin overblijfselen van doodgeboren kinderen die als ongedoopte kinderen niet in gewijde aarde mochten begraven worden. In 1976 vond men ook zo’n pot op de vroegere begraafplaats van het verloren dorp Welzinge (Walcheren). Die wijze van neonatale bijzetting staat ook bekend als limbus infantium (het voorgeborchte), zoombegraving en haagbegraving. De eerste die over de vondsten in Sint Anna ter Muiden berichtte was J.P.A. van Catz (1892-1967), geboren op 13 september 1892 in Gouda maar overleden op 1 februari 1967 in Sint Anna ter Muiden (1).
Zijn mededeling verscheen in Rond de Poldertorens (2) en daarin gebruikte hij voor het eerst de benaming kinderpotten, een benaming die kort daarna werd overgenomen door R. de Meester de Betzenbroeck (3). De archeologen P. Glazema en H. Halbertsma gebruikten die benaming niet met betrekking tot gelijkaardige vondsten in Friesland. Aan die naam zou men moeten leren wennen (ook in archeologische kringen) en daarom schreef men het meestal tussen aanhalingstekens of men had het over “de zogenaamde kinderpotten”. In 1970 namen wij de term kinderpot resoluut over toen we aandacht schonken aan die begravingswijze aangezien er tijdens die opgravingscampagne ook beschilderde grafkelders werden gevonden (4). In 1982 kreeg het lemma kinderpot zijn plaats in de Encyclopedie van Zeeland (5) maar J.A. Trimpe Burger, provinciaal archeoloog van Zeeland, waarschuwde er nog voor dat “kinderpotten” geen officiële benaming was. Inmiddels werd het woord opgenomen in Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal met de omschrijving “pot waarin vroeger doodgeboren kinderen werden begraven” (6).
Het woord is geofficialiseerd en slaat exclusief op de aardewerken kookpotten waarin vroeggeboortes werden bijgezet (al of niet) in foetale houding. Ongedoopt en dus nog belast met de erfzonde zweefden zij aan de rand van de hemel of de hel.
J.P.A. van Catz (a.w. p.78), op zoek naar vergelijkbare vindplaatsen dicht bij huis, beweert dat er in 1957 een kinderpot werd gevonden in Oostkerke. In 1972 hebben wij die bewering voetstoots overgenomen (7) en sindsdien is de vindplaats Oostkerke een eigen leven beginnen leiden. Het is dus dringend tijd om dat te herroepen (8). We deden dat in feite al in 1973 omdat er bij ons twijfel rees over de juistheid van dit bericht. We konden niet beter doen dan dit te vragen aan René De Keyser (1916-1996), de voorzitter van de Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago. Die bevestigde ons, na navraag bij diverse personen, dat er in Oostkerke totaal geen spoor is te vinden van een kinderpot of een herinnering aan het opgraven van een dergelijke vondst (9). Ook in de vroegere studies van L. Devliegher over de architectuur van de Sint-Kwintenskerk te Oostkerke (1953) en de opgravingen in de kerk (1957) is er geen verwijzing naar een kinderpot, idem in zijn recentere kunstinventaris van de Zwinstreek (10). In de zeer omvangrijke archeologische inventaris van Oostkerke door B. Hillewaert (11) is er al evenmin sprake van. En dat geldt dan uiteraard ook voor de postuum verschenen bijdragen van René De Keyser over de kerkelijke gebruiken te Oostkerke en het kerkhof (12). Dat neemt niet weg dat er in de officiële literatuur nog altijd naar de kinderpot van Oostkerke wordt verwezen. Dit is het geval met de publicatie ZevenXZeven, Verhalen bij religieus erfgoed (Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, Middelburg, 2008) (13). Het wordt pas erg wanneer het thema kinderpot, zonder enig verband met de eigen gemeente, wordt behandeld op een website. Dat is het geval voor Bekegem (14).
Dergelijke kinderpotten werden aangetroffen in Zeeland, Friesland en Groningen. Er moeten meer vindplaatsen zijn, ook in Vlaanderen, maar ze ontsnappen dikwijls nog aan de aandacht van archeologen, zeker in de pioniersfase van het archeologisch onderzoek (15). Ook in Duitsland is een aantal vindplaatsen bekend. De provincie West-Vlaanderen komt er bekaaid van af want door het schrappen van Oostkerke houden we er geen meer over. In Oost-Vlaanderen werd de vondst van de Abdij van Boudelo (Klein-Sinaai) zeer bekend want daar handelt het om één kinderpot met de resten van een onvoldragen tweeling. Voorts zijn er in deze provincie nog de vindplaatsen Kruishoutem (Kapellekouter) en Zottegem.
Sint Anna ter Muiden valt onder het werkgebied van de Geschied-en Heemkundige Kring Sint-Guthago (stichter-voorzitter in 1959 René De Keyser) en haar publicaties Rond de Poldertorens en de Sint-Guthago Tijdingen. De parochie Mude, met de aan de H. Anna gewijde kerk, viel aanvankelijk onder de parochie Westkapelle (bij Knokke), op haar beurt een afscheiding van de moederparochie…..Oostkerke.
Willy Dezutter
- Genealogische database van Sint Anna ter Muiden samengesteld door Marianne Gossije, sinds 1.1.2015 ook conservator bij het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen (Middelburg). Zij is de webmaster van sintannatermuiden.nl . Jacobus Petrus Antonius van Catz ligt begraven op de N.H. begraafplaats van Sint Anna ter Muiden.
- P.A. van Catz, Opgravingen te Sint Anna ter Muiden. In: Rond de Poldertorens, jg.4, nr.2, mei 1962, pp.77-78.
- R. de Meester de Betzenbroeck, De opgravingen te Sint Anna ter Muiden in 1962. In: Rond de Poldertorens, jg. 6, nr. 2, juni 1964, pp. 42-46. De Brusselse kunstenaar Raymond de Meester de Betzenbroeck (1904-1995) verbleef eveneens in Sint Anna ter Muiden. Hij spreekt over vier potten i.p.v. drie. Op de toen genomen foto’s door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B. Amersfoort) staan altijd maar drie kookpotten.
- W.P. Dezutter, Beschilderde middeleeuwse grafkelders in Zeeuwsch –Vlaanderen. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling R.U.G., Academiejaar 1969-1970, pp. 196-200.
- Encyclopedie van Zeeland, deel II, Middelburg,1982, p. 163.
- Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal. Veertiende, herziene uitgave. Utrecht-Antwerpen, 2005, p. 1701.
- W.P. Dezutter, Rouwgebruiken in Nederland. In: Biekorf, 1972, 11-12, p. 364-366. Een bespreking van het boek van H.L. Kok, De geschiedenis van de laatste eer in Nederland. Lochem, 1970, 326 pp. Een tweede editie verscheen bij De Tijdstroom, 1990, 347 pp.
- Op 21 april 2012 hebben we dit al gedaan bij de presentatie van de dichtbundel “Nachtvlinders door het kattenluik” (In de Knipscheer, 2012) van Chawwa Wijnberg, (stadsdichter van Middelburg in 2003 en 2004) in de N.H. Kerk van Sint Anna ter Muiden. In een gedicht over juffrouw Dood (p.35) snijdt zij de “met verwekte weggegleden, nooit geboren kinderen” aan. Wij hielden toen een voordracht over de kinderpotten.
- Brief van R. De Keyser d.d. 30.1.1973. Op 18.2.1973 hielden wij voor de Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago een voordracht over “Beschilderde middeleeuwse grafkelders in Vlaanderen”. Uiteraard spraken wij met R. De Keyser en andere bestuursleden over de kinderpotten. Niemand wist ons die vondst te bevestigen.
- L. Devliegher, De Zwinstreek. Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, Tielt, 1970, pp. 149-161.
- B.Hillewaert, Archeologische inventaris Vlaanderen. Band II: Oostkerke-bij-Brugge. Gent, 1984, 728 pp.
- René De Keyser, Kerkelijke gebruiken te Oostkerke. In: Rond de Poldertorens, jg. 39, 1997, 3, pp. 94-99 en Idem, Het kerkhof te Oostkerke. In: ibidem, pp. 105-107.
- Met het verhaal van Arco Willeboordse, gemeenteconservator van Sluis, over “Zeeuws-Vlaanderen/ Op de rand van hemel en hel”. Ook op zevenxzeven.nl In Zeeland was 2008 het Jaar van het Religieus Erfgoed. Het werd in gewijzigde vorm ook opgenomen in de Nederlandse Volksverhalenbank van het Meertens Instituut te Amsterdam. www.verhalenbank.nl met expliciete vermelding van Oostkerke.
- www.bekegem.be/in-tekst/grafzerken/de – kinderpot. Bekegem is een deelgemeente van Ichtegem (prov. West-Vl.). Er werd in Bekegem geen kinderpot gevonden. Men vermeldt wel Oostkerke. Volgens dezelfde website werden de oudste potten gevonden in Sint Anna ter Muiden en dateren die uit de twaalfde eeuw! En dit terwijl iedereen ondertussen wel weet dat deze kookpotten dateren uit het eind van de 15de eeuw.
- www.zeeland.nl/digitaalarchief/zee 0900405 Archeologie naar deltahoogte. Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening. 128 pp. De periode 1955-1970 wordt als de pioniersfase aangeduid (p. 26).