Pronken met welstand is van alle tijden. In de tijd van Hugo van der Goes was het bed en het beddengoed het allerbelangrijkste bezit en werd per testament nagelaten. Hoe meer en hoe beter van kwaliteit een jonge bruid bed en beddengoed in het huwelijk bracht, hoe groter haar sociale status.
De meeste middeleeuwers waren arm en daarom koesterden zij hun beddengoed, gordijnen en bed. Het meubel kwam dan ook in alle ruimtes voor. Het belang van het bed was zo groot dat het zelfs als strategisch belangrijke plaats werd gezien. Men ging naar bed om zich te verzoenen met een tegenstander. Respect ging men gaan tonen aan iemand zijn bed.
De armen hadden enkel een strozak of een matras met vlokwol (wolafval). De strozak werd bij de soldaten van het Belgisch Leger nog gebruikt tot 1965. In de middeleeuwen legden de rijken op de strozak nog een matras van goede kwaliteit. Deze was gemaakt van linnen, bombazijn (1) en van het dure wollen laken, soms zelfs van kostbare zijde.
De matras van de rijken was gevuld met veren of donsveren en zeer comfortabel. De dekens waren van wollen laken, soms gevoerd met bont. De dekens van de armen waren versleten, versteld, dun en te weinig in aantal. Er waren lakens van vlas, hennep, pluiskatoen en grof linnen. Bij de rijken waren de kussens gevuld met donsveren. De gordijnen van de bedhemel waren van linnen, serge (2), wollen laken (soms met bont gevoerd), zijde of tapijtwerk (3).
In een groot huis met rijke bewoners konden tientallen bedden staan. Ze stonden in de slaapkamers en de vertrekken die daarbij hoorden, zoals de kleedkamers, en ze stonden in de dienstvertrekken, vooral in de stallen, want die werden bewaakt om diefstal van paarden te voorkomen (4). Het bed, meestal omgeven door een gordijn, stond in de middeleeuwen niet in een apart slaapvertrek, maar in de woonkamer van de huisheer en zijn vrouw. We zien dat o.m. op de Annunciatie (ca. 1434) van Rogier van der Weyden (ca. 1399/1400-1464) in het Louvre, Parijs (middenpaneel van een triptiek).
In de beginfase van de middeleeuwen was het bedmeubel primitief maar tijdens de gotiek begon men terug met raamwerk en paneel te werken, een methode die de antieken reeds kenden (5). Zoals bij het bed van de “Dood van Maria” (Groeningemuseum, Brugge) van Hugo van der Goes, werd toen het hoofdeinde soms met een briefpaneel, een ornament in paneel in de vorm van een gevouwen brief, versierd.
Gordijnen werden niet gebruikt voor de vensters maar om ruimtes van elkaar te scheiden. Heel vroeger waren het gewoon simpele lappen stof die aan de balken van het plafond waren bevestigd. In de middeleeuwen kwam er steeds meer aandacht voor deze gordijnen en ontstond er in de 14de eeuw het fenomeen hemelbed. De filoloog Frans Debrabandere gaat in Biekorf (december 2023) dieper in op de betekenis van het woord “hemelbed”, dat verwijst naar het Franse Lit d’Ange (6).
Bij de “Dood van Maria” heeft Hugo van der Goes een baldakijn boven het bed afgebeeld, doch door een verkleining van het paneel zijn er veel gegevens aan de zijwanden van het werk verdwenen (7). De restauratie door Griet Steyaert heeft originele delen van het baldakijn terug blootgelegd en door de invulling van ontbrekende delen, krijgen we een indruk van het hemelbed (8). De hemel werd aan de zoldering opgehangen. Gordijnen, die overdag opgerold werden, hingen er omheen. Een kleed, vervaardigd uit dezelfde stof als de gordijnen, bedekte het bed als sprei zoals hier het geval is bij de “Dood van Maria”. Het bed is hier de strategische plaats van de samenkomst. De middeleeuwse gelovige moet overrompeld geweest zijn. Het baldakijn, dat hier het bed over de hele lengte kon bedekken is opengeschoven. De gelovigen waren geprivilegieerd een inkijk te krijgen in deze bijzondere intimiteit, wat het sterven is. Zij maakten de verbijstering mee van de omstaanders, die hun respect wilden tonen bij het hemelbed, het belangrijkste bezit van de middeleeuwer. Dé ultieme devotieplaats voor de gelovige. Het beklemmend tafereel wordt niet verhuld of aan de ogen onttrokken door de gordijnen van het hemelbed, alhoewel ze daarvoor dienen. Ze zijn opzij geschoven als een doek van een toneelstuk.
De kunsthistoricus J.L. Meulemeester vindt de rol van de gordijnen bij de “Dood van Maria” belangrijk en schenkt aandacht aan de manier waarop Hugo van der Goes deze heeft laten deel uitmaken van het schilderij: Het gebruik van gordijnen, wat Hugo van der Goes, meer deed, vindt hoogstwaarschijnlijk inspiratie in de toneeltogen waaraan hij zelfs meewerkte (9). Ze werden misschien verder afgebeeld in trompe l’œil op de verdwenen originele omlijsting ? (10).
Bij “De Geboorte” (ca.1480) van Hugo van der Goes uit de Gemäldegalerie in Berlijn gaat men er van uit dat het kunstwerk heeft dienst gedaan als altaarstuk omgeven door gordijnen van dezelfde groene kleur (ondertoon malachiet, boventoon kopergroen) als de gordijnen die aan weerszijden van het paneel geschilderd zijn . Ook dit werk heeft zijn originele lijst niet behouden (11).
Was er ooit zo’n opstelling als altaarstuk voor de “Dood van Maria” in de plaats van herkomst ? Het gordijn rechts behoort niet tot het baldakijnbed maar sluit een portaal af waardoor de apostelen het slaapvertrek zijn binnengekomen. De deur die toegang verschaft tot dit portaal is uiterst rechts nog voor een stukje zichtbaar (12). Het portaal geeft het schilderij de diepte dat het nodig heeft. De bijna abstract belijnde soberheid van de degelijke, fijne stof doet aan het spartaans maar cultureel hoogstaande kloosterleven denken. De lichtpunten op de stofweergave laat een edele stof vermoeden die als voorbeeld diende. Misschien was het zijde ?
Het eenvoudige kussen, maagdelijk wit symbool, verhoogt de dramatiek. Of de “Dood van Maria” oorspronkelijk gemaakt werd voor de Duinenabdij te Koksijde weet niemand met zekerheid. Ook de abdij Ter Doest in Lissewege en het refugehuis in Brugge behoren tot dezelfde context. Daarom is het hierna te bespreken document van kunsthistorisch belang.
Een manuscript uit 1577
Dit manuscript werd uitgegeven door Matthias Degraeve, Noël Geirnaert en Julie De Groot. Het eerste artikel bevat de originele tekst van het manuscript uit 1577. Het tweede artikel bevat de vertaling (13). Het manuscript is een papieren katern van tien dubbele bladen, als cahier opgevouwen, 32 cm hoog en 11,5 cm breed, gedateerd op 17 juli 1577.
In 1570 was de abdij Ter Doest in Lissewege door een brand geteisterd en gedeeltelijk geplunderd. Binnen het abdijcomplex was de woning van de abt – zeker binnenin – blijkbaar onbeschadigd gebleven. Men vond het noodzakelijk de inboedel volledig en gedetailleerd te beschrijven. De bisschop van Brugge, als abt van de abdij, gaf dan ook aan de prior en de senior pater van de abdij en aan een kanunnik van het kapittel van de Brugse Sint-Donaaskathedraal de opdracht om een inventaris op te maken. Het stuk is bewaard in Brugge, Archief van het Grootseminarie Ten Duinen, Archief Duinen-Doest, B 3356 (Wetenschappelijke uitgave M. Degraeve/ N. Geirnaert – wij volgen hun transcriptie en teksteditie en de vertaling van Julie De Groot).
Het document bevat, volgens de indeling van de woning, een opsomming van de volledige inboedel , al het meubilair, kunstvoorwerpen, textiel, keukengerei en andere huisraad, dat zich bevond in de verschillende kamers van mijns heren huus, de abtswoning binnen het abdijcomplex van Ter Doest in Lissewege. We zullen ons hier focussen op het bedmeubilair en beddengoed. De inventaris van het huis van de abt binnen het klooster werd opgemaakt door dom Jan Wijnckele (dom is de titel van een priester in een oude kloosterorde, onder andere zoals hier bij de benedictijnen – uit het Latijn: dominus = heer). Prior, dom Jan van Hecke, pater senior, enerzijds en anderzijds door mr. Jooris de Clerck, kanunnik van de Sint-Donaaskathedraal, in opdracht van de bisschop van Brugge, als abt van het klooster van Ter Doest.
In de kamer van Ten Duinen
“Item een ledikant (14) met drie groene bedgordijnen in saai (sajet, ook wel als saaijet geschreven, of saai, is een garen uit korte vezels), met dubbele groene rabatten (tussen de bedgordijnen bovenaan) en met een groen laken in saai. (als dak van de bedhemel). Het gordijn dat rechts het portaal afsluit heeft een rabat (15).
In de kamer boven de kamer van Ten Duinen
“Item op het bed dat nagelvast staat, een matras met daarop een deken uit tierentijn (16), een rood deken en daarbovenop een deken uit tapisserie (17), met twee groene bedgordijnen en een rabat.”
“Item een ander bed met een matras, met daarop een wollen deken, een rood deken, met daarop een deken uit tapisserie, met twee groene bedgordijnen en een rabat”.
In de centrale kamer
“Item eerst in het bed dat nagelvast staat: een matras met een wollen dekkleed, met een deken in tapisserie, met drie bedgordijnen en een dubbel rabat en een muggennet (18), daarbij ook een Spaans deken (19) afkomstig uit Groede (20). Item een lisekoets (21) met daarop een matras gemaakt uit tijk (22), die gewoonlijk in de kist in het kleine kamertje zit.”
In de kamer met drie bedden
“Item drie bedden die achter elkaar staan, met twee voetbanken, elk met een matras, op het eerste bed ligt een wit deken in lakenstof (23); op elk bed een blauw wollen deken.”
In Joos Verhouwens kamer (Deze Joos Verhouwen is nog niet geïdentificeerd. Wellicht gaat het om een inwonende bediende – RDP, 2022, p. 71.)
“Een bed met een matras met daarop een wit deken uit lakenstof en daarop een deken uit tapisserie. Item een bed met een deken uit karpet (24), afkomstig uit de koestal (25).”
In het kamertje daarnaast
“Item een bedje met een hoofdkussen en een versleten deken uit karpet, afkomstig uit de koestal”
In de klokkentoren
“Zes bedden met zes matrassen waarvan één afkomstig uit de koestal. Item twee dekens uit karpet, afkomstig uit de koestal. Item nog twee dekens uit karpet met een stromatras afkomstig uit de koestal.”
Op B. Ostens kamer (Ook deze B. Ostens is nog niet geïdentificeerd. Wellicht gaat het ook hier om een bediende – RDP, 2022, p. 72.)
“Een bed met een matras en een rood wollen deken met een hoofdkussen. Item twee groene bedgordijnen met een rabat.”
In het kamertje van de kapelaan (26).
“Item een bed met een matras met een wit wollen deken en een rood deken afkomstig uit het huis (27). Item nog twee groene bedgordijnen met een rabat en een versleten deken in tapisserie, een hoofdkussen en een voetbank. Item negen oude, versleten matrasjes met hoofdkussens afkomstig uit de koestal.”
In de kamer van de dienstmeid
“Twee bedden met twee matrassen, met twee hoofdkussens, de ene met een dubbel deken en een oude, versleten deken (uit een grof geweven materiaal), en een gele karpet afkomstig uit de koestal”.
In de kamer van de abt
“Een bed dat nagelvast tegen de muur staat, met daarop een matras, een ondermatras, een onderkussen, een hoofdkussen, een Spaans deken, een wit wollen deken met daarop een deken in tapisserie met het wapen van abt Antheunis (28) en het wapen van het convent, afkomstig uit het huis in Brugge (29). Item daarboven een muggennet. Item voor het bed: een rabat in tapisserie met daarop het wapen van abt Pieter (30) en twee groene gordijnen in saai.”
In het kamertje van de kamerknecht
“Item een bed met een matras, onderkussen, met een groen karpet afkomstig uit de koestal, met nog een versleten kleed.”
In het achterkamertje
“Item eerst een ledikant (31) behangen met groene gordijnen van saai, daarop een matras, onderkussen en hoofdkussen, een wit linnen laken met een rood deken en een Spaans deken, afkomstig uit de kamer van de kapelaan en een muggengaas.”
Uit bovenstaande blijkt dat men bij een kunsthistorische benadering ook rekening kan houden met de boedelbeschrijvingen. De modes in de 16de eeuw evolueerden niet zo veel dat men niet zou kunnen terugkoppelen naar de tijd van Hugo van der Goes. Het slaapcomfort is wellicht in de loop van de tijd verbeterd maar de verheven status van het bed in de 15de eeuw is ook in de 16de eeuw nog gebleven. In de slaapkamer van de abt hoeft men niet op zoek te gaan naar matrassen uit de koestal ! Het sterfbed van de Moeder Gods vormt daarop geen uitzondering. De stoffeerders waren minstens zo belangrijk als de meubelmakers. De zorgvuldige planvorming van het gordijn rechts in het schilderij de “Dood van Maria” is even complex als de andere delen. De eenvoud is maar schijn. Hugo van der Goes behoorde tot de beweging van de moderne Devotie die de soberheid praktiseerde. Deze motieven kunnen een rol gespeeld hebben bij de eenvoud van de uitvoering van het werk (32). De gordijnen spelen hier de rol van de onthulling en nodigen de toeschouwer uit. Ze hebben een groot aandeel in de bevestiging van de status en het benadrukken van het mystieke. Theologen konden daarbij optreden als adviseurs.
Francine Huys
1 Bombazijn is een textiel gemaakt van een mengsel van linnen en katoen.
2 Serge is een lichte, gekeperde wollen stof.
3 Sociale geschiedenis van de late middeleeuwen/Het bed. nl.wikibooks.org.
4 C. Catalani, Het bed. 5000 jaar waken en slapen. Bussum, 1968, p. 14-16. Zie voor de samenleving van mens en dier: Raymond Van Uytven, De papegaai van de paus: mens en dier in de Middeleeuwen, Davidsfonds, Leuven, 2003. De boer sliep bij zijn dieren.
5 A. Berendsen, Het meubel van gotiek tot biedermeier, Hilversum, 1967, p. 22-23, en B. Dubbe, Het huisraad in het Oostnederlandse burgerwoonhuis in de late middeleeuwen. Het Nederlandse burgerinterieur 1400-1535, Zwolle, 1980, p. 36-39 over het slaapmeubilair.
6 F. Debrabandere, Het bed en andere slaapplaatsen, in: Biekorf, (123), 2023, 4, p. 450-452.
7 M. Depoorter, Hugo van der Goes en zijn Dood van Maria, Het verhaal van een meesterwerk, in: Oog in oog met Hugo van der Goes, Oude meester, nieuwe blik. Brugge, 2022, p. 45.
8 G. Steyaert, De restauratie van de Dood van Maria. Materiële aspecten van het schilderij, in Oog in met Hugo van der Goes, Oude meester, nieuwe blik, Brugge, 2022, p. 92.
9 J.L. Meulemeester, Over het inslapen van Maria en de tentoonstelling “Oog in oog met de dood” in het Brugse Sint-Janshospitaal, in: Biekorf, (122), 2022,4, p. 440-449. J.L. Meulemeester noemt de iconografische voorstelling terecht de Inslaping van Maria of Dormitio.
10 F. Huys, Oog in oog met de schilderijenlijst van de “Dood van Maria” van Hugo van der Goes. (15de eeuw), deel 2, op webblog willydezutter.be, 1 augustus 2023.
11 S. Kemperdick, E. Einig, T.H. Borchert, Hugo van der Goes, between Pain and Bliss, Berlijn, 2023, p.220.
12 D. De Vos, Stedelijke Musea Brugge, Catalogus schilderijen 15de en 16de eeuw, Stad Brugge, 1979, p. 210-213. Conservator Dirk De Vos (1943-2024), mijn chef van het restauratieatelier, overleed op 1 januari 2024. Ik breng hier een respectvolle hulde te zijner nagedachtenis.
13 M. Degraeve, N. Geirnaert, De abtswoning van de abdij Ter Doest in Lissewege in 1577: een overzicht van het interieur en de inboedel, deel 1, in: Rond de Poldertorens, (64), 2022, 2, p. 52-61 en M. Degraeve, J. De Groot, N. Geirnaert, De abtswoning van de abdij Ter Doest in Lissewege in 1577: een overzicht van het interieur en de inboedel, deel 2, in: Rond de Poldertorens, (64), 2022, 3, p. 67-79.
14 F. Debrabandere, Het bed en andere slaapplaatsen, in: Biekorf, (123), 2023, 4, p.450-452. Volgens Frans Debrabandere is ledikant een vernederlandsing van het Franse “lit de camp” of veldbed.
15 J.A. Kamermans, Materiële cultuur in de Krimpenerwaard in de zeventiende en achttiende eeuw. Ontwikkeling en diversiteit. Hilversum, Verloren, 1999, p. 91, 4.2.5. Woning- en huishoudtextiel. Een rabat of valletje, is een smalle strook stof, vaak geplooid of van franje voorzien, dat langs de bovenkant van een bedstede-opening hing, maar ook meer in het algemeen langs de bovenkant van een gordijn of schoorsteenmantel gebruikt werd.
16 Tierentijn is een zuiver kamgaren wollen stof dat op saai lijkt.
17 millefleurtapestries.com, over de geschiedenis van de tapisseriestoffen.
18 Het woord canopeum betekende in het latijn letterlijk “een met gaas behangen rustbed” (een muggennet). Van dat woord maakten de Fransen “canapé” en de Engelsen “canopy”.
19 Spaans deken: komt voor vanaf ca. 1556; is een wollen deken uit de Spaanse Nederlanden.
20 Groede, dorp in de gemeente Sluis, Nederlandse provincie Zeeland waar Ter Doest een uithof had. Tot 1970 een zelfstandige gemeente in West-Zeeuws-Vlaanderen.
21 Lisekoets= ligbed, chaise longue (Fr.) loungebank (Eng.). Zijn oorsprong ligt in het oude Egypte. In deze tijd ontstond de eerste combinatie van een stoel en een ligbed.
22 Tijk is de stof die als een huid om de kern van een matras is aangebracht. De tijk bestaat uit een katoenen laag, een vlies dat zorgt dat de vulling niet naar buiten kan komen. Het is ook een katoenen doek ter afwerking. Tijk wordt ook gebruikt als omhulling en zelfs als gordijnstof. Hoe lichter de katoenen tijk, hoe groter het slaapcomfort.
23 Lakenstof is een wollen stof die eerst wordt geweven en vervolgens vervilt. De stof is warmer dan geweven stoffen en sterker dan vilt. Vanaf de late middeleeuwen werd de stof populair bij grote delen van de bevolking, vooral omdat zij slijtvast en vuil- en waterafstotend was.
24 Karpetstof is tapijtstof. In de middeleeuwen hadden tapijten een utilitaire functie. Ze waren oorspronkelijk gemaakt ter bescherming tegen vocht en koude. Tapijt bestaat uit een drager van jute waarop een bovenkant, de pool, is aangebracht van losse draadeinden of lussen van materialen zoals wol, die geknoopt worden.
25 Zoals reeds eerder aangehaald stonden er bedden in de koestallen om nachtelijke diefstallen van vooral paarden en vee te voorkomen.
26 Een abt had meestal een monnik als kapelaan tot zijn beschikking (Rond de Poldertorens, 2022,3, p. 72).
27 Het huis, waarschijnlijk het refugehuis in Brugge aan de Potterierei, het huidige Groot Seminarie.
28 Antonius Brakele, abt van 1556 tot 1559 (Rond de Poldertorens, 2022, 3, p. 73).
29 Bedoeld is het refugehuis aan de Potterierei 72 waar vanaf 1627 de Duinenabdij zich zou vestigen, nu Grootseminarie Ten Duinen.
30 Pieter van de Driessche, abt van 1537 tot 1549 (Rond de Poldertorens, 2022, 3, p.73).
31 Bed met een hoog hoofd – en voeteneind.
32 B. Ridderbos, Geestelijk schouwen: Hugo van der Goes en de Moderne Devotie, in: Schilderkunst in de Bourgondische Nederlanden, Davidsfonds Uitgeverij, Leuven, 2014, hoofdstuk VII, p. 179-213.
C.V.
Francine Huys (geb. Brugge, 1954) was van 1972-2014 verbonden aan het restauratieatelier van de Stedelijke Musea van Brugge (B), maar woont nu in Calenzana (Corsica, Frankrijk). Zij schreef reeds eerder over Hugo van der Goes. Zie: Francine Huys, Oog in oog met de schilderijenlijst van de Dood van Maria van Hugo van der Goes (15de eeuw) – deel 1, en idem deel 2 op de webblog willydezutter.be geplaatst op 1 juni 2023 en deel 2 op 1 augustus 2023.
U kunt uit dit artikel citeren mits bronvermelding met de volgende referentie: Francine Huys, De gordijnen rond het hemelbed van de Dood van Maria van Hugo van der Goes (ca.1440-1482), op willydezutter.be [online] geraadpleegd op … (datum).