Tag Archives: Hans Memling

Hugo Claus (1929-2008) en de kraamkliniek van het Sint-Janshospitaal in Brugge

Dit jaar verscheen een lijvige biografie over leven en werk van Hugo Claus (Brugge 5 april 1929 – Antwerpen 19 maart 2008) van de hand van Mark Schaevers (1). Claus was de meest bekroonde auteur uit het Nederlandse taalgebied en een bijzonder veelzijdig kunstenaar: schrijver van proza, dichtwerk, toneel, kunstschilder en filmmaker.

De ouders van Hugo Claus, Jozef Claus en Germaine Vanderlinden waren op 14 juli 1928 gehuwd in Astene (Oost-Vlaams dorp aan de Leie). Het jonge paar vestigde zich in Ieper maar verhuisde drie maanden na de geboorte van de eerste zoon alweer naar Astene. In 1931, na de geboorte van zijn broer Guido (geb. 27 februari 1931), die ook geboren werd in Brugge, verhuisde het gezin naar Kortrijk waar vader Jozef de “Drukkerij J. Claus” oprichtte (2).

Hugo Claus werd geboren in Brugge hoewel zijn ouders in Ieper woonden. De verklaring hiervoor wordt gegeven door Mark Schaevers. Zijn moeder beviel in de kraamkliniek van het Sint-Janshospitaal (3) omdat een tante van Jozef Claus, een augustines met de kloosternaam Zuster Alphonse, religieuze was in het Sint-Janshospitaal. Haar echte naam was Marie Dieperinck en zij was een zus van Valentine Dieperinck (Brugge 1880 – Brugge 1947), de echtgenote van Maurice Claus. Maurice Claus en Valentine Dieperinck waren de grootouders van Hugo Claus langs vaders kant.

De kraamkliniek van het Sint-Janshospitaal, ook wel moederhuis (4) genoemd, was oorspronkelijk in de Mariastraat 36A. Omdat die gebouwen niet meer voldeden aan de behoeften werd er uitgekeken naar een nieuwe locatie. Het oog viel daarvoor op een terrein aan de westkant van het domein Sint-Jan, aan de Oostmeers. Daar stonden een vijftal bouwvallige huisjes van het godshuis Sint-Jozef waarvoor men een slopingsvergunning kreeg (5). De nieuwe neogotische kraamkliniek werd in 1905-1906 ontworpen door de architect Alphonse De Pauw (Oostende 1867 – Brugge 1937) die sinds 1904 in Brugge verbleef (6). De neogotische stijl werd in die tijd door het Stadsbestuur voor de binnenstad opgelegd.

Bouwmeester Louis Delacenserie (1838-1909), hoewel sinds 1893 geen stadsarchitect meer, diende de werken van A. De Pauw op te volgen. Delacenserie was immers de behoeder van de neogotiek in Brugge, zowel bij nieuwbouw als bij restauraties (7). De bouwvergunning werd afgeleverd in 1907 (8). Op veel plaatsen wordt die datum opgegeven als de bouwdatum maar dat is onjuist (9). De juiste chronologie is dus : ontwerp 1905-1906 (10), bouwvergunning in 1907 en op 30 mei 1908 goedkeuring door de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen.

In 1908 begint men met de uitvoering van de werken die in 1910 worden opgeleverd. Het adres is Oostmeers 17. Het verankerde bakstenen complex op arduinen plint heeft twee bouwlagen en vier vleugels opgesteld rondom een vierkante binnenkoer. Het gebouw is opgetrokken in neogotische stijl met afwisselend trap- en lijstgevels (11). Het is een voorbeeld van de late neogotiek en de voltooiing en ingebruikneming  dateert uit 1910 en niet 1907.

De kraamkliniek van het oud-Sintjanshospitaal in Brugge, nu Technische Dienst van de Stad Brugge. Foto Marieke Degraeve, 25.11.2010 Agentschap Onroerend Erfgoed.

De geboorte van Hugo Claus

Hugo Maurice Julien Claus werd op 5 april 1929 om 21.00 u (12) geboren in de Kraamkliniek van oud-Sint-Jan in Brugge. Hij kwam daar niet vermoedelijk (M. Schaevers, op.cit. p. 24 ) maar daadwerkelijk ter wereld met de hulp van dokter L. Verstraete en Zuster Stanislas. Dokter L. Verstraete was de hoofdgeneesheer en dienstoverste van de Kraamkliniek en woonde aan de Spinolarei 9 in Brugge (13). Van 1930 tot aan zijn pensioen in 1951 was hij ook hoofdgeneesheer – leraar aan de nieuwe Vroedvrouwenschool. Zuster Stanislas Christiaens werd per 1 oktober 1930 de eerste directrice van de nieuwe Vroedvrouwenschool van het Sint-Janshospitaal. De Overste van het Sint-Janshospitaal was Zoë Spilliaert die de leiding had over 57 medezusters die voor het grootste deel in de verpleging stonden. Na het verdwijnen van de broedergemeenschap op het einde van de zestiende eeuw stonden de Zusters Augustinessen alleen in voor het beheer en de ziekenzorg. De zustercongregatie had geen eigen klinieken maar de zusters stelden zich altijd ter beschikking van het hospitaal van de stad. In 1977 verhuisde het AZ Sint-Jan naar de stadsrand en de zusters verhuisden naar een nieuw klooster dat gebouwd werd langs de Oude Oostendsesteenweg in de nabijheid van het nieuwe hospitaal.

Dr. L. Verstraete, hoofdgeneesheer van de Kraamkliniek van Sint-Janshospitaal in Brugge die Hugo Claus op de wereld zette (Archief Hospitaalzusters).

De verlossing van Claus gebeurde niet via de natuurlijke vaginale weg maar met een keizersnede (sectio caesarea) waarbij de baby via de buikwand ter wereld wordt gebracht. Dat was een mooie prestatie van dokter Verstraete want antibiotica bestond toen nog niet om eventuele bacteriële infecties te bestrijden (14). In die tijd werd bij een keizersnede de buik nog geopend met een verticale incisie. Door die snede in het lichaam kon Claus later het beeld oproepen van het mes dat naar hem op zoek was en bij de moeder binnendrong (M. Schaevers, op.cit. p. 23). Het begin van de eigen mythevorming rond zijn geboorte.

In zijn gedicht “Brugge”, dat in 1963 verscheen in het tijdschrift Randstad, zegt hij “Beenzwart en dood word ik geboren tussen de Memlincs van het hospitaal” (15). Die schilderijen van Hans Memling hingen sinds 1839 in de kapittelzaal en dus ver weg van de Kraamkliniek (16). Ze konden wel al elke dag van de week bezocht worden. Maar ook met dit beeld kon Claus zich verzoenen. Het gaf prestige aan de omgeving van zijn geboorte. Bij poëzie gaat het niet om de letterlijke betekenis maar om de esthetische en ritmische eigenschappen van taal. In het leven van Claus was er altijd veel ruimte voor privé-mythologie (M. Schaevers, op.cit. p. 37) en het fabuleren (17).

Met Brugge had hij een haat-liefde verhouding. Hij vond dat maar een katholiek nest met geveltrapjes. In zijn fameus Bruggegedicht uit 1963 schrijft hij: Terwijl Europa gestroomlijnd wordt ligt aan het achterlicht van het vasteland nog ergens Brugge op haar rug. Een dergelijke houding nam hij overigens ook aan ten overstaan van Kortrijk. Daar weigerde hij tot tweemaal toe het ereburgerschap. Uitspraken over deze of gene zijn altijd een momentopname.

In 1963 bijvoorbeeld was de context geheel anders dan in 1990. Toen hebben wij in het Groeningemuseum een geheel andere Claus ontmoet die zich wel gunstig over Brugge uitliet bij de presentatie van “Genesis” (18). In Brugge kreeg hij (nog) geen straatnaam maar de poëziewandeling in het Lappersfortbos werd wel Hugo Clauspad genoemd. Het nieuwe wegwijsbord op de hoek van Ten Briele met de Vaartdijkstraat (ingang Lappersfortbos) werd in 2013 onthuld door de Lappersfort Poets Society. Het is dus geen initiatief van het Stadsbestuur van Brugge. Om een kritische observator te eren heeft men meer ballen nodig. Wanneer iemand overleden is kan men hem niet meer tegen zijn zin gelukkig maken. Niets staat dus nog in de weg. We kunnen Claus, onze grootste schrijver en Nobelprijs kandidaat, ook eren door zijn roman “Het verdriet van België” uit 1983 te herlezen. Dat loopt parallel met de biografie geschreven door Mark Schaevers. 

Willy Dezutter

1 Mark Schaevers, De levens  van Claus. Amsterdam, De Bezige Bij, 2024, 975 pp.

2 Mark Schaevers, De levens van Claus, p. 26-28. Freddy de Vree beweert dat de ouders van H. Claus bij de geboorte al in Kortrijk woonden. Dat is onjuist. Hij heeft het ook over een nicht van Jozef Claus wanneer hij spreekt over Zuster Alphonse. Die was geen nicht maar een tante. Zie: Freddy de Vree, Hugo Claus: Een dubbele chronologie, in: Bzzlletin, jg. 12 (1983-1984), p. 2-16.

3 Mark Schaevers, De levens van Claus, p. 24. Er is sprake over “het moederhuis Oostermeers”.

4 Niet te verwarren met het Moederhuis Sint-Anna, Sint-Annarei 6, Brugge geopend sedert 15 februari 1930 met dokter A. Vander Mersch als specialist-verloskundige.

5 erfgoedforumbrugge.be/ Oostmeers 17, bouwgeschiedenis.

6 De Heilige Familiekerk in het Bilkske is van hem (1903). Per 1 januari 2015 werd het kerkgebouw onttrokken aan de eredienst. In zijn biografische notitie in het boek Stenen Herleven. 111 jaar kunstige herstellingen in Brugge 1877 – 1988. Brugge, 1988, p. 52 en 204 spreekt men over de St.-Jozefskerk i.p.v. Heilige Familie.

7 De uitvinding van Brugge. De stad van Delacenserie. In: Museumbulletin, jg.29, 2009, juli-sept. (speciale editie).

8 Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 312/1907.

9 Zo o.m. Sint-Janshospitaal (Brugge) op nl.wikipedia org/wiki/Sint-Janshospitaal-Brugge en S. Gilté, A. Van Walleghem en P. Van Vlaenderen, Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur, Stad Brugge. Middeleeuwse stadsuitbreiding. Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18 NB Noord, Brussel -Turnhout, 2004.

10 J.P. Esther, Monumentenbeschrijving en bouwgeschiedenis, in: Sint-Janshospitaal Brugge 1188/1976, Brugge, 1976, p. 337.

11 Inventaris Onroerend Erfgoed. Kraamkliniek van het Sint-Janshospitaal [online] https::// id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/82371 (geraadpleegd 14.6.2024). Ook hier spreekt men over “circa 1907”.

12 Volgens de website van het Hugo Claus Centrum (Studie- en Documentatiecentrum van de Universiteit Antwerpen) werd hij geboren in het Sint-Janshospitaal om 21.00 u. (tekst Georges Wildemeersch). Idem bij M. Schaevers, op.cit. p. 24.

13 Provinciale Wegwijzer van West-Vlaanderen en de Stad Brugge 1932. Brugge, drukker Verbeke-Loys, p. CXLI en p. 119.

14 Het eerste echte antibioticum , weliswaar in 1928 ontdekt door de Britse arts-baterioloog Alexander Fleming (1881-1955) werd pas vanaf 1941 toegepast ten gevolge van W.O. II.

15 Hugo Claus, Het teken van de hamster, tijdschrift Randstad, Amsterdam, 1963, 4-6, p. 13-14. Het volledig gedicht “Brugge” staat in Fernand Bonneure, Brugge Beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt. Elsevier Brussel, 1984, p. 227-229 en exhaustief Paul Claes, Het teken van de hamster, een close reading van Hugo Claus, Nijmegen, Vantilt, 2018. In het lange gedicht “Het teken van de hamster” (1963) verhaalt H. Claus over een tweedaagse reis van Gent naar Brugge en terug. Tijdens die tocht bezint de dichter zich op zijn problematisch bestaan.

16 M. Mommeyer, Het Memlingmuseum, in: Sint-Janshospitaal Brugge 1188/1976, Brugge, 1976 p. 249.

17 Zie lemma fabuleren (door Yannick Dangre) in: Hugo Claus. Kleine encyclopedie van Het verdriet, Amsterdam, De Bezige Bij, 2013, p. 58-59.

18 Roger Raveel – Hugo Claus, Genesis, Brugge, 1990.  Editie van 33 originele tekeningen van schilder Roger Raveel met 33 gedichten van Hugo Claus (periode 1966-1968). Inleiding door Freddy de Vree. Schenking aan het Groeningemuseum door Arthur Vandekerckhove in 1990.

U kunt uit dit artikel citeren mits bronvermelding met de volgende referentie: Willy Dezutter, Hugo Claus ( 1929-2008) en de kraamkliniek van het Sint- Janshospitaal in Brugge, op willydezutter.be [online] geraadpleegd op … datum. 

In memoriam Dirk De Vos (1943-2024)

Op 1 januari 2024 overleed de kunsthistoricus Dirk De Vos op 80-jarige leeftijd in een zorgcentrum in Pepingen (Vlaams Brabant). Hij schonk zijn lichaam aan de wetenschap. In volle Tweede Wereldoorlog werd hij geboren op 19 mei 1943 in Mulhouse (Elzas). De Bruggelingen zullen hem vooral herinneren van de periode dat hij werkzaam was in het Groeningemuseum van 1968-1998.

In 1965 was hij aan de Rijksuniversiteit Gent afgestudeerd als licentiaat in de kunstgeschiedenis en oudheidkunde. Hij startte zijn wetenschappelijke carrière in 1965-1967 als wetenschappelijk medewerker in het Nationaal Centrum voor Navorsingen over de Vlaamse Primitieven in Brussel. Daar werd hij ontdekt door dr. A. Janssens de Bisthoven (1915-1999), sedert 1959 conservator van de Stedelijke Musea en later in 1972 de hoofdconservator (directeur) van de Dienst Stedelijke Musea. A. Janssens de Bisthoven realiseerde in 1960 de succesvolle tentoonstelling  De eeuw van de Vlaamse Primitieven en in 1968 was hij in volle voorbereiding voor de spraakmakende tentoonstelling Anonieme Vlaamse Primitieven die in 1969 zou plaatsvinden. Er werd versterking gezocht en gevonden in de persoon van Dirk De Vos die in 1968 in Brugge kon beginnen.

Hij kwam, zag en overwon. Van adjunct-conservator werd hij dé conservator van het Groeningemuseum. Daar had hij niet alleen aandacht voor de oude kunst maar bracht, via een objectieve aankooppolitiek, de sectie hedendaagse kunst in een stroomversnelling. Hij had oog voor de representatieve kunstenaars van zijn tijd. In 1977 organiseerde hij de retrospectieve Gilbert Swimberghe en in 1980 tekende hij present voor de retrospectieve Jean Brusselmans. Verder denken we aan het kabinet Marcel Broodthaers, Amédée Cortier, Roger Raveel, Willy De Sauter, Georges Vantongerloo, e.a.  

Op het gebied van de oude kunst brengen wij hier voor de lezers van het Brugs Ommeland zijn opmerkelijk artikel (B.O., 1979, p. 5-35) ter sprake over twee huwelijksportretten van Pieter Pourbus. Het betreft de portretten van Jan van Eyewerve en Jacquemyne Buuck (1554), tot voorheen geïdentificeerd als Jan Fernaguut en Adriana de Bu(u)ck. J an van Eyewerve (1522-1576) was redenaar van het Proosse van Sint-Donaas en Jacquemyne Buuck (1532-1594) was een dochter van Pieter Buuck, schepen van Brugge. Iedereen kent het portret van Jan van Eyenwerve met het Weeghuis en de hijskraan op de Kraanplaats.   Al de nieuwe gegevens over de 15de en 16de eeuw vindt men terug in zijn , eveneens in 1979 verschenen, catalogus over de collectie van het Groeningemuseum (285 p.).

Op 1 december 1980 ging pionier A. Janssens de Bisthoven met pensioen en werd op diezelfde datum als hoofdconservator opgevolgd door Valentin Vermeersch, sinds 1964 adjunct-conservator en sinds 1972 conservator. Was V. Vermeersch voordien vooral actief als conservator van het Gruuthusemuseum dan kon hij vanaf nu, als algemeen directeur, ook steun verlenen aan het algemeen museumbeleid. Het was ook de periode waarin Valentin Vermeersch, Dirk De Vos en Willy Dezutter (adjunct-conservator sinds 1 februari 1973 en hoofdredacteur van Museumleven) zeer actief waren in de Vlaamse Museumvereniging en alle drie benoemd werden als lid van de Raad voor Musea van de Vlaamse Gemeenschap. In de Vlaamse Museumvereniging was Dirk De Vos de voorzitter van de “Commissie tentoonstellingen”.  Hij waarschuwde voor de groeiende tentoonstellingskoorts (D. De Vos, Het reizende museumvoorwerp of (kultuur)politiek ten koste van het kunstwerk, in: Museumleven , 6, 1979, p. 68).    Toch werd ook hij door de voogdijoverheid gedwongen om mee te gaan in de maalstroom.

Werkbezoek van hoofdconservator V. Vermeersch en conservator D. De Vos tijdens de herinrichting van het Groeningemuseum (1983) v.l.n.r. de technici Marc De Clerck en Jozef Dewaele, conservator Dirk De Vos en hoofdconservator Valentin Vermeersch.

Exponentieel is de door hem georganiseerde tentoonstelling over de 15de eeuwse kunstschilder Hans Memling in het Groeningemuseum in  1994. Dat werd een grandioos succes en kan men zonder meer spraakmakend noemen. Het was ook in dat jaar dat zijn standaardwerk over Hans Memling verscheen. (D. De Vos, Hans Memling. Het volledige oeuvre. Uitgave Mercatorfonds Paribas. 431 p., 450 ill.). Met het manuscript van dit boek , nog uitgebreider dan het boek zelf, behaalde hij in 1994 een doctoraat in de kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Heel dat gebeuren voltrok zich in stilte. Hij streefde nooit uiterlijke effecten na. Een ernstig navorser heeft daar geen behoefte aan. De burgerlijke eretekens en onderscheidingen in de nationale orden heeft hij altijd geweigerd. Wij zijn hem daarin gevolgd.

Als conservator van het Groeningemuseum was hij ex officio ook hoofd van het restauratieatelier dat hij uitbouwde tot een vermaard centrum van onderzoek en behoud van schilderijen in samenwerking met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel. Gemeentebesturen hechten niet zoveel belang aan de goede bewaring van de kunstwerken en het daaraan verbonden basiswerk. Een “schone expositie” om de twee jaar is wat men nastreeft. De “massieve solidariteit der dommen” (W.F. Hermans ) heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat Dirk De Vos in december 1998, zonder zeggen of spreken, de deur achter zich dicht trok. Daar nam hij een berekend risico als jong gepensioneerde. 

 Burgemeester Patrick Moenaert had hem in de pers nog maar net denigrerend Da(t) professorke genoemd. Ten stadhuize besefte men niet goed welke internationaal erkende geleerde men in huis had. Maar elk nadeel heb zijn voordeel, zei een bekende Nederlandse voetballer. Zo is hij in 2001 mooi ontsnapt aan het toxisch leiderschap van het nieuwe directieduo dat na de pensionering van V. Vermeersch in Brugge neerstreek als nieuwlichters.

Dirk De Vos had ook technische aanleg en ontwierp een triptieksokkel (1) voor de presentatie van altaarstukken in functie van de ontdubbeling van de toenmalige Galerij der Primitieven in 1981. Het zette het Groeningemuseum daarmee op de wereldkaart (2). Hij was op de eerste plaats een man van de museumpraktijk en geen kamergeleerde. Deze galerij werd in 2002 afgebroken en was een betreurenswaardige en onverstandige museale ingreep.

Begin 1999 verhuisde hij tijdelijk naar Antwerpen maar eens het begon op te klaren verkocht hij zijn huis in de Gouden Handstraat en verhuisde naar Perpignan (Pyrénées-Orientales). Daar, in Zuid-Frankrijk, kon hij als vorser en schrijver, ongestoord verder werken.

In 1999 verscheen zijn standaardwerk over het volledige oeuvre van de kunstschilder Rogier van der Weyden (Antwerpen, Mercatorfonds, 1999, 415 p. Duitse uitgave bij Hirmer,München, 1999, Engelstalige versie bij Harry N. Abrams, New York, 1999, Franse uitgave éditeur Hazan, 1999). Het jaar 2002 was weer een topjaar. Toen verscheen zijn Flämische Meister: Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling bij Dumont Verlag in Keulen. De Nederlandstaligen hoefden niet op hun honger te blijven zitten: Dirk De Vos, De Vlaamse Primitieven. De meesterwerken: Robert Campin, Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Petrus Christus, Dieric Bouts, Hugo van der Goes, Hans Memling, Gerard David (Mercatorfonds, Antwerpen, 2002, 216 p. (Bibliotheek van de Vrienden van het Mercatorfonds, deel 10). Dit overzicht verscheen ook in het Engels.

In het leven liggen vreugde en verdriet dikwijls dicht bij elkaar. Door een noodlottig ongeval verloor Dirk in Brugge zijn zoon Jan. Die werd slechts 18 jaar. Dat was een mokerslag midden in zijn Brugse carrière. In Perpignan verloor hij zijn echtgenote Agnes Stockman (1940-2015). Deze kunsthistorica en modeconsulente was gedurende tien jaar ereconsul op het Belgisch Consulaat van Perpignan en stierf plots op 15 juni 2015 tijdens de uitoefening van haar diplomatieke functie. Dirk en Agnes waren bijna tweeënvijftig jaar getrouwd. Dit plots overlijden noopte hem om zijn Mas de la Roque in Camelas te verlaten en terug te keren naar België. Hij vestigde zich in Beersel (Vlaams-Brabant) waar hij goed kon opgevangen worden door zijn dochter Ida.

Dirk De Vos was een uitmuntend  specialist van de schilderkunst van de 15de en vroege 16de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden. De schilders die ook wel de Vlaamse primitieven worden genoemd. Hij was daar bovenop een fijne en bekwame collega die het hele domein van de museologie beheerste.

Als conservator waagde hij zich ook aan de schilderkunst. Het is een aspect dat niet zomaar kan ondergesneeuwd worden. Hij werkte niet alleen in olieverf maar was ook tekenaar en graficus. Zijn vroegste werken zijn pastel- en conté-tekeningen. In zijn schilderkunst toont hij o.m. aan hoe een bepaald thema door verschil in manuele handeling en technische uitvoering tot erg verschillende resultaten kan leiden. Zijn laatste tentoonstelling vond plaats in het Cultuurcentrum van Strombeek in 2019. Het was een retrospectieve Dirk De Vos onder de titel De wereld als schijnbeeld. Naast kunstschilder was hij ook schrijver. Zijn Notities I en Notities II noemt hij gevonden gedachten, gekozen woorden (korte essays, aforismen, bedenkingen, 2015). Maar het kan ook een heuse misdaadroman zijn zoals Would-Be. De dubbelganger (2002, juist 100 p.), gevolgd door nog negen andere gelijkaardige boeken. Hij illustreerde zelf zijn werk.

Begin 2018 onderging hij een open hart operatie. In 2023 ontstonden nieuwe cardiovasculaire gezondheidsproblemen en werd het noodzakelijk om hem ter verpleging over te brengen naar een gespecialiseerd zorgcentrum in Pepingen (Vlaams Brabant) in het Pajottenland. Daar is hij overleden op Nieuwjaarsdag 2024. In Brugge zijn we hem nooit vergeten en nationaal en internationaal oogstte hij bij de vakgenoten van  de kunstgeschiedenis de erkenning die hij verdiende.

Willy Dezutter

1 D. De Vos, Een nieuwe oplossing voor het veilig presenteren, verplaatsen en bestuderen van drieluiken: de glasdragende triptieksokkel, in: Museumleven, 7-8, huldenummer dr. A. Janssens de Bisthoven, 1980, p. 25-27.

2 D. De Vos, De herinrichting en heropening van het Groeningemuseum in 1983, in: Jaarboek van de Stedelijke Musea Brugge, 1983-1984, p. 87-102 en D. De Vos, De vernieuwing van het Groeningemuseum, Brugge, in: Museumleven [Jaarboek voor museologie, Vlaamse Gemeenschap], 1984-1985, p. 32-43. 

Dit In Memoriam Dirk De vos (1943-2024) verscheen in het tijdschrift Brugs Ommeland, 2024, 1, p. 58-62.