In 2022 verscheen in Antwerpen het boek “Wie wij waren”, een gesprek tussen politicus Herman Van Rompuy (° 1947) en journalist Rik Van Cauwelaert (° 1950). Het tweegesprek vond plaats in de bibliotheek van de Abdij van Affligem en hun dialogen, waarbij ze terugkijken op 75 jaar veranderingen in de wereld, is goed voor 303 bladzijden (1).
Het moet voor beiden geen gemakkelijke opgave geweest zijn om uit het hoofd al die feiten te herproduceren. Er is weliswaar nog een vierkoppige redactievergadering geweest (Wie wij waren, p. 6) maar dan nog is het onvermijdelijk dat er dingen over het hoofd worden gezien. We haasten ons om te zeggen dat het boek in zijn geheel verbluffend goed en eerlijk in elkaar steekt maar het blijft natuurlijk de opinie van twee personen. Men leert dan ook veel bij vanuit de interne keuken. Ze waren dikwijls zelf getuigen.
We denken aan de periode van de eerste ministers Leo Tindemans, Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene, allen CD&V. Zelf herinneren wij van Wilfried Martens vooral “regeren met volmachten”. Hij liet in 1982 de Belgische frank devalueren met 8,5 procent en dat na onderhandelingen “en petit comité” in Poupehan. En dan waren er in 1987 nog de harde besparingsmaatregelen (loonmatiging, bevriezing van de index). En Martens had het steeds over “licht aan het eind van de tunnel”. Maar dat bleek misleiding te zijn. Toen stond onze welvaart onder druk en nu is dat nog altijd zo. Zoals iedereen het zegt: we werden toen bestolen. Daarover wordt in het boek niet gesproken. Het belicht vooral de successen van de christendemocratie.
Een tweede hold up vond plaats onder het premierschap van Jean Luc Dehaene (1940-2014). Die voerde in 1993 een crisisbelasting in van 3% op de personenbelasting. En Dehaene zorgde met zijn volmachten voor een niet-indexatie die zes jaar zou duren. Dus twee keer geschoren. Het beste bewijs dat hun besluiten niets hebben uitgehaald is het feit dat de belastingdruk in België nog altijd torenhoog is gebleven. Voor een alleenstaande zonder kinderen met een doorsnee loon bedraagt de belastingdruk maar liefst 53 procent. Het overheidsbeslag op arbeid is nergens zo groot als in ons land. Tweeverdieners met kinderen zien 45,5 procent van hun loon afvloeien naar de belastingen, het hoogste percentage van alle OESO-landen (2).
Om van onderwerp te switchen nog een kleine opmerking over het verschil tussen spreektaal (middels bandopname) en het geschreven eindresultaat. Op p. 17 heeft Rik Van Cauwelaert het over de finale 800 meter die gelopen werd door Roger Moens op de Olympische Spelen van Rome in 1960. Hij heeft het dan over de “latere winnaar Schnell“. Dat is genoteerd op het gehoor. Het betreft hier de Nieuw-Zeelandse atleet Peter Snell (1938-2019) die in 1960 de gouden medaille op de 800 meter won ten koste van de Belgische sprinter Roger Moens (° 1930) die tweede werd en geklopt werd op de streep.
Léo Collard
In zijn boek over de geschiedenis van de vrijmetselarij “De Kinderen van Hiram” (3) vermeldt Andries Van den Abeele In het hoofdstuk “Vrijmetselarij en onderwijspolitiek” uiteraard Léo Collard maar uit alles blijkt dat hij perfect weet dat Collard geen vrijmetselaar was. De letterkundige Johan Ballegeer (1927-2006) schreef in het jaar 2000 zijn boekje “Het Oosten Brugge” over vrijmetselaarsrelicten in Brugge (4). In het Koninklijk Atheneum van Brugge – thans Atheneum Brugge Centrum genoemd – in de Sint-Clarastraat (5) bevindt zich een gedenksteen die verwijst naar de eerstesteenlegging. J. Ballegeer verwoordt dit als volgt: ” De eerste steen van dit gebouw werd gelegd op 19 februari 1955 door Br.: A. Van Acker, eerste minister in aanwezigheid van L. Collard, minister van Onderwijs en Br.: Omer Vanaudenhove, minister van Openbare Werken” (6). Ook hier wordt duidelijk gemaakt dat L. Collard geen vrijmetselaar was. De twee andere waren het wel.
In het gesprek tussen Herman Van Rompuy en Rik Van Cauwelaert wordt er gesproken over de vierde regering Achiel Van Acker , een regering van socialisten en liberalen van 23 april 1954 tot 26 juni 1958. Met het vooruitzicht op die paarse regering “ging er toch een lichte paniekgolf door de katholieke rangen“. Die regering werd door de Christelijke Volkspartij (CVP) als een bedreiging gezien. Rik Van Cauwelaert ziet in Julien Kuypers (1892-1967), de kabinetschef van minister Léo Collard , de verantwoordelijke voor het uitbreken van de schoolstrijd. Hij noemt hem “ten voeten uit een logeman”. H. Van Rompuy antwoordt daar op: “Net als Collard. In die tijd kon je geen minister van Onderwijs worden als je niet bij de loge was” (7). Zoals we intussen weten slaat hij de bal daar totaal mis.
Volgens Rik Van Cauwelaert was het op instigatie van Kuypers dat de schoolstrijd begon. Hier wordt de geschiedenis geweld aangedaan door de aanleiding te verzwijgen. Van 1950 tot 1954 was de Franstalige christendemocraat Pierre Harmel (1911-2009) minister van Openbaar Onderwijs, de eerste katholieke minister op die post in 30 jaar. Het was dus tijd voor een revanchistische politiek. Het betrof immers een homogene regering CVP-PSC. De oprichting van nieuwe rijksscholen maakte hij afhankelijk van adviezen van commissies waarin ook vertegenwoordigers van het katholiek onderwijs zitting hadden. De schoolwetten van minister Harmel uit 1952 zetten veel kwaad bloed bij de oppositie van socialisten en liberalen, de verdedigers van het Rijksonderwijs en vormden de aanleiding tot de tweede (8) schoolstrijd (9).
Harmel benoemde zomaar eventjes 110 permanente interimarissen van katholieke strekking in het Rijksonderwijs met de bedoeling het staatsonderwijs te infiltreren en later volledig bestuurlijk over te nemen. Dat moest natuurlijk gestopt worden. Bij het officieel onderwijs was de overheid de inrichtende macht.
Bij de verkiezingen van 11 april 1954 verloor de CVP haar volstrekte meerderheid. Achiel Van Acker (1898-1975) werd in 1954 eerste minister en Léo Collard (PSB/BSP) minister van Onderwijs. De kabinetschef van Collard, Julien Kuypers, was voorheen secretaris-generaal bij het ministerie van Onderwijs , en had de onderwijsproblematiek al grondig bestudeerd en werd betrokken bij de reorganisatie van de onderwijswetgeving.
Julien Kuypers was lid van de Antwerpse vrijmetselaarsloge Marnix van Sint- Aldegonde (10) maar hoefde niet te wachten op instructies van het Grootoosten van België vanuit de hoofdzetel van de obediëntie in Brussel. Ook Achiel Van Acker was een overtuigd vrijdenker en lid van de loge La Flandre (G.O.B.) in Brugge. Hij werd daar ingewijd op 29 januari 1929 en was op 27 februari 1945 adjunct-redenaar van zijn werkplaats (11). Achiel/Achille Van Acker wordt terecht beschouwd als de vader van de Sociale Zekerheid (besluitwet van 28 december 1944) (12). Een humanistisch besluit waar iedere Belg trots op kan zijn. Zijn regering in 1954 bestond uit 9 ministers van de BSP/PSB en de Liberale Partij had er 7.
De wet Collard van 1955 verminderde de subsidies van de scholen van het vrij onderwijs en voorzag in de oprichting van een groot aantal rijksscholen. De wet vormde de directe aanleiding tot de schoolstrijd tussen het katholiek onderwijs en het staatsonderwijs. De toenmalige CVP-oppositie onder leiding van Théo Lefèvre (1914-1973) en gesteund door de katholieke kerk, organiseerde massaal betogingen tegen deze wet. Dat ging toen nog gemakkelijk met een bevolking die niet ontvoogd was. De felheid van het protest was buitenproportioneel en leek meer op een schooloorlog. Een oorlog tussen vrijzinnigen en katholieken.
De stembusuitslag van 1958 stond in het teken van de Schoolkwestie. De CVP behaalde de volstrekte meerderheid in de Senaat, maar niet in de Kamer. Premier Gaston Eyskens ( 1905-1988) probeerde toen om tot een compromis te komen over het schoolprobleem. Op 20 november 1958 werd het Schoolpact afgesloten tussen katholieken, liberalen en socialisten. Het bracht een redelijke schoolvrede.
Sinds het schoolpact behoort alle onderwijs binnen de Vlaamse Gemeenschap tot één van de drie onderwijsnetten. We kunnen dat hier niet allemaal ontleden en dit projecteren op de huidige toestand anno 2023. Onderwijs-experten mogen zich daarmee bezig houden (13). Wel kunnen we stellen dat momenteel ongeveer 75 % van de middelbare scholen tot Katholiek Onderwijs Vlaanderen behoort, de grootste koepel van het vrij gesubsidieerd onderwijs. Als netwerkorganisatie van katholieke inrichtende machten wordt ze door de Belgische Bisschoppenconferentie belast met de coördinatie en de vertegenwoordiging van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. De katholieke schoolidentiteit staat voorop in voortdurende samenwerking met de KU Leuven. De K van katholiek is extreem belangrijk voor hen. De scheiding van kerk en staat is in België nog niet gerealiseerd want dat katholieke onderwijs is een zuiver katholiek project en wordt door de staat gefinancierd.
Ook het mooie woord humanisme werd gekaapt. Het Sint-Lodewijkscollege in Brugge zegt op hun website dat ze hun inspiratie halen vanuit het christelijk humanisme. De katholieke scholen zijn ook meesterlijk in het veranderen van de naam van de school om de indruk te geven dat ze een zekere neutraliteit zouden nastreven. De mensen worden in de val gelokt. De vrije basisschool Mariawende in Sint-Kruis (Brugge) heet nu Mozaïek wat zoveel wil zeggen als: iedereen welkom ! Ook ongelovigen of andersgelovigen. Natuurlijk is er wel geen keuze: men is verplicht om katholieke godsdienst te volgen ook al is men niet gedoopt en deed men geen eerste en plechtige communie. Dat geldt uiteraard ook voor het secundair onderwijs. Maar dat vak wordt ook niet meer gegeven zoals in de tijd van de Mechelse catechismus. Ook de gescheiden leerkracht blijft nu voor de klas staan. De kameleon-politiek van het katholiek onderwijs heeft nu ook de klanten van dat onderwijs aangetast.
Individualisme en peergroup
Dat het katholiek onderwijs zo sterk staat blijkt nog steeds te maken te hebben met het vermeende elitaire karakter. Het gemeenschapsonderwijs is verplicht om alle rangen en standen toe te laten en kan zich geen uitsluiting permitteren. Arbeiderskinderen zitten daar op de schoolbanken naast verwende kinderen van hoger opgeleiden. Ook overtuigde vrijzinnigen sturen tegenwoordig hun kinderen naar het katholiek onderwijs. Zelfs wanneer ze niet gedoopt zijn en de vrijzinnige ouders, vóór hun verblijf op een niet-katholieke basisschool, kozen voor het vak niet-confessionele zedenleer. Ze vieren zelfs nog hun Lentefeest en verdwijnen dan in september naar een katholiek college. Vroeger zou men dat gewoon hypocriet gevonden hebben. Nu gebeurt dat zonder schroom en wordt dat niet meer gezien als verraad. Dat het vrijzinnig humanisme niet alleen een levensbeschouwing is maar ook een levenshouding, wordt op slag onbelangrijk.
Vasthouden aan een principiële levensovertuiging wordt beschouwd als iets dat niet meer van deze tijd is. Antiklerikaal zijn is ouderwets en totaal voorbijgestreefd. Er is immers de scherpe daling van het misbezoek op zondag en de daling van de priesterroepingen. Nog ongeveer vijf procent van de Belgische bevolking gaat elke zondag naar de mis maar de Heilige Jozef blijft wel nog altijd de beschermheilige van België. De secularisering (verwereldlijking/ontkerkelijking) is een feit en katholieke instellingen begonnen te vervellen. De ontzuiling werd ingezet. We hebben gewonnen, waarover maken we ons nog druk ! In 2006 werd het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen (VVKSM) gewoon Scouts en Gidsen Vlaanderen. Ook daar is iedereen welkom. Het is maar één voorbeeld.
Wat is eigenlijk de oorzaak van deze evolutie ? Een kind van 12 jaar is tegenwoordig thuis de baas en de ouders scharen zich volledig achter de doelstellingen en verlangens van het kind. Op zich is dat een positieve ontwikkeling: individualisering en emancipatie. De druk van de samenleving neemt daardoor af. De rechten van het individu worden boven die van de gemeenschap geplaatst. Onafhankelijkheid staat centraal.
Het is dus een filosofisch probleem geworden: autoriteit vanuit een bepaalde maatschappelijke positie wordt niet meer erkend. Het kind behoort tot een peergroup (vriendenkring) van andere kinderen van dezelfde leeftijd, status en belangstelling en ontwikkelen gemeenschappelijke gedragscodes. Ze worden gesocialiseerd binnen een gesloten peergroup, bijvoorbeeld van een sportclub waarbij gelijkgestemde ouders de doelstellingen overnemen.
Het gezin behoort dan ook tot die primaire groep. Het individu identificeert zich met de sportclub en heel het gezin neemt die identiteit over. Die groep geeft een gevoel van bescherming en geborgenheid en wanneer het sportteam wint is er grote vreugde en geluk. Wanneer die teamleden zich inschrijven in de katholieke secundaire school en je blijft alleen achter omdat je om ideologische redenen geacht wordt om naar het gemeenschapsonderwijs te gaan ontstaat er verdriet omwille van het verlies van je vriendinnen en vrienden. Wanneer je, als vader en moeder, in de groep van de ouders dan meedeelt dat jouw Jan of Mieke naar de Middenschool gaat en niet naar het College valt er een diepe stilte omdat ze hun misprijzen niet kunnen wegsteken.
Niet elke sportclub is natuurlijk even hard onderhevig aan de druk van de omgeving. Dit geldt vooral voor de sporten waarbij de kinderen uit de meer dan gemiddeld rijke gezinnen komen (hockey, tennis, golf en paardrijden).
De “upper middle class” kijkt met een heel andere mentaliteit naar het voortgezet onderwijs dan de bescheiden maar hardwerkende loontrekkende. Hier blijft de sociale segregatie een rol spelen ook al zal men zich haasten om dat te ontkennen. Nochtans is segregatie in het onderwijs nog altijd het grootste obstakel voor gelijke kansen voor leerlingen uit kwetsbare milieus en van leerlingen met een migratieachtergrond. De ouders, die beslissen in naam van het minderjarig kind, hebben altijd vrije schoolkeuze (Belgische grondwet artikel 24). Het is wel kiezen tussen vrij onderwijs (confessioneel onderwijs) en officieel onderwijs. Volgens het Belgisch familierecht moeten alle beslissingen door beide ouders samen zijn genomen. In alle gevallen moet je akkoord gaan met het pedagogisch project maar over de kwaliteitsnormen hoef je je geen zorgen te maken.
Alle erkende Nederlandstalige basis-en secundaire scholen voldoen aan de kwaliteitsnomen van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Alle scholen worden door de onderwijsinspectie onderzocht en doorgelicht. Die doorlichtingsverslagen kan je gewoon opvragen (14). Aan de kwaliteit van het onderwijs in de verschillende netten kan het niet liggen. Om een school te kiezen blijven er dan nog enkele andere criteria over: het pedagogisch project, ligt de school in de buurt, de voor-en naschoolse opvang, warme maaltijden, enz. En zeker niet te vergeten: de fietsveiligheid. In een recente bevraging gaf 6 op de 10 ouders aan dat ze fietsen naar school onveilig vinden. Daar hebben ze zeker een punt.
We voegen daar ook nog de sociale cohesie aan toe. Dat is een minder sympathiek aspect maar klassentegenstellingen blijven wel de realiteit. De tegenstellingen tussen de verschillende maatschappelijke klassen, het standsverschil, is alom tegenwoordig. Het werkt door op school en de woonomgeving en later bij de huwelijkskeuze. Het geluk van het kind dat zelf kiest blijft daardoor altijd beperkt. Maar tegenwoordig is dat niet meer zoveel het geval als in de tijd dat men dreigde om het kind te onterven. Op de leeftijd van 18 jaar is men wettelijk volwassen en verandert de ouderlijke macht.
Nochtans zou ik hier veel voorbeelden kunnen geven die nu als woke gepercipieerd worden. Zelf mogen kiezen voor je eigen geluk is een mooie nieuwe verworvenheid. Maar geluk is niet maakbaar. Dat neemt niet weg dat men jongeren volledig moet vrijlaten om hun eigen weg te kiezen. Wees blij met die toegenomen mondigheid maar weet dan dat men in een loyaliteitsconflict is terecht gekomen. De loyauteit of loyaliteit is een kernwaarde, een morele verbintenis die je aangaat wanneer je voor een organisatie werkt of lid bent van een humanistische levensbeschouwelijke vereniging. Je sluit geen compromissen onder groepsdruk. De loyaliteit kan natuurlijk ook geschonden worden. In feite is het een ethisch probleem maar in de praktijk gaat men er aan voorbij alsof men van schoenen verwisseld. We zagen dat reeds vroeger bij de overlopers in de politiek. Een kind moet ook loyaal zijn aan de ouders. Vertel gewoon aan je kinderen waar je zelf voor staat zodat ze de inschikkelijkheid van hun ouders beter weten te waarderen.
Willy Dezutter
1 Herman Van Rompuy en Rik Van Cauwelaert, Wie wij waren. Een gesprek. Davidsfonds/Standaarduitgeverij, Antwerpen, 2020
2 Nieuwsblad.be 25.4.2023.
3 Andries Van den Abeele, De kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en Vrijmetselarij. Roularta Books, Brussel, 1991, 319 pp. Idem, De kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en Vrijmetselarij. Roularta Books, Brussel, 2011, 405 pp. Over de vrijmetselarij bestaat nog altijd grote onwetendheid. Het beperkt zich tot stereotypen en onjuistheden. Ik citeer hier Andries Van den Abeele (editie, 2011, p. 203): “Zelfs in gecultiveerde kringen wordt veel kletspraat over de vrijmetselarij voor waar aangenomen“.
4 Johan Ballegeer, Het Oosten Brugge. Tempeliers-, compagnons- en vrijmetselaarsrelicten in Brugge. Brugge, 2000, 84 pp.
5 In 1850 vestigde het Atheneum zich aan de Verversdijk. In 1955 verhuisde het Koninklijk Atheneum naar de Sint-Clarastraat.
6 J. Ballegeer, Het Oosten Brugge, p. 12.
7 H. Van Rompuy en R. Van Cauwelaert, Wie wij waren, p. 12-13.
8 De eerste schoolstrijd was in 1878-1884. De liberale regering van Hubert Frère-Orban richtte in 1878 een Ministerie van Openbaar Onderwijs op en stemde op 10 juli 1879 de tweede organieke wet op het lager onderwijs (Wet Van Humbeeck). De Katholieke Kerk, de katholieke politici en het katholiek onderwijs reageerden bijzonder hevig. Zie: Jeffrey Tyssens, Om de schone ziel van ’t kind. Het onderwijsconflict als een breuklijn in de Belgische politiek. Gent, 1998.
9 Luc Huysse, De gewapende vrede. Politiek in België na 1945. Leuven, 1980. Hoofdstuk 3, 1950-1960 Eerst schoolstrijd dan godsvrede, p. 31-44.
10 De Nederlandstalige loge Marnix van Sint-Aldegonde (gesticht in 1889) in Antwerpen werd in 1959 stichtend lid van de nieuwe obediëntie Grootloge van België (GLB).
11 Willy Dezutter, De leden van de loge La Flandre in 1940. Een sociologische benadering. In: Biekorf, (116), 2016,3, pp. 308-335, vooral p. 323. Sinds deze publicatie verschijnen er overal in Brugge artikels over Achiel Van Acker en andere leden van La Flandre met de juiste data van toetreding maar altijd zonder verwijzing naar de wetenschappelijke bronpublicatie in Biekorf, 2016. Ze doen of ze dat zelf hebben gevonden en op den duur worden ze inderdaad zelf de bron doordat anderen weer naar hen verwijzen, enz. Om deze letterdieven te ontmoedigen zullen we vanaf nu niet meer in “open sources” over dit onderwerp publiceren. We doen nog liever onze geheimen mee in het graf.
12 Pierre Vandervorst, Achille Van Acker, peetvader van de sociale zekerheid, in: Belgisch tijdschrift voor sociale zekerheid, 4e trimester, 2014, pp. 391-419.
13 Jan De Maeyer en Paul Wynants (red.), Katholiek onderwijs in België. Identiteiten en evolutie, 19de-21ste eeuw. Antwerpen, 2016.
14 onderwijs.vlaanderen.be