Op 19 januari 1888 vaardigde de gemeente Zeveneken (Oost-Vlaanderen) een reglement uit “tegen het vangen van kikvorschen”. Artikel 1 bepaalde: “Het najagen, vangen of vernielen der kikvorschen, op welke manier ook is op het grondgebied van Seveneken verboden”. Dat verbod werd ingegeven door het feit dat de kikkers nuttige dieren zijn voor de landbouw omdat ze slakken, insecten, e.d. eten en daardoor de jonge graangewassen en andere veldvruchten beschermen. Daarenboven wilde men voorkomen dat de jacht op die kikkers schade zou toebrengen aan de gewassen door personen die bij die activiteit de jonge scheuten zouden vertrappelen (1).
Andere gemeenten hadden die maatregel reeds eerder getroffen en nog anderen zouden volgen. Een landelijk verbod kwam er in 1890 waardoor dit ook gold voor West-Vlaanderen. Het eerste Koninklijk Besluit verscheen in de “Moniteur” van 28 januari 1890 en kreeg een aangepaste versie op 17 november 1890. Het artikel 1 luidt: “Het is in gansch het land van den 1 Februari tot den 30 April, verboden kikvorschen te vangen of te vernielen”. In de provincies Luik, Limburg en Luxemburg kwamen daar de maanden oktober, november, december en januari bij. Gedurende die spertijd was het eveneens verboden om “kikvorschen” te vervoeren, te koop te stellen, te verkopen en kopen in zijn geheel of in delen. De minister van landbouw, nijverheid en openbare werken werd gelast met de uitvoering van dit besluit.
Laat het meteen duidelijk zijn dat het de wetgever niet te doen was om de bescherming van de kikker maar wel om de bescherming van de eigenaars van landbouwgronden. De gewassen werden beschermd, niet de kikker. Veel wetgeving tegen het stropen bijvoorbeeld kwam zo tot stand omdat rijke eigenaars niet graag wilden dat hun landerijen en bossen werden betreden door arme mensen die iets wilden bijverdienen. Het tastte ook hun eigen jachtareaal aan. In Brugge bestond er sinds 1870 een “Société de chasse pour la répression du braconnage” waarvan vooral de adellijke grondeigenaars lid werden. Pas in 1921 kwam het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht tot stand en de evenredige vertegenwoordiging. Tot die tijd was het openbaar leven beheerst geweest door notabelen en burgers met aanzien. De eerste echte dierenbeschermingswet van ons land dateert pas van 1929 en de groene kikker werd bij wet beschermd in 1973.
Sinds 1 september 2009 zijn bij besluit van de Vlaamse Regering alle inheemse amfibieën beschermd. De groene kikker (Rana esculenta) werd door de bekende zoöloog Carolus Linnaeus (1707-1778) in 1758 met die naam opgenomen in zijn “Systema naturae”” omdat het (toen nog) de enige echt eetbare kikker was. De kikvors, die we allemaal kennen als kikker, werd als kikkerbilletje een lekkernij. Die delicatesse kennen we uit de Bourgogne (cuisses de grenouille) maar was bij ons ook inheems. Er waren in Vlaanderen arme mensen die er een seizoensgebonden beroep van maakten kikvorsen te vangen om die als kikkerbillen te verkopen aan de rijken. Zij werden puitenslagers genoemd (2). Anders dan de naam doet vermoeden (3) werden de kikkers wellicht niet dood geknuppeld omdat dit afbreuk zou doen aan de versheid bij leverantie. Vogels kan men enkel vangen op 1 april door zout op hun staart te leggen maar hoe dat bij ons bij de kikkers in zijn werk ging vonden we niet terug in eigentijdse bronnen.
Hoe men kikvorsen vangt
Volgens het “Huishoudelijk Woordenboek” (Leiden-Leeuwarden, 1770) ving men de kikkers met een “gemeenen Angel” d.w.z. een gewone vishaak. Aan die haak werd aas geregen zoals een stukje vlees of een wormpje of “een stukje van rood of ander lapje, met bloed rood geverft (sic) zo zullen zij er schielijk op aazen, en men haalt ze met de hoek uit het water” (4). Zoals bij het hengelen op vis zonder levend aas konden ze ook nog eens misleid worden door kunstaas dat kennelijk al in de 18de eeuw werd gebruikt. Het is maar de vraag of die methode bij ons gebruikt werd.
Het “Huishoudelijk Woordenboek” is de Nederlandse vertaling van de encyclopedie van de Franse landbouwkundige Noël Chomel (1633-1712) en heeft strikt genomen betrekking op Frankrijk. Over het vangen van kikkers weet A.E. Brehm (5) te melden dat dit in Zuid-Europa gebeurde “met hengels, geschoten met pijlen of gevangen in netten”. Eén ding weten we wel zeker: met de hand vangen is niet efficiënt en ook bij het knuppelen zullen ze wegspringen. Thans komen alle kikkerbillen uit de kwekerij maar de slachtmethode (levend in twee snijden) is (terecht) zeer omstreden. Dierenleed op de menukaart maar wel rechtstreeks geïmporteerd uit Azië.
Willy Dezutter
1 Karel Velle, Gemeentelijke politiereglementen als bron voor de volkscultuur. In: Volkskundige Kroniek. Driemaandelijks Mededelingenblad van de Federatie voor Volkskunde in Vlaanderen, jg. 9 (2001), 3, p. 106. Die politiereglementen waren zeer belangrijk. Zie bijv.: Lucien Van Acker in Biekorf 1999 en 2000.
2 www.vlaamswoordenboek.be/term/puitenslager Zie ook www.puitenslagers.be voor het jaarlijks puitenslagersfeest in Beveren (Waasland). Puit is de naam voor kikker, in West-Vlaanderen. puut. Vgl. lemma puit in WNT.
3 Vgl. met hondenslager, iemand die de zwerfhonden uit de kerk moest weren door ze met stokken of zwepen te slaan (vandaar slager). De straathonden werden ook doodgeslagen. Over de hondenslagers werd zeer veel gepubliceerd (o.a. in Rond den Heerd en in Biekorf) zodat we dit onderwerp niet hernemen.
4 Huishoudelijk Woordenboek vervattende veele middelen om zijn goed te vermeerderen, en zijn gezondheid te behouden. Noël Chomel, tweede druk, Te Leyden bij Joh. Le Mair en te Leeuwarden bij J.A. Chalmot, 1770, derde deel, p. 1508.
5 A.E. Brehm, Het leven der dieren. De Amphibiën (sic). Uitgever A.E. Brehm, 1900, deel 3, hfst. 5 digitaal op www.gutenberg.org