De Britse auteur Karen Armstrong, schrijfster van het boek Een geschiedenis van God (1), wijst in een gesprek met Rik Torfs (2) op de verloren gegane band tussen religie en beleving. De reformatie heeft in de 16deeeuw veel van de liturgie overboord gegooid en zich vooral geconcentreerd op het woord, de Schrift. Maar, zo stelt ze, een religie zonder rituelen is geen religie meer.
Dat is zonder meer waar. De aantrekkingskracht van de oosterse Kerken schuilt vooral in de liturgische gezangen, de rijke liturgische gewaden en veel wierook. Sommige mensen geraken daar zodanig door in extase dat ze iconen beginnen te kussen. Dat extravagante kennen we ook bij de gospeldiensten en de gebedsgenezing. Karen Armstrong wijst ook op de muzikale en religieuze waarde van de Gregoriaanse gezangen. De gregoriaanse muziek is de muziek die eigen is aan de Romeinse liturgie in de Katholieke Kerk. Die liturgische gezangen vallen op door de vrije ritmiek en de stijgende en dalende melodie. Die eenstemmige vocale muziek, uitgevoerd door een koor, weet gelovigen maar ook ongelovigen te beroeren. Denken we maar aan het Dies Irae uit de dodenmis. Door de liturgische bepalingen van het Tweede Vaticaans Concilie werd het formeel uit de rooms-katholieke dodenmis geschrapt. De toorn van god op het einde der tijden werd weggepoetst. We kennen het Dies Irae natuurlijk wel nog uit het Requiem in d-klein, KV626 uit 1791 van Wolfgang Amadeus Mozart.
Een herinvoering van de Latijnse liturgie (dat maakt het mysterie groter !) zal echter geen massa’s meer doen terugkeren naar de kerk. Dat heeft men in de jaren zestig van de 20steeeuw al geprobeerd met de zogenaamde beatmissen, toen men aansluiting zocht bij de moderniteit, maar dat was ook maar van korte duur. De jeugd werd er niet door aangesproken. De ontkerkelijking is een feit en de verstandige mensen zijn ongelovig geworden en de opportunisten bekeerden zich tot een strikt persoonlijk ietsisme (3). Verstandige burgers doen liever iets uit liefde voor de medemens dan uit liefde voor een onzichtbare en machteloze, want onbestaande god. Er is geen hoop, noch op een verrijzenis noch op een hiernamaals. Karen Armstrong zegt het zo: “Ik verwacht niet dat ik na mijn dood plotseling iemand terug zal zien. It looks too much like an awful school reunion”. Het zou toch echt wel moeten lukken dat werkelijk gebeurt wat we diep van binnen verlangen: voortbestaan na de dood en de mensen van wie wij houden terugzien. Een god die dat belooft kan niet bestaan. Wat is dan de zin van het leven ? Dat is het leven zelf. Wie het niet aan kan, wijkt uit naar de fictie.
Maar we willen niemand zijn troost afpakken. Dat religie troostend kan werken, wil niet zeggen dat religie ook waar is (Richard Dawkins). In een recensie over zijn pas verschenen boek wordt aan de Vlaamse schrijver Yves Petry gevraagd of hij gelovig is. Daarop antwoordt hij o.m. “Toen ik later klassieke muziek ontdekte, maakte religieuze muziek zoals The Messiah van Händel, de Mattheuspassie van Bach of het Stabat Mater van Pergolesi veel indruk op me. Ik kan ook zelf wel enkele gregoriaanse hymnes zingen. Maar echt dogmatisme is in mijn ogen niet de ware vorm van religie. Ik ben meer een aanhanger van het ietsisme, waar Etienne Vermeersch zo’n hekel aan had” (4). De filosoof Etienne Vermeersch (1934-2019), een atheïst, was ook een groot muziekkenner en luisterde veel naar de uitvoeringen van de Mattheuspassie van J.S. Bach. Hij wees er dan ook op dat het perfect mogelijk is om als atheïst ontroerd te worden door muziek waarin een religieuze boodschap zit (5). Hij noemt het “voor mij ongeveer de allermooiste muziek die er bestaat”. Niet onbelangrijk is dat hij zegt “voor mij” want wanneer duizend mensen naar de Mattheuspassie luisteren horen we allemaal hetzelfde, maar iedereen ervaart het op een enigszins verschillende wijze (6). Dit hangt af van verschillende factoren. Muziek beluisteren is zoals kijken naar kunst. Men moet dat leren.
Johann Sebastian Bach (1685-1750) was een Duitse barokcomponist. De Matthäus-Passion (BWV 244), is het lijdens- en sterfverhaal van Jezus Christus. De katholieken, die een uitvoering bijwonen, staan er niet meer bij stil dat dit oratorium werd gecomponeerd voor de Thomaskirche in Leipzig waar Bach cantor was van 1723-1750. Het is dus Lutherse kerkmuziek. Dit verklaart waarom de uitvoeringen van de Matthäus-Passion zo populair zijn in Nederland. Mocht Bach het katholicisme beleden hebben, was hij daar nooit aan bod gekomen. Zelf hebben we meer dan 25 jaar naeen op Palmzondag de gerenommeerde uitvoering van de Mattheuspassie bijgewoond in de Sint-Baafskerk in Aardenburg (Zeeland) (7). Daarbij rekenen we ook de uitvoeringen van dirigent Piet van Egmond (1912-1982). Zijn gloedvolle interpretatie werkte doelbewust op het gemoed. Dat beantwoordde volledig aan de doelstellingen van Bach zelf. Die schreef over zijn muziek dat er twee doelen waren: het moest tot Gods eer en tot zielsverrukking leiden. “Zur Ehre Gottes und zur Ergötzung des Gemüths”. De mystieke kracht van de religieuze muziek is het glijmiddel van het geloof. De Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran (1911-1995) kon dan ook beweren: “God heeft veel te danken aan Johann Sebastian Bach”. Muziek beïnvloedt nu eenmaal de stemming.
De muziektherapie is in feite een vorm van psychotherapie die wordt gebruikt voor de behandeling van psychische problemen. Per slot van rekening is het geloof iets dat er van kindsbeen ingepompt wordt en door religieuze muziek kan die hersenspoeling op latere leeftijd nog geactiveerd worden. Eigenlijk zou er beter gedragstherapie toegepast worden om van die neurose verlost te worden. Dat is zo gek nog niet. Angst en onzekerheid zijn nu eenmaal vaste bestanddelen bij elk geloof. De Britse auteur Richard Dawkins wijdde in zijn boek “The God Delusion” een heel hoofdstuk aan de indoctrinatie tijdens de kinderjaren (8), de leeftijd waarop kinderen zeer ontvankelijk zijn voor allerlei bovennatuurlijke verhalen op gezag van de ouders en andere opvoeders. De verhaaltjes over Sinterklaas worden op zeker moment opgeborgen maar de onzin over religie wordt nooit meer herroepen. Het misbruik van het lichtgelovige kind en zijn kinderhersenen. De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) vestigde daar reeds de aandacht op in zijn essay “Over godsdienst” uit 1851. Aan de dogma’s die ze ingestampt kregen mocht nooit meer getwijfeld worden (9). Het boek werd in het Nederlands vertaald onder de veelzeggende titel “Het nut van vrome leugens. Over godsdienst” (10).
Psychologie en religie
Religie wordt wel eens verklaard vanuit het onderzoeksveld van de evolutionaire psychologie. Daarvoor verwijzen we naar Richard Dawkins (11) wiens werk we hier niet gaan overdoen. De psychologie is de studie van het menselijk gedrag. Wat motiveert mensen en wat zijn hun emoties ? Belangrijk hierbij is de persoonlijkheidspsychologie. Zolang de persoonlijkheid nog niet stabiel is, zoals bij jonge kinderen, kan men nog veel kneden. Het religieuze gevoel moet aangeleerd worden. Dat is ook de reden waarom er enkel een priesterroeping kan voortkomen binnen een familiaal godsdienstig milieu. De biotoop moet juist zitten, thuis en op school. Het gaat om godsdienstige ontwikkeling en beleving. Vanaf het moment dat men zelf begint na te denken kan daarin verandering komen (12). De Duitse theoloog Eugen Drewermann (°1940) besloot op zijn 65steverjaardag zijn lidmaatschap van de katholieke kerk op te zeggen. Hij pleit er voor om de letterlijke en historiserende lezing van de Bijbel los te laten. Hij ziet god (na bestudering van de natuurwetenschappen, biologie en neurologie) als “psychologische werkelijkheid in de diepste lagen van onze persoonlijkheid” (13). Met die psychische realiteit zitten we bij de psychoanalyse maar dat is wel de wereld van onbewuste wensen en daarmee samenhangende fantasieën. Wanneer men daarin meegaat (14) kan het kloppen: god is dan een psychische fantasie.
Willy Dezutter
1 Karen Armstrong, Een geschiedenis van God. Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam, 2003.
2 Rik Torfs, Gesprekken over spiritualiteit, in: Knack, 49 (2019), 7, p. 64-69.
3 Het “ietsisme” is een term uit de jaren negentig van de vorige eeuw en slaat op het idee dat er “toch iets moet zijn”. Veel mensen hebben het er moeilijk mee om te aanvaarden dat het na de dood afgelopen is. Men gelooft niet echt meer maar om opportunistische redenen wil men daar nog geen afstand van doen. Men is nog niet helemaal losgekomen van de religieuze indoctrinatie. Het romantisch verlangen is gebleven.
4 Peter Casteels, De pessimistische sociaal democraat in Yves Petry, in: Knack, 49 (2019), 8, p. 92-95.
5 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Uitgeverij Houtekiet, Antwerpen-Utrecht, 2011, p. 404-406.
6 Dirk Verhofstadt, idem, p. 401.
7 Zo’n uitvoering is ook een society gebeuren voor de elite van Zeeland. Het wordt gevolgd door een receptie voor genodigden die dan gezelschap zoeken om in een restaurant te dineren. We bewaren er goede herinneringen aan. Wir setzen uns mit Tränen nieder.
8 Richard Dawkins, God als misvatting (vert. van The God Delusion), Amsterdam, 2006, p. 333-366. “Delusion” betekent eigenlijk waan maar de Nederlandse uitgever koos voor een zachtere vertaling. Katholieken mogen altijd nog uitgedaagd worden maar het protestantse volksdeel kan men beter ontzien. Er wonen nochtans genoeg godsdienstwaanzinnigen in de Nederlandse biblebelt maar die weigeren antigodsdienstige literatuur te lezen. Daarom veranderen ze ook nooit van standpunt. De Ark van Noah is nog niet uit de vaart genomen.
9 Paul Cliteur, Arthur Schopenhauer over filosofie en religie, in: Torben Wolfs (red.), Schopenhauer lezen. Antwerpen-Apeldoorn, 2010, p. 135-151.
10 Uitgave Wereldbibliotheek, 2007. In de vertaling van Hans Driessen (1953-2017), o.m. de vertaler-specialist van de Duitse filosofen A. Schopenhauer, F. Nietzsche en Peter Sloterdijk.
11 Richard Dawkins, God als misvatting, p. 196-208.
12 Dit geldt niet alleen voor christenen maar evengoed voor moslims. Zie: Ali Rizvi, De atheïstische moslim. Een weg van geloof naar rede. Amsterdam, 2016.
13 Matthias Beier, Religie zonder angst en geweld. Hoofdlijnen van Eugen Drewermanns theologie van de menselijkheid. Vught, 2011.
14 De Vlaamse filosoof Maarten Boudry beschouwt de psychoanalyse als een pseudowetenschap. Zie: M. Boudry, Pseudowetenschap aan de universiteit op https://skepp.be/nl/psychologie-coaching/psychoanalyse/pseudo-wetenschap(13.12.2011).