Tag Archives: Eugen Drewermann

De muziek als glijmiddel voor geloof

De Britse auteur Karen Armstrong, schrijfster van het boek Een geschiedenis van God (1), wijst in een gesprek met Rik Torfs (2) op de verloren gegane band tussen religie en beleving.  De reformatie heeft in de 16deeeuw veel van de liturgie overboord gegooid en zich vooral geconcentreerd op het woord, de Schrift.  Maar, zo stelt ze, een religie zonder rituelen is geen religie meer.

Dat is zonder meer waar.  De aantrekkingskracht van de oosterse Kerken schuilt vooral in de liturgische gezangen, de rijke liturgische gewaden en veel wierook.  Sommige mensen geraken daar zodanig door in extase dat ze iconen beginnen te kussen.  Dat extravagante kennen we ook bij de gospeldiensten en de gebedsgenezing.  Karen Armstrong wijst ook op de muzikale en religieuze waarde van de Gregoriaanse gezangen.  De gregoriaanse muziek is de muziek die eigen is aan de Romeinse liturgie in de Katholieke Kerk.  Die liturgische gezangen vallen op door de vrije ritmiek en de stijgende en dalende melodie.  Die eenstemmige vocale muziek, uitgevoerd door een koor, weet gelovigen maar ook ongelovigen te beroeren.  Denken we maar aan het Dies Irae uit de dodenmis.  Door de liturgische bepalingen van het Tweede Vaticaans Concilie werd het formeel uit de rooms-katholieke dodenmis geschrapt.  De toorn van god op het einde der tijden werd weggepoetst.  We kennen het Dies Irae natuurlijk wel nog uit het Requiem in d-klein, KV626 uit 1791 van Wolfgang Amadeus Mozart.

Een herinvoering van de Latijnse liturgie (dat maakt het mysterie groter !) zal echter geen massa’s meer doen terugkeren naar de kerk.  Dat heeft men in de jaren zestig van de 20steeeuw al geprobeerd met de zogenaamde beatmissen, toen men aansluiting zocht bij de moderniteit, maar dat was ook maar van korte duur.  De jeugd werd er niet door aangesproken.  De ontkerkelijking is een feit en de verstandige mensen zijn ongelovig geworden en de opportunisten bekeerden zich tot een strikt persoonlijk ietsisme (3).  Verstandige burgers doen liever iets uit liefde voor de medemens dan uit liefde voor een onzichtbare en machteloze, want onbestaande god.  Er is geen hoop, noch op een verrijzenis noch op een hiernamaals.  Karen Armstrong zegt het zo: “Ik verwacht niet dat ik na mijn dood plotseling iemand terug zal zien. It looks too much like an awful school reunion”.  Het zou toch echt wel moeten lukken dat werkelijk gebeurt wat we diep van binnen verlangen: voortbestaan na de dood en de mensen van wie wij houden terugzien.  Een god die dat belooft kan niet bestaan.  Wat is dan de zin van het leven ?  Dat is het leven zelf.  Wie het niet aan kan, wijkt uit naar de fictie.

Maar we willen niemand zijn troost afpakken. Dat religie troostend kan werken, wil niet zeggen dat religie ook waar is (Richard Dawkins).  In een recensie over zijn pas verschenen boek wordt aan de Vlaamse schrijver Yves Petry gevraagd of hij gelovig is.  Daarop antwoordt hij o.m. “Toen ik later klassieke muziek ontdekte, maakte religieuze muziek zoals The Messiah van Händel, de Mattheuspassie van Bach of het Stabat Mater van Pergolesi veel indruk op me.  Ik kan ook zelf wel enkele gregoriaanse hymnes zingen.  Maar echt dogmatisme is in mijn ogen niet de ware vorm van religie.  Ik ben meer een aanhanger van het ietsisme, waar Etienne Vermeersch zo’n hekel aan had” (4).  De filosoof Etienne Vermeersch (1934-2019), een atheïst, was ook een groot muziekkenner en luisterde veel naar de uitvoeringen van de Mattheuspassie van J.S. Bach.  Hij wees er dan ook op dat het perfect mogelijk is om als atheïst ontroerd te worden door muziek waarin een religieuze boodschap zit (5).  Hij noemt het “voor mij ongeveer de allermooiste muziek die er bestaat”.  Niet onbelangrijk is dat hij zegt “voor mij” want wanneer duizend mensen naar de Mattheuspassie luisteren horen we allemaal hetzelfde, maar iedereen ervaart het op een enigszins verschillende wijze (6).  Dit hangt af van verschillende factoren.  Muziek beluisteren is zoals kijken naar kunst.  Men moet dat leren.

Johann Sebastian Bach (1685-1750) was een Duitse barokcomponist.  De Matthäus-Passion (BWV 244), is het lijdens- en sterfverhaal van Jezus Christus.  De katholieken, die een uitvoering bijwonen, staan er niet meer bij stil dat dit oratorium werd gecomponeerd voor de Thomaskirche in Leipzig waar Bach cantor was van 1723-1750.  Het is dus Lutherse kerkmuziek.  Dit verklaart waarom de uitvoeringen van de Matthäus-Passion zo populair zijn in Nederland.  Mocht Bach het katholicisme beleden hebben, was hij daar nooit aan bod gekomen.  Zelf hebben we meer dan 25 jaar naeen op Palmzondag de gerenommeerde uitvoering van de Mattheuspassie bijgewoond in de Sint-Baafskerk in Aardenburg (Zeeland) (7).  Daarbij rekenen we ook de uitvoeringen van dirigent Piet van Egmond (1912-1982).  Zijn gloedvolle interpretatie werkte doelbewust op het gemoed.  Dat beantwoordde volledig aan de doelstellingen van Bach zelf.  Die schreef over zijn muziek dat er twee doelen waren: het moest tot Gods eer en tot zielsverrukking leiden. “Zur Ehre Gottes und zur Ergötzung des Gemüths”.  De mystieke kracht van de religieuze muziek is het glijmiddel van het geloof.  De Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran (1911-1995) kon dan ook beweren: “God heeft veel te danken aan Johann Sebastian Bach”.  Muziek beïnvloedt nu eenmaal de stemming.

De muziektherapie is in feite een vorm van psychotherapie die wordt gebruikt voor de behandeling van psychische problemen.  Per slot van rekening is het geloof iets dat er van kindsbeen ingepompt wordt en door religieuze muziek kan die hersenspoeling op latere leeftijd nog geactiveerd worden.  Eigenlijk zou er beter gedragstherapie toegepast worden om van die neurose verlost te worden.  Dat is zo gek nog niet.  Angst en onzekerheid zijn nu eenmaal vaste bestanddelen bij elk geloof.  De Britse auteur Richard Dawkins wijdde in zijn boek “The God Delusion” een heel hoofdstuk aan de indoctrinatie tijdens de kinderjaren (8), de leeftijd waarop kinderen zeer ontvankelijk zijn voor allerlei bovennatuurlijke verhalen op gezag van de ouders en andere opvoeders.  De verhaaltjes over Sinterklaas worden op zeker moment opgeborgen maar de onzin over religie wordt nooit meer herroepen.  Het misbruik van het lichtgelovige kind en zijn kinderhersenen.  De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) vestigde daar reeds de aandacht op in zijn essay “Over godsdienst” uit 1851.  Aan de dogma’s die ze ingestampt kregen mocht nooit meer getwijfeld worden (9).  Het boek werd in het Nederlands vertaald onder de veelzeggende titel “Het nut van vrome leugens. Over godsdienst” (10).

Psychologie en religie

Religie wordt wel eens verklaard vanuit het onderzoeksveld van de evolutionaire psychologie.  Daarvoor verwijzen we naar Richard Dawkins (11) wiens werk we hier niet gaan overdoen.  De psychologie is de studie van het menselijk gedrag.  Wat motiveert mensen en wat zijn hun emoties ?  Belangrijk hierbij is de persoonlijkheidspsychologie.  Zolang de persoonlijkheid nog niet stabiel is, zoals bij jonge kinderen, kan men nog veel kneden.  Het religieuze gevoel moet aangeleerd worden.  Dat is ook de reden waarom er enkel een priesterroeping kan voortkomen binnen een familiaal godsdienstig milieu.  De biotoop moet juist zitten, thuis en op school.  Het gaat om godsdienstige ontwikkeling en beleving.  Vanaf het moment dat men zelf begint na te denken kan daarin verandering komen (12).  De Duitse theoloog Eugen Drewermann (°1940) besloot op zijn 65steverjaardag zijn lidmaatschap van de katholieke kerk op te zeggen.  Hij pleit er voor om de letterlijke en historiserende lezing van de Bijbel los te laten.  Hij ziet god (na bestudering van de natuurwetenschappen, biologie en neurologie) als “psychologische werkelijkheid in de diepste lagen van onze persoonlijkheid” (13).  Met die psychische realiteit zitten we bij de psychoanalyse maar dat is wel de wereld van onbewuste wensen en daarmee samenhangende fantasieën.  Wanneer men daarin meegaat (14) kan het kloppen: god is dan een psychische fantasie.

Willy Dezutter

1 Karen Armstrong, Een geschiedenis van God. Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam, 2003.

2 Rik Torfs, Gesprekken over spiritualiteit, in: Knack, 49 (2019), 7, p. 64-69.

3 Het “ietsisme” is een term uit de jaren negentig van de vorige eeuw en slaat op het idee dat er “toch iets moet zijn”.  Veel mensen hebben het er moeilijk mee om te aanvaarden dat het na de dood afgelopen is.  Men gelooft niet echt meer maar om opportunistische redenen wil men daar nog geen afstand van doen.  Men is nog niet helemaal losgekomen van de religieuze indoctrinatie.  Het romantisch verlangen is gebleven.

4 Peter Casteels, De pessimistische sociaal democraat in Yves Petry, in: Knack, 49 (2019), 8, p. 92-95.

5 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Uitgeverij Houtekiet, Antwerpen-Utrecht, 2011, p. 404-406.

6 Dirk Verhofstadt, idem, p. 401.

7 Zo’n uitvoering is ook een society gebeuren voor de elite van Zeeland.  Het wordt gevolgd door een receptie voor genodigden die dan gezelschap zoeken om in een restaurant te dineren.  We bewaren er goede herinneringen aan.  Wir setzen uns mit Tränen nieder.

8 Richard Dawkins, God als misvatting (vert. van The God Delusion), Amsterdam, 2006, p. 333-366. “Delusion” betekent eigenlijk waan maar de Nederlandse uitgever koos voor een zachtere vertaling.  Katholieken mogen altijd nog uitgedaagd worden maar het protestantse volksdeel kan men beter ontzien.  Er wonen nochtans genoeg godsdienstwaanzinnigen in de Nederlandse biblebelt maar die weigeren antigodsdienstige literatuur te lezen.  Daarom veranderen ze ook nooit van standpunt.  De Ark van Noah is nog niet uit de vaart genomen.

9 Paul Cliteur, Arthur Schopenhauer over filosofie en religie, in: Torben Wolfs (red.), Schopenhauer lezen. Antwerpen-Apeldoorn, 2010, p. 135-151.

10 Uitgave Wereldbibliotheek, 2007. In de vertaling van Hans Driessen (1953-2017), o.m. de vertaler-specialist van de Duitse filosofen A. Schopenhauer, F. Nietzsche en Peter Sloterdijk.

11 Richard Dawkins, God als misvatting, p. 196-208.

12 Dit geldt niet alleen voor christenen maar evengoed voor moslims. Zie: Ali Rizvi, De atheïstische moslim. Een weg van geloof naar rede. Amsterdam, 2016.

13 Matthias Beier, Religie zonder angst en geweld. Hoofdlijnen van Eugen Drewermanns theologie van de menselijkheid. Vught, 2011.

14 De Vlaamse filosoof Maarten Boudry beschouwt de psychoanalyse als een pseudowetenschap. Zie: M. Boudry, Pseudowetenschap aan de universiteit op https://skepp.be/nl/psychologie-coaching/psychoanalyse/pseudo-wetenschap(13.12.2011).

De dood is onlosmakelijk verbonden met het leven

Eén van de weinige absolute zekerheden die wij hebben in dit leven, om niet te zeggen dat het de enige is, is dat wij allen binnen afzienbare tijd gaan sterven.  Het leven is eindig.  Tegelijk is er in dit leven weinig of niets waaromtrent we zo weinig weten als over de dood.  Er bestaat geen levende die uit eigen ervaring over de dood verslag kan geven.  “Als we zalig zijn zullen we weten hoe Hij is”, schreef Blaise Pascal (1623-1662) in zijn postuum gepubliceerde “Pensées” (1669).  De dood is onomkeerbaar en een terugkeer naar de toestand van levende is uitgesloten.  Het is zelfs niet wenselijk.  Om de honderd jaar wordt de totale wereldbevolking vernieuwd en om deze cyclus te willen verbreken op grond van wederopstandingsmythen getuigt van grote ijdelheid en hoogmoed.  We maken gewoon plaats voor anderen zoals anderen dat ook hebben gedaan.

Levensverwachting 

Er leven nu meer dan 7 miljard mensen op aarde en volgens de prognose zullen dat er 9 miljard zijn tegen 2050.  In 1804 leefden nog maar één miljard mensen op deze wereld.

We kunnen dus wel spreken over een demografische revolutie.  De draagkracht van de aarde zou wel eens kunnen overschreden worden.  Sinds 1880 gaat de evolutie van de levensverwachting, zowel voor mannen als voor vrouwen, in stijgende lijn.  In de prehistorie was de gemiddelde levensverwachting 19 jaar, in de Middeleeuwen 25 jaar en rond 1900 ongeveer 44 jaar.  De gemiddelde leeftijd in België was in 2011 voor mannen 77,75 jaar en voor vrouwen 82,85 jaar.  In Nederland was dat 79,2 voor mannen en 82,9 voor vrouwen.  Zowel in Nederland als in België leven vrouwen langer maar de stijgende levensverwachting gaat helaas niet automatisch gepaard met een langer leven in goede gezondheid.  Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen wordt wel kleiner.  Jaarlijks sterven er in ons land 100.000 mensen.  Die langere levensduur heeft natuurlijk zijn gevolgen voor de filosofiebeoefening.  We moeten ons nu langer inspannen om het leven zinvol te maken !  Ook het “ontslapen in de Heer” wordt eventueel uitgesteld.  Maar de R.K. kerk is zeer pragmatisch.  Bij zelfmoord en euthanasie is het toch mogelijk om een kerkelijke uitvaart te krijgen, omdat men er van uit gaat dat de betrokkene door “emoties, angst en stress” was overmand.  Maar dan moet men wel eerst dood zijn.  Het hypocriete van de kerk schuilt in het feit dat men de persoon die het voornemen heeft zijn leven te eindigen, de laatste sacramenten weigert.  Maar op die manier kan men de diocesane statistieken van de kerkelijke begrafenissen natuurlijk wel mooi op peil houden.

Zonder leven is er geen dood 

De dood is onlosmakelijk verbonden met het leven.  Zonder leven is er geen dood.  Maar is er zonder dood leven?  Blijkbaar niet.  Eenvoudige waarneming van onze directe omgeving doet ons daartoe besluiten.

Het is in elk geval zo dat de aarde zichzelf bevrucht met haar eigen vruchten die zijn afgestorven.  Planten bijvoorbeeld zullen maar zaad produceren en door middel daarvan zichzelf voortplanten, wanneer ze kunnen groeien in vruchtbare grond.  Grond kan maar vruchtbaar zijn wanneer hij min of meer op regelmatige tijdstippen wordt voorzien van meststoffen en dat zijn reststoffen van verteerde afgestorven levende wezens.  Denken we maar aan de humus.  Wat het plantenrijk betreft, lijken wij in staat te zijn de cyclus van dood en leven min of meer rationeel te kunnen vatten.

Nochtans is ons begrijpen maar schijn.  We denken dat we deze cyclus verstaan omdat wij er biologische en biochemische verklaringen voor hebben.  Onze verklaringen zijn echter louter beschrijvend.  We hebben empirisch kunnen vaststellen dat planten in staat zijn zichzelf voort te planten door het feit dat zij gebruik maken van reststoffen van verteerde afgestorven levende wezens.  Maar waarom het nu eigenlijk zo is dat planten leven bij de gratie van vooraf afgestorven levende wezens, op deze vraag kunnen wij geen antwoord geven.  We kunnen alleen maar antwoorden: omdat het zo is.  Bij mijn weten bestaan er op dit ogenblik geen wetenschappelijke verklaringen waarom mens en dier moeten sterven om nieuw leven tot stand te brengen van soortgenoten.  Misschien komt er een dag dat men wel in staat zal zijn dit wetenschappelijk te verklaren.  Maar zelfs indien dit het geval zou zijn, zal nooit de vraag naar het waarom beantwoord zijn.

Hoewel de wetenschap dus niet in staat is te verklaren waarom het leven uit de dood ontstaat, is het daarom niet minder waar dat de gehele kosmos geënt is op het principe van de cyclus van dood en leven.  Dood en leven zijn de essentie van de kosmos, van ons Zijn.  Het is het grote mysterie.  Niettegenstaande de vaststelling dat de dood even essentieel is als het leven zelf, ervaren wij haar bijna altijd als absurd.  We worden geboren om te sterven.  Een mens wordt ongewild geboren en volgens J.P. Sartre (1905-1980) moet hij daarna toch zijn verantwoordelijkheid nemen en dan gaat hij dood en is alles voor niets geweest.  Volgens de absurdistische filosofie van Albert Camus (1913-1960) heeft het leven geen essentie en betekenis en is de mens gedoemd te leven met de absurditeit van het bestaan.

Het is zeker niet mijn bedoeling te gaan beweren dat de dood wél zinvol is.  Dit zou neerkomen op het geven van een waardeoordeel over de realiteit, wat natuurlijk niet kan, net zo min als men nacht en dag aan een waardeoordeel kan onderwerpen.  Men kan hoogstens zeggen hoe men dag en nacht ervaart.  Zeer velen zullen gevoelens van revolte hebben wanneer wordt vernomen dat een kind sterft en deze misschien niet hebben wanneer wordt vernomen dat een grijsaard van 95 jaar gestorven is.  Dit heeft te maken met emoties die worden ervaren naar aanleiding van het overlijden van een welbepaalde persoon.  Hoewel het niet onnuttig is van na te denken over deze gevoelens wanneer men reflecteert over leven en dood, zoals sommige filosofen dat doen, zou ons dit hier te ver drijven.  Toch is het opvallend dat geestelijke leiders krampachtig vasthouden aan het leven en zich niet inspannen om vervroegd terug te keren naar hun Schepper om eindelijk te kunnen genieten van de eeuwige gelukzaligheid.  Mgr. Huub Ernst, de oud-bisschop van Breda, is 95 jaar oud maar wil nog niet dood. Hij wil leven en stelt “het toevertrouwen aan god” liefst nog wat uit.  Is hij niet geïnteresseerd in “het eeuwige leven” en het spoedig weerzien met zijn Schepper? (Mattheus 25:46) of vreest hij “dag en nacht gepijnigd te worden tot in eeuwigheid”? (Openbaring 20:10).  Een ander voorbeeld staat ons nog duidelijk voor ogen.  Paus Johannes Paulus II (1920-2005) leed aan de ziekte van Parkinson.  In 2005 kreeg hij zware ademhalingsproblemen waardoor hij een tracheotomie (het plaatsen van een buisje in de luchtpijp) moest ondergaan.  Toch verscheen hij nog op het balkon van de Sint-Pieter om de wereld toe te spreken (1). Paus-emeritus Joseph Ratzinger trad op 28.2.2013 terug uit het ambt om te voorkomen dat zijn pontificaat zo treurig zou verlopen als dat van Karol Wojtyla, zijn Poolse voorganger.

Aanwezig in de kosmos

De mens heeft al altijd de drang gehad om de cyclus van dood en leven te begrijpen.  Enerzijds voelt hij een onweerstaanbare drang om deze essentie te vatten, anderzijds beseft hij dat zijn rede daartoe ontoereikend is, wat hem noopt tot nederigheid.  Maar tezelfdertijd maakt het hem ook zeer kwetsbaar want allerlei predikers bleken al vlug in staat om deze existentiële verzuchting te misbruiken door sommigen te doen geloven dat zij de verklaring hebben voor het mysterie van dood en leven, weliswaar in ruil voor complete afhankelijkheid en slaafs opvolgen van hun opgedrongen moraal.  Ik heb het inderdaad over de geopenbaarde godsdiensten.  Het is dus noodzakelijk dat dood en leven benaderd worden vanuit een andere invalshoek dan een puur rationele.  De enige mogelijkheid is dood en leven te benaderen vanuit een spirituele optiek.  Maar wat is spiritualiteit ?  Aan dit woord kunnen verschillende betekenissen gegeven worden.  Ik gebruik het hier in de betekenis van een zichzelf situeren in de kosmos en daaruit gevolgtrekkingen maken voor zijn eigen leven.  Dat is natuurlijk vaag maar als vrijzinnig-humanist kan ik het niet concreter omschrijven.  We zijn het dus aan onszelf verplicht om bezig te zijn met dood en leven. Dit is niet het gevolg van een morele plicht, maar wel het gevolg van een onweerstaanbare existentiële drang waaraan we niet kunnen weerstaan en ook niet hoeven te weerstaan, omdat we nu éénmaal mensen zijn en ons onderscheiden van andere levende wezens door ons spiritueel vermogen, dat er precies uit bestaat dat de mens zich realiseert aanwezig te zijn in de kosmos en er deel van uit te maken.

Mochten wij ons niet bewust zijn van onze aanwezigheid in de kosmos dan zou deze drang niet bestaan.  Wij zijn mensen en niets menselijks is ons vreemd zelfs niet de angst voor het onbekende.  Indien nodig is het onze plicht elkaar te helpen bij het overwinnen van die angst.

Deze vaststelling is heel zeker geen alibi om zich irrationeel te gaan gedragen, integendeel.

Telkens de rede kan worden gebruikt moet er beroep worden op gedaan.  We kunnen ook een beroep doen op andere perceptiemiddelen die zich situeren op het niveau van de atheïstische spiritualiteit, zoals gedefinieerd door prof. Leo Apostel (1925-1995).  Hij zoekt de spiritualiteit in de persoonlijke, innerlijke ervaring van de mens (2).  Een lekenspiritualiteit zonder god.  We hoeven als vrijzinnig-humanisten nog niet beginnen te bidden om onze angst te overwinnen.  Wij hebben voldoende aan de spiritualiteit als effect van het zelfbewustzijn.  Zo kan de mens een antwoord vinden op het besef van de absurditeit.  Dit bevrijdend humanisme staat heel dicht bij de theologie van de menselijkheid van de Duitse theoloog Eugen Drewermann (°1940) (3).  Toch is het niet zo’n drama om dood te gaan, het was uiteindelijk ook niet erg toen je nog niet bestond.  Vanuit menselijk oogpunt is het wel altijd aangenaam dat de meevallers op tijd komen en dat armoede en ziekte vermeden wordt.  Bij het leven horen rampen en zegeningen.  Zo kreeg een Franse generaal, zes uur voor zijn dood, zijn benoeming tot maarschalk.  Zijn antwoord was duidelijk: “Zeg aan de Keizer dat dit goed is voor deze wereld, maar dat ik vertrek naar een land waar dit tot niets kan dienen”.  In tegenstelling tot de dieren zijn we ons bewust van ons bestaan sinds de geboorte en hebben we zicht op de toekomst.  Een dier leeft in het heden maar de mens heeft niet alleen last van de problemen van het heden maar wordt ook nog eens geteisterd door het verleden en de toekomst.  In het ontstaan zijn we verschillend, in het sterven gelijk (Seneca, 4 v.o.t. – 65 na onze tijdrekening).

Afwezigheid van vrees voor de dood en de goden werd ons al geleerd door de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v.o.t.) in zijn uitspraak “De dood gaat ons niets aan”, om te onderlijnen dat het leven belangrijk is om geleefd te worden.  Uit de vrees voor de dood en de goden is de religie ontstaan en die komt onze gemoedsrust enkel verstoren.  Die onrust is geheel onnodig.  Het is onzinnig om de dood te vrezen want “zolang wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood gekomen is, zijn wij er niet meer” wist Epicurus.

In de stoïcijnse levenskunst is er geen plaats voor irrationele gedachten.

De hel is een uitvinding met de bedoeling controle te kunnen uitoefenen over de massa.  De hemel is dan weer een beloning voor de onderdanige volgelingen.  De angst om te sterven houdt de mens nog altijd bezig, maar wel is intussen bewezen dat het niet geloven in de hemel en de hel niet zorgt voor bandeloosheid.  De moraal is niet gebaseerd op religie maar op sociale banden.  Het concept van angst voor straf en hoop op beloning na de dood is totaal voorbij gestreefd.

Willy Dezutter

(1)  Volgens de officiële versie van het Vaticaan wou hij aan de wereld tonen dat het lijden tot het leven behoort en niet meer verstopt moet worden maar met waardigheid kan gedragen worden.  Volgens de kerkleer neem je als gelovige door het lijden deel aan het werk van de verlossing.  Het lijden is het gevolg van de zonde.  Het lijden van Jezus Christus was dus kennelijk onvoldoende !

Het probleem van het lijden is de vraag waarom een almachtige en goede god kwaad en lijden in zijn schepping toestaat.  Voor velen is het probleem van het kwaad het voornaamste bezwaar tegen een geloof in god.

(2)  L. Apostel, Atheïstische spiritualiteit. VUBPress, Brussel, 1998.  L. Apostel definieert spiritualiteit als “een systematische houding en strategie gericht op ervaringen die onze relatie met de diepste realiteit belichamen”.  Daartoe plaatst men zich “in het grootste geheel waartoe men denkt te behoren” en richt men zich “op de basisdoelen in dienst waarvan men het eigen leven stelt”.  Het is een vorm van niet-theïstische spiritualiteit.

(3)  Matthias Beier, Religie zonder angst en geweld. Hoofdlijnen van Eugen Drewermanns theologie van de menselijkheid. Vught, 2011, 256 p.

De Duitse theoloog Eugen Drewermann (°1940) besloot op zijn 65ste verjaardag zijn lidmaatschap van de katholieke kerk op te zeggen.  Hij pleit er voor om de letterlijke en historiserende lezing van de Bijbel los te laten.  Hij ziet god (na bestudering van de natuurwetenschappen, biologie en neurologie) als “psychologische werkelijkheid in de diepste lagen van onze persoonlijkheid”.  Die dieptepsychologische benadering, die het zoekt in het onbewuste, maakt ons overigens zeer sceptisch, temeer als men beseft dat de dieptepsychologie voor een groot deel is voortgekomen uit de behandeling van emotioneel gestoorde mensen.