Tag Archives: Etienne Vermeersch

De muziek als glijmiddel voor geloof

De Britse auteur Karen Armstrong, schrijfster van het boek Een geschiedenis van God (1), wijst in een gesprek met Rik Torfs (2) op de verloren gegane band tussen religie en beleving.  De reformatie heeft in de 16deeeuw veel van de liturgie overboord gegooid en zich vooral geconcentreerd op het woord, de Schrift.  Maar, zo stelt ze, een religie zonder rituelen is geen religie meer.

Dat is zonder meer waar.  De aantrekkingskracht van de oosterse Kerken schuilt vooral in de liturgische gezangen, de rijke liturgische gewaden en veel wierook.  Sommige mensen geraken daar zodanig door in extase dat ze iconen beginnen te kussen.  Dat extravagante kennen we ook bij de gospeldiensten en de gebedsgenezing.  Karen Armstrong wijst ook op de muzikale en religieuze waarde van de Gregoriaanse gezangen.  De gregoriaanse muziek is de muziek die eigen is aan de Romeinse liturgie in de Katholieke Kerk.  Die liturgische gezangen vallen op door de vrije ritmiek en de stijgende en dalende melodie.  Die eenstemmige vocale muziek, uitgevoerd door een koor, weet gelovigen maar ook ongelovigen te beroeren.  Denken we maar aan het Dies Irae uit de dodenmis.  Door de liturgische bepalingen van het Tweede Vaticaans Concilie werd het formeel uit de rooms-katholieke dodenmis geschrapt.  De toorn van god op het einde der tijden werd weggepoetst.  We kennen het Dies Irae natuurlijk wel nog uit het Requiem in d-klein, KV626 uit 1791 van Wolfgang Amadeus Mozart.

Een herinvoering van de Latijnse liturgie (dat maakt het mysterie groter !) zal echter geen massa’s meer doen terugkeren naar de kerk.  Dat heeft men in de jaren zestig van de 20steeeuw al geprobeerd met de zogenaamde beatmissen, toen men aansluiting zocht bij de moderniteit, maar dat was ook maar van korte duur.  De jeugd werd er niet door aangesproken.  De ontkerkelijking is een feit en de verstandige mensen zijn ongelovig geworden en de opportunisten bekeerden zich tot een strikt persoonlijk ietsisme (3).  Verstandige burgers doen liever iets uit liefde voor de medemens dan uit liefde voor een onzichtbare en machteloze, want onbestaande god.  Er is geen hoop, noch op een verrijzenis noch op een hiernamaals.  Karen Armstrong zegt het zo: “Ik verwacht niet dat ik na mijn dood plotseling iemand terug zal zien. It looks too much like an awful school reunion”.  Het zou toch echt wel moeten lukken dat werkelijk gebeurt wat we diep van binnen verlangen: voortbestaan na de dood en de mensen van wie wij houden terugzien.  Een god die dat belooft kan niet bestaan.  Wat is dan de zin van het leven ?  Dat is het leven zelf.  Wie het niet aan kan, wijkt uit naar de fictie.

Maar we willen niemand zijn troost afpakken. Dat religie troostend kan werken, wil niet zeggen dat religie ook waar is (Richard Dawkins).  In een recensie over zijn pas verschenen boek wordt aan de Vlaamse schrijver Yves Petry gevraagd of hij gelovig is.  Daarop antwoordt hij o.m. “Toen ik later klassieke muziek ontdekte, maakte religieuze muziek zoals The Messiah van Händel, de Mattheuspassie van Bach of het Stabat Mater van Pergolesi veel indruk op me.  Ik kan ook zelf wel enkele gregoriaanse hymnes zingen.  Maar echt dogmatisme is in mijn ogen niet de ware vorm van religie.  Ik ben meer een aanhanger van het ietsisme, waar Etienne Vermeersch zo’n hekel aan had” (4).  De filosoof Etienne Vermeersch (1934-2019), een atheïst, was ook een groot muziekkenner en luisterde veel naar de uitvoeringen van de Mattheuspassie van J.S. Bach.  Hij wees er dan ook op dat het perfect mogelijk is om als atheïst ontroerd te worden door muziek waarin een religieuze boodschap zit (5).  Hij noemt het “voor mij ongeveer de allermooiste muziek die er bestaat”.  Niet onbelangrijk is dat hij zegt “voor mij” want wanneer duizend mensen naar de Mattheuspassie luisteren horen we allemaal hetzelfde, maar iedereen ervaart het op een enigszins verschillende wijze (6).  Dit hangt af van verschillende factoren.  Muziek beluisteren is zoals kijken naar kunst.  Men moet dat leren.

Johann Sebastian Bach (1685-1750) was een Duitse barokcomponist.  De Matthäus-Passion (BWV 244), is het lijdens- en sterfverhaal van Jezus Christus.  De katholieken, die een uitvoering bijwonen, staan er niet meer bij stil dat dit oratorium werd gecomponeerd voor de Thomaskirche in Leipzig waar Bach cantor was van 1723-1750.  Het is dus Lutherse kerkmuziek.  Dit verklaart waarom de uitvoeringen van de Matthäus-Passion zo populair zijn in Nederland.  Mocht Bach het katholicisme beleden hebben, was hij daar nooit aan bod gekomen.  Zelf hebben we meer dan 25 jaar naeen op Palmzondag de gerenommeerde uitvoering van de Mattheuspassie bijgewoond in de Sint-Baafskerk in Aardenburg (Zeeland) (7).  Daarbij rekenen we ook de uitvoeringen van dirigent Piet van Egmond (1912-1982).  Zijn gloedvolle interpretatie werkte doelbewust op het gemoed.  Dat beantwoordde volledig aan de doelstellingen van Bach zelf.  Die schreef over zijn muziek dat er twee doelen waren: het moest tot Gods eer en tot zielsverrukking leiden. “Zur Ehre Gottes und zur Ergötzung des Gemüths”.  De mystieke kracht van de religieuze muziek is het glijmiddel van het geloof.  De Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran (1911-1995) kon dan ook beweren: “God heeft veel te danken aan Johann Sebastian Bach”.  Muziek beïnvloedt nu eenmaal de stemming.

De muziektherapie is in feite een vorm van psychotherapie die wordt gebruikt voor de behandeling van psychische problemen.  Per slot van rekening is het geloof iets dat er van kindsbeen ingepompt wordt en door religieuze muziek kan die hersenspoeling op latere leeftijd nog geactiveerd worden.  Eigenlijk zou er beter gedragstherapie toegepast worden om van die neurose verlost te worden.  Dat is zo gek nog niet.  Angst en onzekerheid zijn nu eenmaal vaste bestanddelen bij elk geloof.  De Britse auteur Richard Dawkins wijdde in zijn boek “The God Delusion” een heel hoofdstuk aan de indoctrinatie tijdens de kinderjaren (8), de leeftijd waarop kinderen zeer ontvankelijk zijn voor allerlei bovennatuurlijke verhalen op gezag van de ouders en andere opvoeders.  De verhaaltjes over Sinterklaas worden op zeker moment opgeborgen maar de onzin over religie wordt nooit meer herroepen.  Het misbruik van het lichtgelovige kind en zijn kinderhersenen.  De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) vestigde daar reeds de aandacht op in zijn essay “Over godsdienst” uit 1851.  Aan de dogma’s die ze ingestampt kregen mocht nooit meer getwijfeld worden (9).  Het boek werd in het Nederlands vertaald onder de veelzeggende titel “Het nut van vrome leugens. Over godsdienst” (10).

Psychologie en religie

Religie wordt wel eens verklaard vanuit het onderzoeksveld van de evolutionaire psychologie.  Daarvoor verwijzen we naar Richard Dawkins (11) wiens werk we hier niet gaan overdoen.  De psychologie is de studie van het menselijk gedrag.  Wat motiveert mensen en wat zijn hun emoties ?  Belangrijk hierbij is de persoonlijkheidspsychologie.  Zolang de persoonlijkheid nog niet stabiel is, zoals bij jonge kinderen, kan men nog veel kneden.  Het religieuze gevoel moet aangeleerd worden.  Dat is ook de reden waarom er enkel een priesterroeping kan voortkomen binnen een familiaal godsdienstig milieu.  De biotoop moet juist zitten, thuis en op school.  Het gaat om godsdienstige ontwikkeling en beleving.  Vanaf het moment dat men zelf begint na te denken kan daarin verandering komen (12).  De Duitse theoloog Eugen Drewermann (°1940) besloot op zijn 65steverjaardag zijn lidmaatschap van de katholieke kerk op te zeggen.  Hij pleit er voor om de letterlijke en historiserende lezing van de Bijbel los te laten.  Hij ziet god (na bestudering van de natuurwetenschappen, biologie en neurologie) als “psychologische werkelijkheid in de diepste lagen van onze persoonlijkheid” (13).  Met die psychische realiteit zitten we bij de psychoanalyse maar dat is wel de wereld van onbewuste wensen en daarmee samenhangende fantasieën.  Wanneer men daarin meegaat (14) kan het kloppen: god is dan een psychische fantasie.

Willy Dezutter

1 Karen Armstrong, Een geschiedenis van God. Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam, 2003.

2 Rik Torfs, Gesprekken over spiritualiteit, in: Knack, 49 (2019), 7, p. 64-69.

3 Het “ietsisme” is een term uit de jaren negentig van de vorige eeuw en slaat op het idee dat er “toch iets moet zijn”.  Veel mensen hebben het er moeilijk mee om te aanvaarden dat het na de dood afgelopen is.  Men gelooft niet echt meer maar om opportunistische redenen wil men daar nog geen afstand van doen.  Men is nog niet helemaal losgekomen van de religieuze indoctrinatie.  Het romantisch verlangen is gebleven.

4 Peter Casteels, De pessimistische sociaal democraat in Yves Petry, in: Knack, 49 (2019), 8, p. 92-95.

5 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Uitgeverij Houtekiet, Antwerpen-Utrecht, 2011, p. 404-406.

6 Dirk Verhofstadt, idem, p. 401.

7 Zo’n uitvoering is ook een society gebeuren voor de elite van Zeeland.  Het wordt gevolgd door een receptie voor genodigden die dan gezelschap zoeken om in een restaurant te dineren.  We bewaren er goede herinneringen aan.  Wir setzen uns mit Tränen nieder.

8 Richard Dawkins, God als misvatting (vert. van The God Delusion), Amsterdam, 2006, p. 333-366. “Delusion” betekent eigenlijk waan maar de Nederlandse uitgever koos voor een zachtere vertaling.  Katholieken mogen altijd nog uitgedaagd worden maar het protestantse volksdeel kan men beter ontzien.  Er wonen nochtans genoeg godsdienstwaanzinnigen in de Nederlandse biblebelt maar die weigeren antigodsdienstige literatuur te lezen.  Daarom veranderen ze ook nooit van standpunt.  De Ark van Noah is nog niet uit de vaart genomen.

9 Paul Cliteur, Arthur Schopenhauer over filosofie en religie, in: Torben Wolfs (red.), Schopenhauer lezen. Antwerpen-Apeldoorn, 2010, p. 135-151.

10 Uitgave Wereldbibliotheek, 2007. In de vertaling van Hans Driessen (1953-2017), o.m. de vertaler-specialist van de Duitse filosofen A. Schopenhauer, F. Nietzsche en Peter Sloterdijk.

11 Richard Dawkins, God als misvatting, p. 196-208.

12 Dit geldt niet alleen voor christenen maar evengoed voor moslims. Zie: Ali Rizvi, De atheïstische moslim. Een weg van geloof naar rede. Amsterdam, 2016.

13 Matthias Beier, Religie zonder angst en geweld. Hoofdlijnen van Eugen Drewermanns theologie van de menselijkheid. Vught, 2011.

14 De Vlaamse filosoof Maarten Boudry beschouwt de psychoanalyse als een pseudowetenschap. Zie: M. Boudry, Pseudowetenschap aan de universiteit op https://skepp.be/nl/psychologie-coaching/psychoanalyse/pseudo-wetenschap(13.12.2011).

God en de Holocaust

Sinds de Belgische kerkjurist Rik Torfs geen rector meer is van de KU Leuven heeft hij nog meer tijd dan vroeger om op kruistocht te gaan tegen het ongeloof.  Voor de rest profiteert hij wellicht gewoon mee van de seculiere verwezenlijkingen van de naoorlogse welvaartsmaatschappij.  Tijdens die Tweede Wereldoorlog zijn er vreselijke dingen gebeurd, zoals het plan van de nazi’s om de Joden uit te roeien.  Het best van al kennen we dat onder de naam Holocaust wanneer we dat willen herdenken.

Volgens betrouwbare schattingen ligt het totaal aantal vermoorde Joden rond de 6 miljoen. Naar het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz werden ongeveer 1,3 miljoen mensen gedeporteerd, van wie er ongeveer 1,1 miljoen om het leven kwamen, vooral door vergassing.

De eerste grote vergassing en de verbranding van de lijken in een crematorium vond plaats in december 1941 in Auschwitz I.  Het vernietigingskamp Auschwitz II (Birkenau) werd geopend in 1942.  Een veel gestelde vraag is: waar was god op dat ogenblik ?  Prof. Rik Torfs heeft daarop een antwoord geformuleerd in zijn essay “Zijn religies sterker dan ideologieën” (met als ondertitel: “Over de stille kracht van godsdiensten”) dat verscheen in het weekblad Knack van 10 januari 2018. Omdat we begrijpen dat niet iedereen zomaar kan teruggrijpen naar de oorspronkelijk verschenen tekst hebben we het onderdeel “Holocaust” er uitgelicht en citeren we het hieronder letterlijk opdat u onze commentaar die er op aansluit beter kunt volgen.

Holocaust

“Wetenschap en logica zijn sterk genoeg om ideologieën die zichzelf een rationeel imago aanmeten op hun eigen terrein te verslaan.  Maar met godsdiensten ligt het anders.  Je kunt er rationeel over discussiëren – over de Heilige Drievuldigheid bestaan allerlei geleerde theorieën – maar tegelijk is religie meer dan zuivere rede.  Een religieus mens zal nooit van zijn misvattingen genezen door rationele argumenten alleen.  Daarin schuilt de frustratie van de atheïst: hij bouwt een redenering op die sluit als een bus, maar zijn premisse dat je überhaupt redelijk kunt besluiten tot het bestaan, en in zijn geval het niet-bestaan, van God is vanuit religieus perspectief onaanvaardbaar.  God en de Holocaust, ziedaar een thema dat deze problematiek haarscherp illustreert.  De Holocaust is voor veel van onze tijdgenoten een reden om te besluiten dat God niet bestaat.  Want als er een God was, zou hij de gruwel van de kampen nooit hebben toegestaan, zo luidt de redenering.  Ze leggen een oorzakelijk verband tussen de kampen en het niet-bestaan van God.  Dat gebeurt aan de hand van een logische redenering die tot een duidelijke conclusie leidt.  Nu kun je bij de redenering zelf een paar kanttekeningen plaatsen.  De God die niet bestaat heeft welbepaalde, specifieke eigenschappen.  Enkel als God almachtig is en over de middelen beschikte om de Holocaust te verhinderen, kan hij ervoor aansprakelijk worden gesteld.  Alleen wie heel goed weet wie God is, komt op die manier tot het besluit dat hij niet bestaat: een vreemde gedachte.  Maar dit terzijde. Want Gods aansprakelijkheid voor de Holocaust is een thema dat nadere analyse verdient.  Zo schreef een chassidische meester dat een God die zich beperkt tot daden die wij mensen kunnen begrijpen, onmogelijk God kan zijn.  De logische redenering dat een almachtige God op morele gronden niet kan bestaan indien hij de Holocaust toelaat, wordt hier doorbroken.  De chassidische meester zegt tussen de lijnen dat logica fijn is voor de mensen, maar niet voor God.  Kortom, wie waarlijk religieus is, erkent de menselijke logica wel, maar niet als grens van het religieuze denken. De confrontatie tussen de kracht van het menselijke brein en het ondoorgrondelijke van God speelt ook in volgend verhaal.  In een concentratiekamp uiten joden hun woede tegenover God, die hen in zulk een ellendige situatie bracht.  Ze brengen hem voor hun tribunaal, dat hem schuldig verklaart. Daarna richten wie hem net daarvoor hadden veroordeeld, tot hem een gebed.  Ik vind dat een prachtig verhaal, waar de sterkte van het religieuze denken tweemaal in oplicht.  Ten eerste dagen de slachtoffers van de Holocaust God uit.  Braafheid is allerminst een religieuze houding.  Wie God ernstig neemt, reageert niet op hem met onverschilligheid.  De idee dat de mens God ter verantwoording roept, is prachtig.  Zijn veroordeling door diezelfde mens gaat natuurlijk nog een stap verder.  Je zou ze driest kunnen noemen, maar je kunt met reden argumenteren dat de wreedheid van de Holocaust haar perfect rechtvaardigt.  De veroordeling van God zou kunnen leiden tot de ontkenning van zijn bestaan.  Dat ligt in de lijn van de hedendaagse atheïsten die de Holocaust als een argument voor hun positie aandragen.  Het zou, simpel uitgedrukt, de logica zelve zijn.  Maar het religieuze gevoel overstijgt de zuivere rede.  De joden bidden tot de veroordeelde God.  De mens heeft het recht hem ter verantwoording te roepen en te veroordelen, maar dat verhindert niet dat hij God blijft en boven elk menselijk denken en handelen staat, ook als hij daar zelf het voorwerp van is.”

Kanttekeningen

Wij zijn niet zo ijdel te denken dat u zelf niet de juiste conclusies kunt trekken uit de omfloerste redeneringen van Rik Torfs maar toch willen we het nog voorzien van ons eigen commentaar.  Men kan ook nog eens de passages lezen die Karen Armstrong er aan wijdde (1).  Alles staat of valt met een juiste definitie van god.  Dat heeft hij altijd geweigerd zodat het bijna ondoenbaar is om met hem in discussie te treden.  Hoewel hij zichzelf katholiek noemt (hopelijk bedoelt hij rooms-katholiek want zijn bazen, de Belgische bisschoppen zijn dat ook) gaat hij niet akkoord met de gangbare definitie van de christelijke god, de barmhartige en almachtige god, de schepper van hemel en aarde.  Over een god die volmaakt is, algoed, almachtig en alwetend hoor je hem nooit.  Voor hem valt god niet te onderzoeken.  Dat is ook de reden waarom iemand als prof. Etienne Vermeersch dergelijke opponenten een “pierewiet” noemt.  Hij noemt Rik Torfs niet bij naam maar het valt de laatste tijd wel op dat Torfs geregeld op de kap zit van Vermeersch (2).  Wie het schoentje past trekke het aan.  Ook prof. Paul Cliteur kan om dezelfde reden niet overweg met die persoonlijke beleving van het godsbeeld van Torfs.  Over de goedheid en almacht tegenover het kwaad is Etienne Vermeersch zeer duidelijk en het past in ons betoog om hem hiervoor uitgebreid te citeren:

1 Een god die oneindig goed is, zal een wereld willen scheppen waarin geen kwaad en geen lijden voorkomt.

2 Een god die almachtig is en oneindig wijs, kan een wereld scheppen waarin geen kwaad en geen lijden voorkomt.

3 Als de god van het christendom almachtig en oneindig wijs is, zal in de wereld geen lijden en kwaad voorkomen.

4 Welnu, er is zonder twijfel lijden en kwaad in deze wereld.

Het besluit van E. Vermeersch is dan ook zeer helder: ofwel is god dus niet almachtig, ofwel niet oneindig goed en wijs, ofwel niet de schepper van deze wereld.  In elk van die gevallen is hij niet de christelijke god. Het komt er gewoon op neer dat die christelijke god, met zijn specifieke kenmerken, niet bestaat, aangezien er in de wereld lijden en kwaad is (3).  Dit betoog is al heel oud maar niemand heeft ooit een sluitend tegenargument kunnen voorleggen.  Het is slim van R. Torfs om het over een andere boeg te gooien want de kerken blijven gehecht aan dat starre concept van de almachtige god.  Hij mag zich ver wagen maar nu ook weer niet zijn baan aan de universiteit kwijtraken.  Ook in de islam is god uniek, almachtig en alomtegenwoordig. Bij het godsbegrip in de monotheïstische (Abrahamitische) godsdiensten (christendom, jodendom, islamitische godsdienst) liggen de begrippen dicht bij elkaar.  De R.K. kerk stelde in 1965 in de pauselijke verklaring “Nostra Aetate” (“In onze tijd”) dat zowel de joden als de moslims dezelfde ene god aanbidden.  God kan natuurlijk niet aansprakelijk gesteld worden voor de Holocaust.  Dat was mensenwerk net zoals hij nu nog altijd het bezitten en ontwikkelen van massavernietigingswapens toelaat.  In het concentratiekamp uitten de Joden zelf hun woede tegenover god om vervolgens tot hem te bidden. Nu zat god wel niet te wachten op deze aanmaning temeer omdat wetenschappelijk werd bewezen dat bidden niet helpt (4).  Een gebed kan hooguit het effect hebben van persoonlijke voldoening zoals bij alle vormen van meditatie, maar men kan er niets mee afsmeken.  De chassidische meester zoals genoemd door R. Torfs verkeert in dit geval.  Die chassidische meesters waren ultraorthodoxe mystici die stille meditatie gebruikten als een manier om één te worden met de Ein-Sof.  Ze wilden in de stilte god leren kennen in zijn oneindige verborgenheid.  Ook Torfs is zo’n “Stille Rebbe”.  De Ein-Sof is de kabbalistische interpretatie van god die men onmogelijk kan begrijpen.  Op de keper beschouwd is Torfs geen katholiek maar een discipel van de chassidiem.  “God is overal waar je Hem binnenlaat” zei een chassidische meester (uit de 19de eeuw); dat komt goed overeen met de genade die binnenstroomt bij R. Torfs (5).  Alleen geeft hij ook hier weer geen definitie van die genade.  We nemen zelf aan dat het wordt gebruikt in de meest gangbare betekenis: “de bovennatuurlijke hulp die God de mens ter wille van Christus gratis verleent om zijn eeuwige bestemming te bereiken” (6).  De heiligmakende genade zouden we ontvangen bij het doopsel.  Heel die genadeleer lijkt ons nogal fantasievol.  Hij is dus letterlijk “een man van god” waarbij het louter gaat om persoonlijke ervaringen en emoties.  Wanneer je je openstelt voor die genade stroomt ze zo binnen.  Een overdosis lijkt dan ook niet uitgesloten.  God is gewoon een hersenproces en zit in je hoofd.  Wanneer de hersenen sterven, sterft ook god.  Maar een logische geest lijkt ons minder gevaarlijk dan persoonlijke emoties.  Verder meent hij dat de veroordeling van god in Auschwitz en het ontkennen van zijn bestaan in de lijn ligt van de hedendaagse atheïsten.

Die conclusies werden eerst en vooral getrokken door de Joodse schrijvers zelf.  Toen de latere Nobelprijswinnaar voor de Vrede Elie Wiesel in het dodenkamp Auschwitz naar de zwarte rook keek die uit het crematorium op kringelde waarin het lijk van zijn moeder en zijn zuster waren geworpen, wist hij dat zijn geloof voor eeuwig door de vlammen verteerd was.  Zijn roman De Nacht handelt over die verschrikkingen (7).  Waarom kon god de ovens van Auschwitz niet stilleggen ?  Wat toen niet kon lukte zoveel jaren later wel.  Op 13 mei 1981 vond er op het Sint-Pietersplein van Vaticaanstad een aanslag plaats op paus Johannes Paulus II (1920-2005).  Hij werd door vier kogels geraakt maar overleefde het.  Tijdens een dankdienst achteraf verklaarde de paus dat de Heilige Maagd Maria zijn leven had gered door de afgeschoten kogels van hun baan te laten afwijken.  De paus is de plaatsvervanger van Christus op aarde dus is het normaal dat de moeder van Jezus een oogje in het zeil houdt.  God waakte dus over zijn veiligheid net zoals hij dat deed voor Adolf Hitler. Het zegt toch wel iets over de kerkleer: god, de H. Maagd of een willekeurige heilige, kan individuele levens redden maar even goed er honderd tegelijkertijd laten verdrinken in de Middellandse Zee. Wanneer er 99 onschuldigen verdrinken en één wordt gered zegt die doodleuk voor de camera dat hij door god gered werd.  God redt er één, de uitverkorene, en laat de rest aan onschuldige vrouwen en kinderen verdrinken.  De Middellandse Zee als godvergeten massagraf.  Het staat op hetzelfde niveau als de voetballer die scoort, een kruisteken slaat, omhoog kijkt en twee aparte vingers in de lucht steekt.  God heeft het doelpunt gemaakt, de voetballer was slechts het werktuig in gods handen.  Ja maar, zal men zeggen, dat is bijgeloof, een soort dat bij het voetbal hoort en andere sporten.  Maak je daar toch niet druk over.  Rik Torfs geeft geen rationeel antwoord op de vraag of god bestaat; het is voor hem een gevoel.  Dat doet me denken aan al die mensen die een religieuze ervaring krijgen wanneer ze in een ongerept landschap staan (een spirituele ervaring met boomgeesten) maar dat niet ervaren wanneer ze in de richting van rokende schoorstenen kijken.  Hij heeft een mooie schrijfstijl maar het is niet meer dan een intellectuele reflectie op het geloof.

De ovens werden niet stilgelegd

De vraag is niet of god wel of niet bestaat maar waarom hij, zoals in het Oude Testament, geen tekens meer geeft.  Waarom is hij dat verleerd ?  In een tijd dat iedereen met zijn smartphone fotograaf is zou dat veel interessante YouTube-filmpjes kunnen opleveren.  Wereldwijd.  God bemoeit zich niet met de aarde maar dan zitten alle godsdiensten van het boek toch wel met een serieus probleem.  Bij de Holocaust denken we automatisch aan treinen.  De eerste trein in Nederland reed op 20 september 1839 op de spoorlijn Amsterdam-Haarlem.  Bijna 107.000 mensen zijn vanuit kamp Westerbork (Nederland) per trein op transport gesteld.  De eerste was op 15 juli 1942 en nog 96 andere zouden volgen.  Diende god de trein reeds te stoppen in 1839 of op z’n minst toch in 1942 ?  Waarom zou men wachten op het stilleggen van de ovens wanneer men ook de trein kan stoppen ?  De alwetende god wist trouwens al in 1839 wat er in 1942 te gebeuren stond. Het is het verhaal van de hamer waar men een spijker mee in de muur kan slaan maar ook zijn schoonmoeder vermoorden.  Er bestaat dus keuzevrijheid: god bemoeit zich daar niet mee.  Men spreekt dan over “de vrije wil” van de mens.

Tussen 1933 en 1944 werden in totaal 42 aanslagen of pogingen gepleegd op Adolf Hitler.  We onthouden er maar één, die van 20 juli 1944 door kolonel Von Stauffenberg.  Hitler werd slechts lichtgewond.  Von Stauffenberg was alleszins geen werktuig in gods handen, god stond helemaal aan de kant van Hitler.  Het tij was wel aan het keren (D-Day 6 juni 1944), want god staat altijd aan de zijde van het leger met de sterkste kanonnen.  Diende god Hitler voortijdig uit te schakelen ?  In dit geval waren er andere opties mogelijk geweest.  Op de Wanseeconferentie van 20 januari 1942, waar de “Endlösung der Judenfrage” werd beslist kregen noch Reinhard Heydrich noch Adolf Eichmann een hartstilstand toebedeeld door de Almachtige.  De utopische god kreeg geen kans.  Dat is ook maar logisch want hij bestaat niet.  De ovens doven ?  Ze hadden nooit mogen gebouwd worden !  Maar god stimuleert ook de vernieuwing: hij liet gasovens bouwen.  Het probleem van het bestaan van het lijden en het kwaad kan worden beschouwd als de voornaamste argument tegen een geloof in god.  Er is dus alle reden om te twijfelen aan het bestaan van een rechtvaardige god (de “theodicee-kwestie”).  Het is ook het verhaal over het kwaad dat goede mensen treft.  Op een ongevoelige god zit niemand te wachten.  Het idee van een persoonlijke god, ongenaakbaar en verborgen, valt nog door niemand te verdedigen (8).  Wat Auschwitz betreft is één ding zeker: ze werden door geen enkele god van de monotheïstische godsdiensten gered.  Das Böse darf und dürfte nicht sein, aber es ist.  God geeft dus aan de mensheid de vrijheid om te martelen en te doden.  God is liefde.  Straks zal men nog beweren dat de Holocaust een verdiende straf van god was.  In ieder geval behoorde het tot gods ondoorgrondelijke wijsheid.  Het oude verhaal van het lijden als genezing van onze zonden.

God heeft nu eenmaal andere maatstaven dan de mensen. Straks moeten we nog medelijden krijgen met hem; de god die zelf lijdt.  We hebben daar onze twijfels bij, want hij was geenszins geschokt door de Holocaust want later volgden nog volkerenmoorden in Cambodja, Rwanda, Bosnië.  Bij de genocide in 2017 tegen de Rohingya-moslims in Myanmar was het Allah die weer zat te slapen zoals die keer in Srebrenica (Bosnië) in 1995.  De god van liefde is steeds ver te zoeken.  Maar dat was reeds bekend bij de verlichtingsfilosofen die wezen op de dodelijke aardbeving van Lissabon in 1755 die tevens gepaard ging met een tsunami.  Van de 200.000 inwoners werden er 30.000 – 40.000 gedood en 85 procent van de stad werd verwoest.  Voortschrijdend inzicht verplaatste de problematiek van lijden en kwaad ook naar de dierenwereld (9).  We grijpen tot slot terug naar de filosofische formulering die we vinden bij de Griekse filosoof Epicurus (371-342 v.o.t.) en parafraserend komt dat neer op de krachtige quote die er werd van afgeleid:

Als God almachtig is, had Hij de Holocaust kunnen voorkomen.

Als Hij niet in staat was hem tegen te houden, is Hij onmachtig en nutteloos; als Hij hem wel had kunnen tegenhouden, maar verkoos het niet te doen, is hij een monster (10).

Dat inzicht is gebaseerd op het tekstfragment of tetralemma van Epicurus zoals te lezen bij de vroegchristelijke schrijver Lactantius (ca. 250-320). De volledige weergave geven wij in een aparte notitie (11) omdat het nog altijd zo’n krachtig bewijs vormt voor het niet-bestaan van de christelijke en joodse god.  Maar weet het maar zeker: de Bijbelse god is in Auschwitz gestorven.  Toch zullen er altijd mensen blijven bestaan die niet in de mens zelf geloven en daarvoor een hoger wezen nodig hebben.  Maar in de Kerk is er altijd plaats voor vergeving.

Willy Dezutter

1 Karen Armstrong, Een geschiedenis van God. Vierduizend jaar jodendom, christendom en islam. De Bezige Bij, Amsterdam, 2006, p. 415-416.

2 Lisbeth Imbo, Mag God nog ? Een vrijzinnige, een christen en een moslim in gesprek. Paul Cliteur – Rik Torfs – Khalid Benhaddou. Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, Gent, 2017, p. 144

3 Etienne Vermeersch, Over God. Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2016, p. 34-36.

4 Michael Shermer, Gebed en genezing. Het verdict is duidelijk: de resultaten zijn nihil. In: Wonder en is gheen Wonder (tijdschrift voor wetenschap en rede van Skepp), 2006, 2, p. 11-12 met opgave van de Engelstalige literatuur. Uiteraard allemaal dubbelblind en placebogecontroleerd onderzoek. Ook zeer expliciet Johan Braeckman en Maarten Boudry, De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken. Antwerpen, 2012, vierde druk, p. 213-219 over wetenschappelijke studies over bidden.

5 Lisbeth Imbo, Mag God nog ?, p. 139.

6 Van Dale Grootwoordenboek van de Nederlandse Taal. Utrecht-Antwerpen, viertiende herziene uitgave, 2005, p. 1143. Het is wel een lexicografische omschrijving die op de lachspieren werkt.

7 Elie Wiesel, De Nacht (Hilversum, 1986), de Nederlandse vertaling van La Nuit (Paris, 1958).

8  Aanbevolen literatuur: Victor J. Stenger, God een onhoudbare hypothese.  Hoe de wetenschap bewijst dat god niet bestaat. (Ned. vert.), Uitgeverij Veen, Diemen, 2008, o.m. zijn hfst. VIII over “Redeneren over het kwade”, pp. 191-199.

9 Nicola Hoggard Creegan, Animal Suffering & the Problem of Evil. Oxford University Press, 2013.

10 Karen Armstrong, op.cit. p. 416.

11 Zie onze aparte bijdrage over “Epicurus over god en het kwaad” en de Bijlage over het “Dilemma Epicureum” op deze blog.

 

Epicurus over god en het kwaad

Centraal in de filosofie van de Griekse wijsgeer Epicurus (ca. 341-270 v.o.t. = voor onze tijdrekening) staat het persoonlijk geluk dat men kan bereiken door zoveel mogelijk pijn en verdriet te vermijden.

Hij bezwoer ook de angst voor de dood: “Heb geen angst voor de dood, want zolang wij er zijn is de dood er niet en als de dood er is, zijn wij er niet meer”.  Hij heeft de mensen ook bevrijd van bijgeloof en vrees voor de goden.  De waarneming is volgens Epicurus de enige bron van kennis.  Natuurlijk beschouwden de kerkvaders (de leraren van de vroegchristelijke kerk) hem als een ketter.  Al 2300 jaar geleden ontwikkelde hij een filosofie die inging tegen de religie en mystiek.  Veel van zijn geschriften zijn verloren gegaan en andere, dikwijls slechts fragmenten, werden overgeleverd door latere schrijvers uit de oudheid.  Dat is niet zo uitzonderlijk want zoals iedereen weet, kennen we het werk van Socrates (toch de stichter van de westerse filosofie) voornamelijk via Plato.  Of denk aan de weinig bekende filosoof Celsus die rond 178 o.t. het “Ware woord” schreef, een kritisch boek over het christelijk geloof.  Dit boek bleef niet bewaard maar we kennen de hoofdlijnen omdat Origines het bestreed in zijn “Contra Celsum” uit 248.  Eén van die fragmenten van Epicurus handelt over zijn bekende stelling waar hedendaagse theologen nog altijd mee worstelen en dat terug te vinden is in de “De ira Dei” (“De toorn Gods”) van de vroegchristelijke schrijver Lactantius (ca. 250-320 o. t. = onze tijd).  Het luidt als volgt:

“Ofwel wil God het lijden wegnemen en kan Hij het niet.  Ofwel kan Hij het en wil Hij het niet wegnemen.  Ofwel wil Hij het niet en kan Hij het niet.  Ofwel wil Hij het en kan Hij het.  Indien Hij het wil en niet kan, is Hij onmachtig, wat niet overeenkomt met God.  Indien Hij het kan en niet wil, is Hij ongenadig, iets dat aan God evenzeer vreemd moet zijn.  Indien Hij het niet wil en niet kan is Hij zowel ongenadig als onmachtig en derhalve ook geen God.  Indien Hij wil en kan – en dat is het enige wat God past – vanwaar komt dan het kwaad en waarom neemt God het niet weg ?” (1)

Ter vergelijking geven wij hier ook de vertaling van prof. E. Vermeersch en voor alle duidelijkheid ook de weergave van de oorspronkelijke tekst zoals te vinden bij Lactantius.  E. Vermeersch tekent daarbij aan: “Dat is een volstrekt logische redenering waar je geen speld kan tussen krijgen” (Dirk Verhofstadt, op.cit. p. 85).

“Ofwel wil God het kwade uit de wereld wegnemen, maar kan hij het niet; ofwel kan hij het, maar wil hij het niet.  Ofwel wil hij het niet en kan hij het niet; ofwel wil en kan hij het. Indien hij het wil en niet kan , is hij onmachtig. Indien hij het kan en niet wil, heeft hij ons niet lief.  Indien hij het wil noch kan, is hij noch goed noch almachtig.  Indien hij het wil en kan – en dat is het enige dat God past -, vanwaar komt dan het feitelijk kwaad en waarom neemt hij het niet weg ?” (2)

“Deus, inquit, aut vult tollere mala et non potest, aut potest et non vult, aut neque vult neque potest, aut et vult et potest.  Si vult et non potest, inbecillus est, quod in deum non cadit; si potest et non vult, invidus, quod aeque alienum est a deo; si neque vult neque potest, et invidus et inbecillus est ideoque nec deus; si et vult et potest, quod solum deo convenit, unde ergo sunt mala aut cur illa non tollit ?”

Dit deductief argumentatieschema rekent men tot de formele logica en heet een “modus tollens”, het ontkennen door de ontkenning (3).  Men noemt het ook wel een “tetralemma”.  Prof. Victor J. Stenger geeft in zijn boek een groot aantal van dergelijke tegenbewijzen (4).  Volgens de Duitse klassieke filoloog prof. Reinhold F. Glei (Universiteit Bochum) is dat fragment niet van Epicurus maar komt het uit een andere academische bron (5) maar dat zegt natuurlijk niets over de geldigheid van de argumenten.  Het werk van Lactantius werd door Jacques-Paul Migne opgenomen in de Patrologia Latina (PL 7, 121) en de originele tekst is digitaal beschikbaar (6).  Lucretius, de Romeinse dichter uit de 1ste eeuw v.o.t. heeft in zijn “De Rerum Natura” de hele leer van Epicurus in dichtvorm uiteengezet.  Later heeft men gepoogd om Epicurus in een kwaad daglicht te stellen door het te laten voorkomen alsof alles draait rond het streven naar zinnelijk genot.  In feite streefde hij en zijn aanhangers naar een optimale gelukstoestand gespreid over een lange tijd: zoveel mogelijk genieten van het leven maar zonder overdaad te doen.  Het gaat niet over het maximaliseren van hedonisme maar het bereiken van gemoedsrust en onverstoorbaarheid (de “ataraxia”).  Nu zou hij tegen de ratrace zijn in onze maatschappij en aandacht hebben voor milieuproblemen.  In zijn tijd bestonden er nog geen auto’s en dus heeft hij het ook niet over de CO2-uitstoot.  Wij moeten hem dus interpreteren, iets dat we ook met de Bijbel moeten doen waarin ook niks te vinden is over kernenergie.  De hedendaagse theologen en (christelijke) filosofen hebben er niets beter op gevonden dan het godsbegrip te verruimen om zo te ontsnappen aan het dilemma van een almachtige, alwetende en moreel perfecte god.  De theïsten moeten dan ook steeds maar nieuwe strategieën bedenken.  Maar zelfs wanneer men het kwaad overlaat aan “de vrije wil” van de mens ontslaat dat god (die niet bestaat) daarmee nog niet van zijn goddelijke verantwoordelijkheid.  Voor het duiden van het persoonlijke kwaad zitten ze steeds in het defensief, maar voor het natuurlijk kwaad (bijv. een aardbeving) heeft men de oplossing gevonden: dat is het werk van Satan! (7)

Willy Dezutter

Deze bijdrage over Epicurus is een addendum bij ons artikel “God en de Holocaust” op deze blog.

1 Vertaling prof. dr. Palmyre Oomen, Radboud Universiteit Nijmegen. Palmyre M.F. Oomen, Lijden als vraag naar God.  Een bijdrage vanuit Whitehead’s filosofie, in: Tijdschrift voor Theologie 34 (1994), p. 248.  Oomen vertaalt “mala” de eerste keer als lijden en de tweede keer als kwaad.  Het is juister om “mala” (zelfst. nw. kwaad = malus) te vertalen als kwaad zoals E. Vermeersch doet.  Zie voor de Duitse vertalingen onze Bijlage over het “Dilemma Epicureum” waar het kwaad of het kwade iedere keer als “Übel” wordt vertaald.  In de Engelse vertalingen gebruikt men consequent twee maal het woord “evil”, idem in de Franse vertalingen “le mal” of “des maux”.

2 Dirk Verhofstadt, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. Houtekiet, Antwerpen – Utrecht, 2011, p. 85.

3 Stanford Encyclopedia of Philosophy (editie 2015): Ancient Logic: The Stoics o.a. Epicurus.

4 Victor J. Stenger, God een onhoudbare hypothese. Ned. vert. Uitgeverij Veen, Diemen, 2008, p. 33-36 en met verwijzing naar M. Martin en R. Monnier (red.), The Impossibility of God. Amherst, New York, 2003, p. 59 voor het probleem van het kwaad. (zie hieronder)

  1. Als God bestaat, dan zijn de eigenschappen van God niet in tegenspraak met het bestaan van het kwaad.
  2. De eigenschappen van God zijn in tegenspraak met het bestaan van het kwaad.
  3. Daarom bestaat God niet en kan ook niet bestaan.

5 Reinhold Glei, Et invidus et inbecillus. Das angebliche Epikurfragment bei Laktanz, De ira Dei 13, 20-21, in: Vigiliae Christianae 42 (1988), 1, pp. 47-58.  Dit tijdschrift is “A Review of Early Christian Life and Language” uitgegeven door E.J. Brill, Leiden.

6 www.documentacatholicaomnia.eu /02m/0240-0320­,_Lactantius_De_Ira_Dei_MTL.pdf

7 Een goed verzamelwerk is M.M. Adams & R.M. Adams (red.) The Problem of Evil, Oxford University Press, Oxford, 1990 o.m. William Rowe, The Problem of Evil and Some Varieties of Atheism, pp. 126-137.

Bijlage

Hieronder volgt de Duitse vertaling van Prof. Reinhold Glei (p. 46 a.w. zie voetnoot 5).

“Entweder, so sagt er, will Gott die Übel aufheben, kann er aber nicht, oder er kann es zwar, will aber nicht, oder kann nicht und will auch nicht, oder will es und kann es.  Wenn er will und nicht kann, is er schwach, was Gott nicht zutrifft; wenn er kann und nicht will ist er miszgünstig, was mit Gott ebenso unvereinbar ist; wenn er weder will noch kann, ist er miszgünstig und schwach zugleich und daher kein Gott; wenn er aber will und kann, was allein Gott zukommt, woher kommen dan die Übel, oder warum hebt er sie nicht auf ?”

Ter vergelijking geven wij hier de Duitse vertaling van hetzelfde “argumentum Epicuri” uit de gepubliceerde dissertatie van Jan Baucke-Ruegg (Die Allmacht Gottes,1998, p. 39) (1).

“Entweder will Gott die Übel beseitigen und kann es nicht, oder er kann es und will es nicht, oder er kann es nicht und will es nicht, oder er kann es und will es.  Wenn er nun will und nicht kann, so ist er schwach , was auf Gott nicht zutrifft. Wenn er kann und nicht will , dann ist er miszgünstig, was ebenfalls Gott fremd ist.  Wenn er nicht will und nicht kann, dann ist er sowohl miszgünstig wie auch schwach und dann auch nicht Gott.  Wenn er aber will und kann, was allein sich für Gott ziemt, woher kommen dann die Übel und warum nimmt er sie nicht weg ?”

Bauke-Ruegg verwijst niet naar R. Glei en gaat er van uit dat het een tekst is van Epicurus zoals aangegeven door Lactantius.  Ook in de internationale literatuur houdt men vast aan Epicurus omdat het zo bekend staat.

We zullen hier niet grondiger ingaan op die Duitse vertalingen want dan dienen we ook Engelstalige en Franstalige equivalenten erbij te betrekken en wordt het een filologische studie.  Tot slot merken we op dat ook alle vertalingen van de Bijbel van elkaar verschillen.  De Rooms-Katholieke Kerk zag zeer lang de vertaling het liefst teruggaan op de Vulgaat (de vertaling in het Latijn door Hiëronymus, datering tussen 390 en 405 o. t.). In 1975 verscheen dan de Willibrordvertaling waar de godsnaam “Jahwe” werd vervangen door “Heer”.  Het boek Psalmen werd vertaald door de dichteres en classica Ida Gerhardt en haar partner de letterkundige Marie van der Zeyde.  De tweede, geheel herziene versie verscheen in 1995.  Daarin werd het vrouwonvriendelijk taalgebruik geweerd !   De gereformeerd-protestanten houden streng vast aan de Statenvertaling (Synode van Dordrecht 1618) hoewel er sinds 2014 ook een vertaling bestaat in “gewoon” Nederlands.  Die laatste van het Nederlands Bijbelgenootschap is echter minder plechtstatig en dan denken sommigen algauw dat god zelf niet aan het woord is (2).

Willy Dezutter

  • Jan Baucke – Ruegg, Die Allmacht Gottes. Systematisch-theologische Erwägungen zwischen Metaphysik, Postmoderne und Poesie. Uitgegeven door Walter de Gruyter, Berlin – New York, 1998, p. 39.
  • We vonden nog een leuk tetralemma, weliswaar niet van Epicurus en niet van dezelfde draagwijdte, maar gezien de weersomstandigheden bij ons valt het bijna dagelijks uit te testen:

Als het regent , word ik nat.

Ik word niet nat.

Dus: het regent niet.

Voor het deductief redeneren en de geldigheid van syllogismen, zie : Marc Brysbaert, Psychologie. Academia Press, Gent, 2006, pp. 364-369.

De “blijde boodschap”

Het woord “evangelie” betekent “het goede nieuws” of “de blijde boodschap”.

Deze “blijde boodschap” houdt in dat Jezus Christus stierf voor de zondaars en hun zonden in zich droeg tot op het kruis.  Hij werd begraven en is uit de doden opgestaan.

Hij heeft de zondaren gered en gaf het eeuwige leven als een gift aan eenieder die het wil aannemen. Dat is de ware of blijde boodschap.

Deze doctrine is gevestigd op het Nieuwe Testament, het tweede deel van de Bijbel, het heilige boek van de christenen.  Steeds meer mensen (ook zogenaamde gelovigen !) beschouwen het Nieuwe Testament (dat ze nooit hebben gelezen !) nog hooguit als een menselijk boek, maar dan wel een boek (in feite 27 boeken geschreven in de eerste en tweede eeuw na Christus) met betekenis voor de wereldliteratuur.  De twee kerngedachten, te weten de opstanding van Jezus en het geloof in zijn heilswerk, werden door de moderne theologen op basis van het historisch-kritisch bijbelonderzoek al lang afgewezen.  De Bijbel wordt niet meer beschouwd als het betrouwbare en absoluut geldende woord van god, behalve natuurlijk door orthodoxe gelovigen.

De bronnenkritiek en de vormkritiek hebben hun werk gedaan.  Bij een rationeel-wetenschappelijke benadering van de wereldbeelden is er geen plaats voor een god die niet bestaat.  Een god die ongevoelig is voor elk menselijk lijden (hij laat pelgrims op weg naar zijn moeder in Lourdes verongelukken met de autobus) en voor het kwaad (Auschwitz), kunnen we missen als kiespijn.  Er is in deze wereld geen overstijgende werkelijkheid.

Met Etienne Vermeersch, Paul Cliteur, Dirk Verhofstadt en anderen zijn we het eens dat de basis voor moraal niet kan teruggebracht worden op het bestaan van god.

De voormalige R.K. bisschop van Brugge Roger Vangheluwe diende op 22 april 2010 zijn ontslag in wegens seksueel misbruik van een minderjarige neef.  Over aartsbisschop André Léonard kunnen we kort zijn.  Die kwam zoveel in opspraak wegens zijn omstreden uitspraken (o.a. over homoseksualiteit) dat hij door zijn eigen bisschoppen het zwijgen werd opgelegd.  Zijn woordvoerder Jürgen Mettepenningen nam eveneens ontslag en noemde zijn baas een “spookrijder”.  Wel verklaart hij trouw te blijven aan het geloof.  Hij deelt hier dezelfde opvatting van de mensen die bij het verlaten van het kerkgebouw zeggen dat  de pedofiele priesters hen niet deren, want ze verliezen daardoor niet hun geloof.

Dat verschillende “bedienaren van de eredienst” niet deugen, tast hun geloof niet aan.  Nooit komt het bij hen op dat het product (de blijde boodschap) niet meer van deze tijd is, want een mooi verzinsel om de berusting te kunnen prediken (bij ondraaglijk lijden) of uitzicht te bieden op “eeuwig leven”.  Dat laatste sprookje is een vondst die iedereen troost moet kunnen brengen, gelovigen en “ietsisten”.  Hedendaagse theologen zoals Hans Geybels hebben het steeds over de terugkeer naar de essentie en omschrijven dat als “de evangelische aanpak”.  Ze verzuimen wel steeds om te zeggen wat daaronder moet worden verstaan.  De enige die een klare kijk heeft op de geloofscrisis is Mgr. Jozef De Kesel, de bisschop van Brugge, die onomwonden zegt: “Het is niet omdat we de Kerk moderniseren dat de mensen terugkeren” (interview Krant van West-Vlaanderen, 29.3.2013, p.3).

De kerk als organisatie mag dan wel in crisis zijn, maar dat komt niet door de organisatiestructuur als zodanig, maar omdat de waar die men probeert te slijten bij moderne mensen niet meer aanslaat.  Alleen heel jonge communicanten kunnen nog een tijdje geïndoctrineerd worden totdat ze er achter komen dat hun ouders en andere volwassenen logen: Sinterklaas bestaat niet !  Dit wordt overigens kunstmatig in stand gehouden omdat het aangestuurd wordt door het katholieke scholennet.  De secularisatie is een feit en dat valt niet meer te veranderen, niet door vrouwen tot priester te wijden noch door andere innovaties.  Ook tijdens de kerkdienst (het woord eucharistieviering schrikt af !) met beatmuziek, begonnen na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) in de late jaren zestig, is men er niet in geslaagd om de “blijde boodschap” te laten aanslaan bij ouderen noch jongeren.  Men heeft ontdekt dat men ook “in de hemel kan komen” (…) zonder Jezus te volgen.  Hij is niet meer de bron van hoop en toekomst, omdat nu eenmaal niemand met gezond verstand gelooft dat god zijn zoon naar de aarde stuurde en na hevig lijden en sterven weer lichamelijk opnam.  Met of zonder drumstel: god bleef doof.  Het verwerven van een hemels bestaan staat bij de moderne mens niet meer zo hoog aangeschreven.

De jongeren gaan alleen nog, zoals in de Nederlandse “ bible belt”, gedwongen naar de kerk.  Van de wieg tot het graf tracht men daar de kudde bijeen te houden.  Met warme chocolademelk op Kerstmis als smeermiddel voor de huwelijksmarkt.  Liever inteelt dan diversiteit.  Maar het zijn gezagsgetrouwe Oranjeklanten en geen terroristen.  Godsdienst als opium voor het volk.  Het werkt nog altijd en met de steun van de staat en de binnenlandse veiligheidsdienst.  Godvrezendheid als garantie voor sociale orde.

Bij de katholieken werd er in 1968 lacherig gedaan over de encycliek Humanae Vitae van paus Paulus VI, waarin nadrukkelijk anticonceptiva (zoals de in opkomst zijnde anticonceptiepil) verboden werden.

Het echte probleem van de kerk is dat ze alleen nog groeit in Zuid-Amerika (behalve Argentinië) en Afrika.  Maar in het Westen is het gedaan met pelgrims die op hun knieën naar het Mariabeeld kruipen (Onze Lieve Vrouw van Guadalupe, Mexico-Stad; sinds 1945 ook patrones van heel Latijns-Amerika !).  Pasen als het geloof in de opstanding uit de doden krijgt men niet meer zo vlot verkocht, in tegenstelling tot paaseieren en paashazen.  Zelfs de apostelen geloofden het niet.  Het geloof probeert het onmogelijke toch mogelijk te maken, door ons te sussen met de naïeve gedachte dat dit ons bevattingsvermogen overstijgt.  Het doet denken aan de gladde praatjes van goed getrainde verkopers, een beetje zo als in het sprookje van “de nieuwe kleren van de keizer”.  In dat sprookje van Hans Christian Andersen toont de keizer zich naakt aan het volk omdat hij de kleermakers had bevolen om een gewaad te maken uit een stof die niet bestaat.  Je moet inderdaad al goed je fantasie laten werken om mee te gaan in zo’n infantiel verrijzenisverhaal.  Alleen kinderen kan men nog van alles ongestraft wijsmaken; zij zijn onbevangen door onwetendheid en daardoor gemakkelijke slachtoffers.

Het paternalisme van de nieuwe paus Franciscus zal daar niet veel aan veranderen.  Hij is nu eenmaal geen bevrijdingstheoloog.  Het is de verkeerde versoberingspolitiek.  Men moet de barmhartigheid niet prediken maar op wereldniveau onderhandelen over structurele maatregelen zodat er een herverdeling komt en meer solidariteit.  Hier geldt nog steeds de tweespraak tussen paus en koning: “Houd jij ze arm, dan houd ik ze dom”.  Uiterlijk vertoon van nederigheid om het machtsinstituut in stand te houden lijkt veel op een “jezuïtenstreek”.

Dat blijft natuurlijk een aantrekkelijk vooruitzicht voor diegenen die hun verblijf op aarde zien als een passage van het tranendal.  Net zo min als het plegen van ontucht door geestelijken komt dit soort bedriegerij voor een burgerlijke rechtbank.

De ethiek stelt vragen over deugdzaamheid en rechtvaardigheid.  Als humanisten hoeven wij geen lessen meer te krijgen uit Mechelen en Rome.  Toch zou de “consument” moeten beschermd worden.

De Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran (1911-1995) beweerde ooit het volgende: “God heeft heel veel te danken aan Johann Sebastian Bach”.  Wanneer men iets probeert te verkopen is de consument altijd kieskeurig maar in geloofszaken is hij nooit kritisch.  De muziek van Bach is dan voldoende om heel het machtsapparaat van het feestkatholicisme te laten zegevieren.

Ons vergelijkend warenonderzoek is voor alle godsdiensten van het boek hetzelfde (er verongelukken ook pelgrims op weg naar Mekka !): getest maar wel te licht bevonden.

En dat is de ware reden voor kerkverlating: de mensen zijn gelukkig te slim geworden en beseffen dat men hen vroeger “wat heeft wijs gemaakt”.  Zoals ze het zelf luid formuleren.

Zelf leren nadenken.  Het is een modern maar efficiënt verschijnsel.

Het vagevuur en de hel werden verwezen naar fabeltjesland, het biechten (de individuele biecht in de biechtstoel) en de vleesderving (vasten) geraakte in onbruik, kortom de Tweede Beeldenstorm was een feit.  Het is allemaal de schuld van Satan … zeggen de conservatieve priesters die hopen op een restauratie van de oude toestand.

Maar de verstandige burgers doen liever iets uit liefde voor de medemens dan uit liefde voor een onzichtbare en machteloze, want onbestaande (1), god.  “Behandel anderen zoals je door hen behandeld wil worden”.  Die gedragsregel is universeel en komt reeds voor in China (Confucius), het oude Egypte en Griekenland.  Het is zo veel ouder dan de prediking van de naastenliefde door Jezus Christus in de Bergrede.  Waarom heeft men niet genoeg aan die basisformule ?  Wellicht heft dit het mysterie te veel op en dan is het niet meer spannend genoeg.

“Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.”  Leer deze stelregel van buiten.  Het is vrijgesteld van genade.

Willy Dezutter

(1)   Sterk aanbevolen Herman Philipse, Atheïstisch manifest en De onredelijkheid van religie (1995 en 2004, uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 198  blz.).  Prof. dr. mr. Herman Philipse (Universiteit Utrecht) gaf een uitgebreidere versie in zijn boek God in the Age of Science ? A Critique of Religious Reason. Oxford University Press, Oxford, 2012,360 blz.

Zie ook: Etienne Vermeersch, Atheïsme. Uitgeverij Luster, Antwerpen,2010. Een heldere uiteenzetting in 62 blz. Sterk aanbevolen kennismaking met het onderwerp.

Zingeving

Het leven is absurd, we worden geboren om te sterven.  En toch moeten we proberen om ons leven zin te geven.  Indien alles volstrekt zinloos is geworden, blijft enkel nog de zelfmoord over.  Maar het is geen optie: “Il faut imaginer Sisyphe heureux” (Albert Camus).  Dus blijven zweten en zwoegen. En in het allerlaatste stadium, bij ondraaglijk lijden, lijkt het verzoek om euthanasie wel redelijk.  De strijd om het bestaan (op tijd aflossen van je hypotheek) vergt reeds genoeg tijd en aandacht om iedere dag zinvol bezig te blijven.  Velen zoeken zin (of is het troost ?) in religie maar men kan ook genieten van de muziek van Mozart of van seks.  Men kan zich ook verdiepen in het seksleven van de geleedpotigen.  Niet alle intellectuele bezigheden maken een mens gelukkig.  Men kan op vakantie gaan naar Toscane, maar wandelen aan de boorden van de Leie biedt een goedkoper alternatief, hoewel daar ook dure restaurants te vinden zijn.  Veel geld verdienen en macht nastreven komen zowel voor bij gelovigen als niet-gelovigen.  Men kan genetisch verder leven in zijn kinderen en kleinkinderen maar evenzeer perfect gelukkig kinderloos door het leven gaan.  De vergrijzing zorgt zelfs voor achterkleinkinderen en het probleem van de erfenissprong.  Over luxeproblemen gesproken!

In ieder geval is de zingeving iets dat wij ons zelf geven: de illusie ter overleving. Die zingeving komt niet uit het niets maar moeten we zelf opbouwen.  Het is trouwens niet moeilijk om een houvast te vinden zolang men gespaard blijft van ziekte en honger.  Naar een cd (het mag ook een ipod zijn !) van Mozart luisteren in de Syrische vluchtelingenkampen in Turkije of in zijn eigen luie zetel, dat gaat over meer dan een etnisch verschil.  Ieder moet voor zichzelf zijn “romantisch” mensbeeld en wereldbeeld proberen te volgen.  Men hoeft geen darwinist te zijn om een postzegelverzameling aan te leggen; ook gelovigen hebben recht op geluk. De christelijke moraal en de humanistische moraal kunnen op aarde voor dezelfde vluchtweg kiezen.  Nu moeten beide partijen het er nog over eens worden dat er ook moraliteit mogelijk is zonder religie.  We hebben een god niet nodig om goed te handelen.  Streef dan ook geen doelen na die hoger zijn dan jezelf.

Vooraanstaande moraalfilosofen van bij ons zoals Etienne Vermeersch, Patrick Loobuyck, Dirk Verhofstadt en Paul Cliteur (Universiteit Leiden), hebben al voldoende aangetoond dat de moraal niet hoeft gefundeerd te zijn in de “wil van god”.

Het morele gevoel creëert de morele wet en niet het omgekeerde.

In dat rijtje horen natuurlijk ook de buitenlandse geleerden Sam Harris (The end of faith, 2004), Richard Dawkins (The God Delusion, 2006), Daniel Dennett (Braeking the Spell, 2006) en de betreurde Christopher Hitchens (1949-2011) met zijn magistrale boek “God is not great” (2007), ook in Nederlandse vertaling verkrijgbaar (1).

Hebben we religie nodig om goed te zijn ?

De primatoloog prof. Frans de Waal beantwoordt deze vraag door te kijken naar apen en andere dieren.  In het goddeloze universum van de bonobo en de chimpansee bestaan medelijden, zorgzaamheid en rechtvaardigheid.  Dat deze eigenschappen ouder zijn dan de mensheid laat hij zien in zijn nieuwste boek “De bonobo en de tien geboden” (2).

Willy Dezutter

  1. Christopher Hitchens, God is niet groot. Hoe religie alles vergiftigt. Amsterdam, Meulenhoff, 2008, 317 pp.
  2. Frans de Waal, De bonobo en de tiengeboden-Moraal is ouder dan de mens. Atlas Contact, 2013, 256 pp.